Inleiding in de wetenschappelijke methode (PB2802)
Établissement
Open Universiteit (OU)
INCLUSIEF: belangrijke onderwerpen, uitleg van begrippen en samenvattende tabellen. Een overzichtelijke samenvatting gebaseerd op de reader, de leerdoelen van YouLearn en de podcasts voor het vak Inleiding in de Wetenschappelijke methode aan de Open Universiteit.
Tentamenstof jaar 22/23 - Studiet...
Inleiding in de wetenschappelijke methode (PB2802)
Tous les documents sur ce sujet (29)
29
revues
Par: kels1990 • 8 mois de cela
Traduit par Google
Not entirely since the transition to Brightspace! The summary itself is fine, some parts a little too concise, which is difficult to read if you don't know the material yet.
Par: mhummelman • 7 mois de cela
Par: jannekehendriks • 8 mois de cela
Traduit par Google
Good summary, the only problem is that the page numbering is missing.
Par: pamelaknol • 7 mois de cela
Par: namonline14 • 10 mois de cela
Par: vriesdir • 10 mois de cela
Traduit par Google
It looks neat but summarizes too many details instead of the core. In addition, there are too many language errors. That distracts while reading.
Par: marijkegunnink • 10 mois de cela
Afficher plus de commentaires
Vendeur
S'abonner
saartjekoning
Avis reçus
Questions d'entraînement disponibles
Oefenvragen - Inleiding in Wetenschappelijke Methode
Fiches85 Fiches
€2,995 vendus
Fiches85 Fiches
€2,995 vendus
Quelques exemples de cette série de questions pratiques
1.
Wat is het correspondentieprobleem?
Réponse: De vraag: als er een materiële wereld is en wij een innerlijk bewustzijn hebben, hoe zijn we er zeker van dat onze ideeën over de materiële wereld corresponderen met de wereld zelf?
2.
Wat is het verschil tussen kennis en een mening?
Réponse: Bij kennis is het een noodzaak dat er een goede rechtvaardiging is voor de opvatting en bij een mening is dit geen noodzaak
3.
Wat zijn volgens Peirce de 4 manieren om van twijfel af te komen?
Réponse: 1. Volharding en vermijding
2. Vertrouwen op de autoriteit van anderen
3. A-priori methode van fixatie
4. Wetenschappelijke methode
4.
Wat is het doel van toegepaste onderzoek?
Réponse: Kennis toepassen om problemen op te lossen d.m.v. voorspellen en controleren van gebeurtenissen
5.
Is de uitspraak \'Je moet voldoende sporten, want dat is gezond\' een voorbeeld van een descriptieve of een normatieve uitspraak?
Réponse: Normatieve uitspraak
6.
Wat is deductie?
Réponse: Een redenering van een algemeen principe naar specifieke gevallen
7.
Is het volgende een voorbeeld van inductie of deductie?
Alleen mensen zijn sterfelijk
Stefan is sterfelijk
Dus, Stefan is een mens
Réponse: Deductie
8.
Wat is het probleem van deductie?
Réponse: Uit geldigheid volgt niet per definitie waarheid
9.
Wat is inductie?
Réponse: Een redenering van een specifiek geval naar een algemeen principe
10.
Voor welk van de 3 filosofen uit de Griekse Oudheid was het gebruik van intuïtie kenmerkend?
Réponse: Aristoteles
Aperçu du contenu
Inleiding in de Wetenschappelijke Methode
Stefan Gruijters, Jenny van Beek, Marc v. Duijn, Jannes Eshuis & Julia Fisher
Open Universiteit, Heerlen
PB2802, 2022
Nederlands
Samenvatting Studietaak 1 t/m 9
Gemaakt door Saartje Koning
Inhoud
Studietaak 0: Voorbereiding .................................................................................................................... 2
Studietaak 1: Wetenschappelijke revoluties ........................................................................................... 4
Studietaak 2: Van witte, naar zwarte zwanen ....................................................................................... 15
Studietaak 3: Paradigma’s en wetenschappelijke revoluties ................................................................. 21
Studietaak 4: De onderzoeksprogramma’s van Lakatos ........................................................................ 26
Studietaak 5: Hypotheses, theorie en voorspellingen........................................................................... 29
Studietaak 6: Experiment ...................................................................................................................... 34
Studietaak 7: Causaliteit ........................................................................................................................ 40
Studietaak 8: Zuiver denken in de wetenschap ..................................................................................... 45
Studietaak 9: Wetenschappelijke integriteit en Open Science.............................................................. 49
,Studietaak 0: Voorbereiding
Leerdoelen volgens YouLearn:
▪ Definieer kennis in termen van een ware en gerechtvaardigde opvatting en het verschil tussen
kennis en een mening omschrijven
▪ Benoem 4 methodes om tot opvattingen te komen volgens Peirce en voorbeelden van elk van
deze methoden
▪ Omschrijf het verschil tussen fundamenteel en toegepast onderzoek
▪ Benoem welke doelen er respectievelijk door toegepast en fundamenteel onderzoek
nagestreefd worden
▪ Leg uit wat het verschil is tussen descriptieve en normatieve uitspraken
Wat is kennis?
Epistemologie = gebied wat zich bezighoudt met vragen naar kennis
Kennis = een opvatting, die waar en gerechtvaardigd is
3 kenmerken van het concept kennis:
1. Het is een opvatting
2. De opvatting moet waar zijn
3. Er moet een rechtvaardiging bestaan voor de opvatting
Waarom moet er ook een rechtvaardiging zijn?
→ Om toevallig ware opvattingen uit te sluiten als kennis
Verschil tussen kennis en een mening
Mening → geen noodzaak om een sterke rechtvaardiging voor te geven
Kennis → noodzaak dat er een goede rechtvaardiging is voor de opvatting
Twijfel en zoektocht
Peirce → publicatie ‘The Fixation of Belief’
▪ Visie: de mens wilt van nature bepaalde opvattingen over de wereld hebben en twijfel over
een opvatting zorgt voor een gevoel van onrust
2 mogelijke toestanden waarin mensen zich kunnen bevinden:
1. Toestand van overtuiging
2. Toestand van twijfel
4 manieren om van twijfel af te komen: (wordt ook behandeld in studietaak 1)
1. Volharding en vermijding
= alles en iedereen uit de weg gaan die twijfel in ons kan oproepen, zodat we aan onze
overtuigingen kunnen vasthouden
2. Vertrouwen op de autoriteit van anderen
= leggen de verantwoordelijkheid voor onze overtuigingen bij de mensen om ons heen
3. A-priori methode van fixatie
= kiezen overtuigingen die op dat moment het meest aantrekkelijk zijn
4. Wetenschappelijke methode
= methode die niet afhankelijk is van ons individuele standpunt
,Wetenschap als zoektocht naar kennis
Ryle → Publicatie ‘The Concept of Mind’ → over het verschil tussen weten dat en weten hoe
2 soorten onderzoek:
1. Fundamenteel onderzoek
= doel van onderzoek om kennis te vergaren
1. Systematisch beschrijven van de werkelijkheid
2. Verklaren waarom dingen zijn zoals ze zijn (hypothese en theorieën)
2. Toegepast onderzoek
= doel van onderzoek om kennis toe te passen om problemen op te lossen
a. Voorspellen van gebeurtenissen en fenomenen
b. Uitoefenen van controle op gebeurtenissen en fenomenen
CRAAP criteria = currency, relevance, authority, accuracy en purpose
Doel → kwaliteit en betrouwbaarheid van bronnen te waarborgen
Definities van wetenschap
Alledaagse definitie van wetenschap = verzameling van kennis die afkomstig is van zintuigen
▪ Hanteren van methoden en werkwijzen
▪ Empirisch = op basis van ervaringen en waarneming
Het empirische karakter heeft een geschiedenis wat te herleiden is tot de start van de
wetenschappelijke revolutie → Copernicus stelde voor het geocentrisch model te vervangen door het
heliocentrisch model
De invloed van Galilei hierop → belangrijke waarnemingen voor het heliocentrisch model
2 soorten uitspraken:
1. Descriptieve uitspraken
= wat is
Voorbeeld: sporters leven langer of een IW van 90 is beneden gemiddeld
2. Normatieve uitspraken
= wat wenselijk is
Voorbeeld: je moet voldoende sporten, want dat is gezond of een IW van 90 is niet zo goed,
want dat is beneden gemiddeld
,Studietaak 1: Wetenschappelijke revoluties
Leerdoelen volgens YouLearn:
▪ Op hoofdlijnen een tijdlijn schetsen van de wetenschapsgeschiedenis en daarin de volgende
tijdvakken met hun hoofdkenmerken plaatsen: oude Grieken, Romeinse Rijk, middeleeuwen,
wetenschappelijke revolutie, Verlichting en moderne tijd
▪ Op diezelfde tijdlijn de volgende filosofen plaatsen met een korte schets van hun benadering
en hun belangrijkste ideeën: Socrates, Plato, Aristoteles, Francis Bacon, René Descartes, John
Locke, George Berkeley, David Hume, Immanuel Kant en Charles Peirce
▪ Uitleggen wat het scepticisme, rationalisme en empirisme uit het oude Griekenland
inhouden, en wat daartussen de belangrijkste verschillen zijn
▪ Uitleggen hoe deze oude Griekse ideeën zich ontwikkelden tot het rationalisme, empirisme
en idealisme ten tijde van de Verlichting, en wat de belangrijkste verschillen zijn tussen deze
filosofische stromingen
▪ Beschrijven wat Francis Bacon bedoelde met zijn idolen, en deze bij jezelf identificeren en
daarop reflecteren
▪ Uitleggen hoe David Hume in zijn empirisme met een eerste psychologische theorie van de
wetenschapper kwam en daarmee wetenschap tot een menselijke onderneming maakte
▪ Uitleggen hoe Immanuel Kant in zijn transcendentaal idealisme onderscheid maakte tussen
de noumenale en fenomenale werkelijkheid en daarmee de valkuil van het idealisme
omzeilde
▪ Uitleggen hoe Charles Peirce in zijn pragmatisme stelde dat we niet moeten zoeken naar
kennis die waar is, maar naar kennis die waardevol is.
Overzicht van wetenschappelijke revoluties:
Tijd Naam Typering Filosofen
600 v.Chr. – 200 Griekse tijd Basis van het wetenschappelijk Socrates, Plato &
v.Chr. denken Aristoteles
> Rationalisme & Empirisme
200 v.Chr. – 500 Romeinse Rijk Praktische filosofie
n.Chr. > ethiek, recht en politiek
500 – 1500 Middeleeuwen Dogmatisch aristotelisch-christelijk
wereldbeeld
1500 – 1700 Wetenschappelijke Mechanisering van het wereldbeeld Bacon, Descartes, Locke,
revolutie Berkeley
1700 – 1800 Verlichting Opkomst van het kritisch denken Hume, Kant & Peirce
1800 - heden Moderne tijd Industriële en digitale revolutie
Aristotelisch-Christelijke wereldbeeld = beeld dat het universum in een perfecte, goddelijke balans is
met de aarde als middelpunt
Belangrijke namen:
▪ Copernicus → De publicatie van ‘De revolutionibus Orbium Coelestium’ → Eerste stap in
demystificatie van de wereld door de moderne mens
→ Beginpunt van de Wetenschappelijke revolutie = kritische denkers wijken af van
het geloof en proberen tot een meer wereldlijke filosofie over de werkelijkheid te
komen
▪ Kepler en Galilei → verdere mathematische modelering die het wereldbeeld van Copernicus
ondersteunen
▪ Newton → principe zwaartekracht
, → Beginpunt Mechanisering van het wereldbeeld in natuurkunde door het ontwerp
van klassieke mechanica (1687)
▪ Darwin → Publicatie van On the Origin of Species
→ Eindpunt/voltooiing van de wetenschappelijke revolutie
Psychologische revolutie
Belangrijke namen:
▪ Wundt, James & Freud → grondleggers van de moderne psychologie
▪ Skinner → systematisch mechaniseren van ons mensbeeld met behavioristische programma
en publicatie van The Behavior of Organisms (1938) → voltrekking van de wetenschappelijke
revolutie in de psychologie
Voordeel van focus op de mens → laat meer zien over de onderliggende, psychologische verandering
die ten grondslag ligt aan de wetenschappelijke revolutie
Veel filosofen hebben geprobeerd manieren te vinden om de mens te begrijpen en dit heet het
Correspondentieprobleem = probleem om de vraag hoe de inhoud van ons bewustzijn samenhangt
met de werkelijkheid. Als er een materiële wereld is en wij een innerlijk bewustzijn hebben, hoe zijn
we er zeker van dat onze ideeën over de materiële wereld corresponderen met de wereld zelf
Overzicht van de filosofen die besproken worden:
Filosoof Stroming & ideeën
Socrates > Scepticisme
‘Kennis van de wereld is afhankelijk van degene die naar de wereld kijkt en daardoor kunnen we
via waarneming nooit zekerheid bereiken over de aard van de werkelijkheid’
Plato > Rationalisme
> Deductie
‘we worden gereïncarneerd met de wereld van de ideeën en leren dus nooit iets nieuws, maar
herinneren alleen wat er al in ons aanwezig is’
Aristoteles > Empirisme
> Inductie
> Intuïtie
‘we worden geboren als een tabula rasa (blanco kleitablet), waarop de omgeving haar indrukken
achterlaat nadat we onze ogen openen’
Bacon > Combinatie van rationalisme en empirisme
> Publicatie: Novum Organum
tegen ongefundeerd gefilosofeer en klakkeloos accepteren van autoriteiten
> 4 idolen
> Begin Verlichting
Descartes > Rationalisme
> Cogito Ergo Sum
> Bestaan van bewustzijn zeker gesteld
‘als onze zintuigen ons af en toe bedriegen, kunnen we nooit zeker weten wanneer ze dat niet
doen en dus moeten we aan alles twijfelen’
Locke > Empirisme
> Waarnemingstheorie (sensatie, reflectie en 3 kwaliteiten)
‘mens wordt geboren zonder voorkennis’
Berkeley > Idealisme
> Esse est percipi
‘de innerlijke ervaring moeten we beschouwen als de werkelijkheid en ontkent de relevantie van
de realiteit buiten ons’
Hume > Empirisme
> Besef dat wetenschap mensenwerk is
, > The copy principle
> Impressies en Ideeën
Kant > Transcendentaal idealisme
> Formele analyse van wat kennis is
> Analytisch, synthetisch, a-priori & a-posteriori
> Noumenale en fenomenale wereld
> Eindpunt van de verlichting
Peirce > Pragmatisme
> Doubt-inquiry model
> Fixation of belief
‘mens is een natuurlijk, innerlijk gedreven en handelend individu en is op zoek naar stabiliteit’
1.1 De Griekse oudheid
3 belangrijke namen:
▪ Socrates
▪ Plato
▪ Aristoteles
Socrates → Kennis over de wereld is afhankelijk van degene die naar de wereld kijkt en daardoor
kunnen we via de waarneming nooit zekerheid bereiken over de aard van de werkelijkheid
▪ Scepticisme = het idee dat zekere kennis onbereikbaar is
Rationalisme en deductie
Plato → we worden gereïncarneerd met de wereld van de ideeën en leren dus nooit iets nieuws,
maar herinneren alleen wat er al in ons aanwezig is
▪ Leerling van Socrates
▪ De wereld van de Ideeën = de wereld van het verstand; de wereld van de ware kennis die
niet voor onze zintuigen bereikbaar is
▪ Rationalisme = kennis en de waarheid kunnen alleen worden verkregen d.m.v. de rede
→ Deductie = een redenering van een algemeen principe naar specifieke gevallen
Deductie komt tot uiting in een syllogisme die bestaat uit 2 premissen
1. Majorpremisse
= algemene kennis
2. Minorpremisse
= kennis die de majorpremisse met een specifieke instantie verbindt
Voorbeeld:
Alleen mensen zijn sterfelijk (majorpremisse)
Stefan is sterfelijk (minorpremisse)
Dus, Stefan is een mens (conclusie)
Probleem van deductie → uit geldigheid volgt niet per definitie waarheid
Ofwel, als we onze premissen zorgvuldig kiezen, hoeven we de conclusie daaruit niet te
betwijfelen. MAAR als er iets niet klopt in de premissen, kan de redenering kloppen, maar de
conclusie onjuist zijn.
Voorbeeld: Als je een ezel genaamd ‘Stefan’ hebt, dan klopt de redenering wel, maar
de conclusie niet
Empirisme en inductie
Aristoteles → we worden geboren als een tabula rasa (blanco kleitablet), waarop de omgeving haar
indrukken achterlaat nadat we onze ogen openen
▪ Leerling van Plato
▪ Empirie boven ratio, want kennis kan uitsluitend worden gevonden door observaties
, ▪ Empirisme = door te observeren kunnen we specifieke kennis opdoen over de wereld en door
die kennis samen te voegen, komen we tot een opvatting (een wereldbeeld)
→ Inductie = een redenering van een specifiek geval naar een algemeen principe
Voorbeeld:
Socrates is een mens en is sterfelijk
Plato is een mens en is sterfelijk
Aristoteles is een mens en is sterfelijk
Dus, alle mensen zijn sterfelijk
Probleem van inductie → elke observatie die je veronderstelling over de wereld bevestigt,
verhoogt de waarschijnlijkheid van die veronderstelling, maar maakt hem nooit met
zekerheid waar
▪ Gebruik van intuïtie → speciale eigenschap van onze geest die helpt om vanuit beperkt aantal
waarnemingen tot een algemeenheid te komen
Overzicht
Nadelen aan methodes:
▪ Inductief → leidt tot nieuwe kennis die we verzamelen met zintuigen, maar niet tot
algemeenheden die we met intuïtie maken
▪ Deductief → levert zekerheid, want correct uitgevoerde deductie is altijd geldig, maar leidt
niet tot nieuwe inzichten, want is gebaseerd op informatie wat we al wisten
Stroming Idee
Scepticisme We weten nooit zeker of kennis in ons bewustzijn overeenkomt met de wereld buiten
ons bewustzijn
Rationalisme Kennis over de wereld is aan ons gegeven in het verstand (ratio) en is aangeboren
Empirisme Kennis over de wereld vergaren we via onze zintuigen en alleen kennis afkomstig
vanuit waarnemingen (empirie) is wetenschappelijk
1.2 Sprong door de tijd
De grondslag voor de Romeinse ethika en politika → de denkbeelden van de Griekse filosofie
Hoe vermengt de antieke filosofie zich met christelijke dogma’s?
Romeinse Rijk begint uiteen te vallen en aandacht verschuift naar filosofie van Plato
→ dit sluit aan bij het Christendom, want idee van perfecte en onbereikbare wereld die de
waarheid bevat
Hoe heeft de uitbreiding van het Heilige Roomse Rijk tot meer kennis geleid?
Kruistochten voor de uitbreiding van dit rijk leidde tot contact met aangrenzende culturen
→ hierdoor meer kennis tot beschikking en nieuwe kennis over de Griekse oudheid wat werd
gevonden in andere culturen + de kennis van Aristoteles werd weer belangrijk
BELANGRIJK MOMENT → kennis van Aristoteles word christelijk en selectief geïnterpreteerd, maar
filosofie gaat zich weer bezig houden met wereldse zaken → barsten in kerkelijke wereldbeeld
Resulteert in de publicatie van Copernicus
> Revolutie zit in de manier waarop hij aantoont dat de aarde om de zon draait, dus
verandering in het denken i.p.v. kennis
,Francis Bacon
Bacon → Novum Organum (1620), tegen het ongefundeerd gefilosofeer en klakkeloos accepteren van
autoriteiten
▪ Empirist
▪ Idolen (Bias) = vertekening die verankerd is in onze geest en zorgt ervoor dat wij niet
onbevooroordeeld naar de wereld kunnen kijken
4 categorieën van idolen:
1. Idola tribus
= aangeboren neiging om te snel conclusies te trekken en daaraan vast houden
2. Idola specus
= persoonlijke eigenaardigheden die het gevolg zijn van opvoeding,
gewoontevorming of toevalligheden gedurende onze ontwikkeling
3. Idola fori
= verwarrend taalgebruik
4. Idola theatri
= theaterstukken die niet gebaseerd zijn op onbevooroordeelde observatie
BELANGRIJK MOMENT → Bacon’s visie → nieuwsgierigheid en constructieve kritische houding levert
meer inzicht op dan vertrouwen in autoriteiten → begin van de Verlichting
1.3 De vonk van de Verlichting
Centraal idee van de Verlichting = loslaten van religie als bron van kennis en terugkeren van het
kritische denken
3 belangrijke namen:
▪ Descartes
▪ Locke
▪ Berkeley
Hun kernvraag: hoe kan de mens kennis opdoen over de realiteit en wat is de status van die kennis?
René Descartes
Descartes → als onze zintuigen ons af en toe bedriegen, kunnen we nooit zeker weten wanneer ze
dat niet doen en dus moeten we aan alles twijfelen
▪ Handige methode volgens hem, want; twijfelen tot we iets tegenkomen waar niet aan te
twijfelen valt en dus is het een absolute waarheid
▪ Verschil met scepticisme van Socrates (weet niets zeker) → weet 1 ding zeker: Cogito Ergo
Sum = dat hij een twijfelende en denkende entiteit is
▪ Belangrijke ontdekking → het bestaan van zijn bewustzijn zeker gesteld
▪ Tegenstelling tot verlichtingsideaal → laat god weer binnen om de fysieke wereld te verklaren
die hij had weggeredeneerd met zijn methode
Welke standpunten van de oude Grieken kunnen we terugvinden bij Descartes?
= Rationalist die sceptisch is (cogito ergo sum)
John Locke
Locke → mens wordt geboren zonder voorkennis en probeert vervolgens een waarnemingstheorie op
te stellen die verklaart hoe er een representatie van de wereld in ons bewustzijn kan ontstaan
▪ Empirisme
▪ Waarom zijn ideeën niet aangeboren? → we moeten kinderen onderwijzen en het feit dat dit
moet gebeuren, zegt dat dit niet aangeboren is
▪ Waarnemingstheorie = verklaart hoe de buitenwereld beelden in ons bewustzijn achterlaat
, 2 fases van waarnemingstheorie:
1. Sensatie
= ruwe indrukken zoals kleuren en vormen betreden onze zintuigen
2. Reflectie
= ruwe ervaringen samensmelten tot een ervaring van samengestelde objecten
3 soorten kwaliteiten die een object kan bezitten
1. Primaire kwaliteiten
= eigenschappen van object die objectief en onafhankelijk zijn van de waarnemer
Vb. grootte, vorm, aantal en beweging
2. Secundaire kwaliteiten
= eigenschappen van object die afhankelijk zijn van de waarnemer
Vb. kleur, geluid en smaak
3. Tertiaire kwaliteiten
= kwaliteiten van personen of geesten
Vb. intelligentie, emoties, wil en vermogens
Kritiek → hij ontkomt niet aan subjectieve karakter van beelden over de buitenwereld in ons
bewustzijn
Welke standpunten van de oude Grieken kunnen we terugvinden bij Locke?
= empiristische ideeën van Aristoteles met sceptische ondertoon
Berkeley
Descartes → conclusie dat we zelf bestaan als denkende entiteit
Locke → conclusie dat iedereen de wereld toch op hun eigen subjectieve manier beleeft
DUS, we zitten weer in onze eigen ervaring
Berkeley → de innerlijke ervaring moeten we beschouwen als de werkelijkheid en ontkent de
relevantie van de realiteit buiten ons
▪ Betwijfelt onafhankelijkheid van secundaire kwaliteiten → vorm/grootte van een gebouw
kan veranderen in ander licht of bekijken vanuit andere plek
▪ Idealisme = onze werkelijkheid bevindt zich in de ervaring en ons bewustzijn is bepalend voor
die werkelijkheid. Het wel of niet bestaan van een feitelijke wereld is daarmee irrelevant
▪ Motto → esse est percipi → zijn is waargenomen worden
Rationalisme en empirisme hebben moeite om het bewustzijn en de wereld aan elkaar te verbinden,
maar ze erkennen wel dat die wereld er is → Realisme
Welke standpunten van de oude Grieken kunnen we terugvinden bij Berkeley?
= Idealisme (radicaal sceptisch en radicaal empiristisch)
Wat is een harde randvoorwaarde voor de wetenschap?
= realisme
Stroming Idee
Idealisme Onze werkelijkheid bevindt zich in de ervaring en ons bewustzijn is bepalend voor die
werkelijkheid. Het wel of niet bestaan van een feitelijke wereld is daarmee irrelevant.
Realisme Er is een feitelijke wereld buiten onze ervaring, dus logischerwijs moet onze kennis
corresponderen met deze wereld. Roept correspondentieprobleem op.
, 1.4 David Hume: The copy principle
Hume → We hebben kennis nodig over het menselijke vermogen om kennis te vergaren →
waarnemingstheorie
Impressies en ideeën
Expliciet besef dat wetenschap mensenwerk is → verzamelen van kennis d.m.v. zintuigen
Percepties = inhoud van onze geest
2 categorieën van percepties
1. Impressies
= directe ervaringen zoals ze in ruwe vorm binnenkomen
> bijna gelijk aan primaire kwaliteiten
2. Ideeën
= vage kopieën van onze impressies die achterblijven nadat de bron van onze impressies
verdwenen is
> anders dan secundaire kwaliteiten → we kunnen geen idee van iets hebben wat we nog
niet ervaren hebben
The copy principle = de ideeën die bij ons achterblijven zijn uitsluitend kopieën van de wereld zoals
die zich aan ons voordoet via de zintuigen
Oplossing voor Bacon’s idolen → omdraaien van copy principle, dus als ideeën overeenkomen met
impressies die we kunnen opdoen in de werkelijkheid zijn ze betekenisvol
Voorbeeld: Zien van banaan → vormen van idee over banaan
Als we opnieuw een banaan zien, constateren we in de werkelijkheid dat ons bestaande idee
van een banaan overeenkomt met de impressie van de nieuwe banaan
Hoe komen we tot ideeën van dingen die we nog nooit ervaren hebben?
→ reeds bestaande enkelvoudige ideeën samenstellen tot nieuw idee
Voorbeeld: we hebben een idee van een roze komkommer, maar daarvoor moet je het idee
‘roze’ en ‘komkommer’ kennen
Passies en gewoonten
Hume → mens wordt geleid door passies die bepalen op welke doelen ons gedrag gericht is en
zorgen ervoor dat we een gewoonte vormen
Hoe vormen we een associatie tussen de passie, de situatie en het gedrag waarop we onze
toekomstige gedrag kunnen baseren?
Elke keer dat we een handeling vertonen in een situatie en succes behalen, ervaren we hoe
we onze passie tevreden kunnen stellen
> er zit geen logica in
Overeenkomst Hume en Aristoteles → gebruik van intuïtie om van onze ervaringen tot algemene
kennis te komen
Opvattingen van Hume:
▪ Oorzakelijkheid bestaat niet, maar is een gewoonte van de geest
▪ Psychologische theorie over de manier waarop de mens de wereld waarneemt en daarin tot
handelen komt
▪ Twijfelt over de zeggenschap van onze verstandelijke vermogens
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur saartjekoning. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.