Alle inhoud van de hoorcolleges voor deeltentamen 1 Klinische neuropsychologie met extra opmerkingen van de docenten. Hoorcolleges 1 t/m 8 volledig behandeld.
HC1:
Patiënt X
o Welke klachten rapporteert een patiënt?
o Zijn die passend bij het neurologisch of psychiatrisch beeld?
o Welke andere factoren kunnen van invloed zijn op de klachten?
o Waarom heeft de ene patiënt meer klachten dan de andere patiënt?
o Wat is het verwachte beloop?
o Kunnen we de klachten doen afnemen door middel van training?
Wat is klinische neuropsychologie?
o Relatie tussen hersenen en gedrag
o Toepassing in de klinische praktijk
o Zowel gericht op diagnostiek als behandeling
Historische schets:
o Jong vakgebied, sinds jaren ‘70 vorige eeuw
o Echter nadenken over hersenen en mentale functies is stamt al uit klassieke
oudheid
o Hippocrates: hersenen spelen belangrijkste rol (bij het lokaliseren van onze
cognitieve functies)
o Artisoteles: hart is zetel van de ziel
o Celtheorie (holtes in de hersenen, ventrikels, gevuld met vocht, hier zouden
de cognitieve functies en de ziel in zitten)
o Decartes (1596-1650): ziel in pijnappelklier/epifyse
Lokalisatie en gevalsbeschrijvingen
o Gall (1758-1828): buitenzijde van hersenen (cortex), je zou aan de buitenzijde
van de hersenen/schedel al kunnen zien waar de talenten van een persoon
liggen en wat voor soort persoonlijkheid iemand zou hebben. Hier komen
wiskundeknobbel en talenknobbel bijvoorbeeld vandaan. De cognitieve
functies zitten inderdaad aan de buitenzijde van de hersenen, maar voor de
rest is dit idee achterhaald.
o Phineas Gage (1848)
o Broca (1824-1880): patiënt “Tan”: Had geen taalproductie meer, maar
begreep iedereen nog wel goed. Het gebied van Broca is belangrijk voor de
taalproductie.
o Wernicke (1848-1905): zag tegenovergesteld beeld. Het gebied van Wernicke
is juist belangrijk voor het taalbegrip.
o Neiging naar meer holistische visie; Is het hele brein niet nodig voor de
cognitieve functies?
Experimentele psychologie
o Opzet eerste experimenten, vooral gericht op waarneming
o Objectieve, gestandaardiseerde methoden
o Kwantitatieve metingen van cognitieve functies
o Het meten van individuele verschillen, normgroepen
Eerste testen
, o Vooral gericht op voorspellen schoolsucces of geschiktheid voor militaire
dienst
o Binet (1857-1911): ontwikkeling intelligentietest
o Uitgangspunt voor ontwikkeling neuropsychologische tests
Plaats binnen gezondheidszorg
o Patiënten met hersenbeschadiging voorheen vakgebied neurologen en
psychiaters
o Sinds WOII in toenemende mate vakgebied van psychologen
o Luria: integratie van zowel holistische als lokalisatie theorieën
o Hersenen zijn als geheel verantwoordelijk voor gedrag, maar er zijn wel
gelokaliseerde deelfuncties te onderscheiden
Plaats binnen gezondheidzorg
o Dissociatie en dubbele dissociatie
o Ontwikkeling eerste neuropsychologische tests o.a. door Benton en
Warrington (links; inschatten oriëntatie van lijnen, midden; plaatjes uit
dagelijks leven, wordt steeds lastiger, rechts; number location op welk
nummer valt de stip als je ze over elkaar heen zou leggen?)
o 1967: oprichting International Neuropsychological Society
o 1976, eerste editie Neuropsychological Assessment, Lezak
Beeldvorming
o Vanaf 1980; locatie van hersenbeschadiging kan worden vastgesteld
o Neuropsychologisch onderzoek belangrijk om de gevolgen van de
hersenbeschadiging in kaart te brengen
o Geen 1 op 1 relatie (een beschadiging in een bepaald gebied wil niet meteen
een bepaalde cognitieve disfunctie aanwijzen, dit kan altijd anders zijn)
o Netwerkmodellen
, Huidige neuropsychologie
o 1970 Nederlandse Vereniging voor Neuropsychologie
o Individuele patiënt is een n=1 studie
o Breed werkveld
o Betrokken bij zorg (diagnostiek, indicatiestelling, behandeling) en
wetenschappelijk onderzoek
Klinische neuropsychologie bestudeert de relatie tussen hersenen en gedrag, bij
gezonden mensen en bij patiënten. De klinisch neuropsycholoog is een science-
practitioner (klinische praktijk en wetenschappelijk onderzoek).
Neuropsychologie in de praktijk
o Werkveld
o Neuropsychologisch onderzoek: n=1
o Diagnostiek
o Behandeling
o Casuïstiek
Werkveld
o In eerste werkgroep kennismaking met docent, verschillende ervaringen uit
het werkveld
o Ziekenhuis
o GGZ
o Revalidatie
o Langdurige zorg
o Forensische zorg
N=1
o Wetenschappelijke methode toepassen op het individu
Hypotheses formuleren ->medisch dossier
Literatuur review (wat past bij de mogelijke disfuncties/stoornissen
waar je aan denkt?)
Studie design -> opstellen testbatterij
Data verzameling -> testonderzoek afnemen
Conclusie
Neuropsychologisch onderzoek
o Meer dan alleen testonderzoek!
o Hypothese toetsende diagnostische cyclus
Vraagstelling
Dossieronderzoek (wat staat er in het medisch dossier? Wat kan mij
helpen bij het stellen van een diagnose?)
Hypotheses (Is er sprake van normale veroudering? Etc.)
Anamnese (patiënt) /heteroanamnese (bekende van patiënt)
, Testonderzoek (welke testen doe je wel en welke niet? Houd rekening
met de belastbaarheid.)
Observaties (Trilt iemand bij het drinken van koffie? Hoe doet iemand
de jas uit?)
Conclusies
Adviezen (Hoe kan iemand het beste omgaan met de cognitieve
disfuncties? Moet de patiënt over een half jaar nog een keer terug
komen om het beloop in kaart te brengen?)
Figuur van Rey
o Afwijkend of niet afwijkend?
o Welke cognitieve stoornis ligt hier aan te grondslag?
Mogelijk iets in de visus, motoriek, begrip van de opdracht, executief
functioneren
Betrouwbaarheid en validiteit
o Test-hertestbetrouwbaarheid
o Meet de test wat je beoogt te meten? Validiteit
o COTAN
Stoorfactoren:
o Beïnvloeden de testprestatie, vallen niet binnen meetpretentie van de test
o Visusproblemen, gehoorproblemen
o Pijnklachten
o Vermoeidheid
o Spanning
Onderpresteren of overrapportage
o Bewust of onbewust
o Anosognosie: Een verstoord of ontkend ziekte-inzicht. Het is een gebrek aan
besef dat er hersenletsel is opgetreden óf een gebrek aan de gevolgen
daarvan. Soms is wel sprake van ziekte-besef; iemand weet dat hij of zij een
ziekte heeft.
o Extern belang
o Afname prestatie-validatietaken (balans tussen sensitiviteit en specificiteit
(eruit halen van onderpresteerders, maar ook niet vals beschuldigen), onder
kansniveau), altijd meenemen, want je kunt nooit voorspellen of iemand gaat
onderpresteren of niet.
Afzetten tegen normgegevens
o Er zijn nu uniforme labels voor verschillende scores/prestaties, dit zijn 7
levels.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur annewilbiesheuvel. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,09. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.