Ik heb een 7.6 gehaald! De samenvatting bevat alle informatie voor het tentamen, hoorcolleges en het boek 'Praktisch Internationaal Recht' is samengevat . Daarnaast bevat de samenvatting plaatjes om te theorie te verduidelijken.
Internationaal recht = Het recht tussen staten onderling. Behoort tot het publiekrecht.
Volkenrecht = In de literatuur wordt vaak nog de term volkenrecht gebruikt. Maar de term
volkenrecht geeft de indruk dat de enige spelers in het internationaal recht alleen volken
zouden zijn. Daarentegen zijn staten juist de belangrijkste spelers in de internationale
rechtsorde.
Volk = Een gemeenschap, een groep mensen die in een bepaald land woont en die onder
andere geschiedenis, taal en cultuur met elkaar delen.
Zelfbeschikking = In beginsel betekent deze bepaling dat volken binnen een staat zelf mogen
bepalen hoe die staat wordt ingericht, bijvoorbeeld een staatsvorm als monarchie of een
autoritair systeem. Het kan ook gericht zijn op het individu dat zelf zijn keuzes maakt.
Internationaal vs nationaal:
- Internationaal; Dit is regelgeving die staten waardevol vinden om daadwerkelijk na
te komen, zoals verdagen en internationaal gewoonterecht.
- Nationaal; De soevereine overheid maakt wetten en regels voor burgers op het eigen
grondgebied.
Publiek vs privaat:
- Publiek; Bedenkt regelgeving om internationale problemen op te lossen, zoals
terrorisme of milieuvervuiling.
- Privaat; Richt zich met name op geschillen tussen natuurlijke personen en/of
rechtspersonen onderling. Met internationaal privaatrecht hebben we te maken met
een verbinding tussen twee of meer landen. Staten maken zelf internationaal
privaatrecht. In het internationaal privaatrecht wordt onderscheid gemaakt tussen;
o Formeel recht; Hier gaat het om het procesrecht. Dat gaat onder andere over de
rechtsmacht (welke rechter is bevoegd?), over de erkenning van buitenlandse
afspraken, authentieke akten en over internationale samenwerking tussen staten.
o Materieel recht; Hier gaat het om een de vraag welk recht van toepassing is.
Er is steeds meer sprake van relaties en overeenkomsten tussen mensen en bedrijven uit
verschillende landen. Dit heeft ertoe geleid dat landen met elkaar verdragen hebben
gesloten over hoe om te gaan met dit. Zo is er dus eigenlijk voor gekozen om ons
internationale privaatrecht af te stemmen met andere landen.
,Kenmerken van de internationale rechtsorde:
- Gelijkheid.
o Staten zijn gelijk aan elkaar; horizontale rechtsorde.
o Staten zijn soeverein; Staten kunnen zelf beslissingen nemen. Als een staat
zelfstandig bevoegd is om zijn eigen beslissingen te nemen, toont hij hiermee zijn
soevereiniteit. Dat kan een staat niet alleen doen om wetten voor het eigen
grondgebied te maken, maar ook door verdragen met andere soevereine staten te
sluiten. Een andere wijze om de soevereiniteit kenbaar te maken, is de rechtsmacht /
jurisdictie van een staat. Hierdoor kan een staat regels stellen of handhaven op het
eigen grondgebied ten aanzien van zijn burgers.
o Er is geen centrale wereldwetgever of centraal gezag dat het recht kan afdwingen.
o Rechterlijke beslissingen van internationale gerechtshoven zijn feitelijk niet
afdwingbaar.
- Afhankelijkheid / interdependent.
o Staten dienen met elkaar te onderhandelen en samen te werken.
o Kwesties zoals milieu of terrorisme kan een staat niet alleen oplossen. Om deze
kwesties aan te pakken, moeten staten met elkaar samenwerken. Dit kan op
regionale of mondiale basis plaatsvinden.
Vreedzame co-existentie = Staten zijn soeverein en zij willen dat dit erkend wordt door
andere staten. Staten willen vreedzaam naast elkaar bestaan. Zonder afhankelijkheid of
soevereiniteit en gelijkwaardigheid kan er moeilijk spraken zijn van vreedzame co-existentie.
Jurisdictie / rechtsmacht = Zelfstandige bevoegdheid tot het nemen van besluiten op het
gebied van wetgeving, rechtspreken en het uitvoeren en handhaven van regelgeving.
De internationale rechtsorde heeft een decentraal karakter, want het is verspreid. Staten
kunnen afspraken maken met andere staten. Dit kan gaan over verschillende onderwerpen
of een bepaalde vorm van samenwerking.
Het gevolg van het decentrale karakter van de internationale rechtsorde en
de soevereine gelijkheid van staten is, dat staten geen hogere macht boven zich hebben.
Hier zijn wel uitzonderingen op, zoals de bindende besluiten van de VN-Veiligheidsraad en de
sancties van de EU, maar dat is niet de regel. Staten hebben hier echter zelf, soeverein voor
gekozen en kunnen hier ook op terugkomen.
,Tot slot kan de internationale rechtsorde niet los worden gezien van het politieke klimaat in
een land. Wisselingen van de politieke wacht in staten kunnen leiden tot andere
internationale verhoudingen. Een groep die de macht grijpt in een land zal mogelijk andere
betrekkingen met andere staten onderhouden dan de vorige regering.
Rechtssubjecten = Zijn de zelfstandige dragers van rechten en plichten. Met andere
woorden, alle actoren die rechtsbevoegdheid bezitten. Het woord subject komt
uit het Latijn en betekent: ‘onderworpen zijn aan’. Door rechtspersoonlijkheid heb je:
- Hierdoor kan je internationale rechtshandelingen verrichten.
- Kan je aansprakelijk zijn voor schendingen van verplichtingen.
- Je kan rechten op internationaal niveau afwingen.
- Je hebt internationale rechten en plichten.
Vroeger was het internationaal publiekrecht het recht dat de verhoudingen tussen staten
regelde en daarom waren staten eerst de enige subjecten van internationaal recht. Maar dit
veranderde. Internationale organisaties, mensen, volken, de-factoregeringen en
bevrijdingsbewegingen kunnen, onder omstandigheden, dragers worden van
internationaalrechtelijke rechten en plichten. Zij kunnen zelfstandig deelnemen aan het
internationale rechtsverkeer. Men gaat er echter nog steeds vanuit dat alleen staten
volledige internationaalrechtelijke rechtspersoonlijkheid hebben. Zij zijn het immers die de
rechtssubjectiviteit van anderen mogelijk hebben gemaakt en nog steeds mogelijk maken,
door bijvoorbeeld internationale organisaties op te richten.
Internationale ondernemingen = Dit zijn ondernemingen die ook een internationaal
rechtssubject kunnen zijn, zoals multinationale ondernemingen of transnationale
ondernemingen.
- Multinationale onderneming = Een onderneming met een
hoofdvestiging in 1 land en nevenvestigingen in andere landen.
- Transnationale onderneming = Heeft geen moederland, maar verspreidt haar
activiteiten over meerdere landen.
De-factoregeringen = De officiële regeringen van staten hebben weinig tot geen controle
over (een deel van) hun grondgebied. Meestal hebben we dan te maken met opstandige
groeperingen die zich verzetten tegen het staatsgezag van de centrale overheid. Zulke
groeperingen hebben in feite de efficiënte en daadwerkelijke zeggenschap in deze gebieden.
Zij hebben een niveau van gezag en stabiliteit bereikt die lijkt op die van (internationaal
erkende) staten. Deze machthebbers worden in de praktijk weinig erkend.
Bevrijdingsbewegingen = Groeperingen die strijden tegen kolonialisme, racisme en bezetting
door een vreemde macht(hebber).
,Internationale organisaties = Staten kunnen internationaalrechtelijke organisaties
oprichten. Staten richten internationale organisaties op door verdragen met elkaar te
sluiten. Sinds de Tweede Wereldoorlog is de onderlinge onafhankelijkheid toegenomen en
dat heeft ertoe geleid dat men de gezamenlijke belangen steeds vaker via speciale
instellingen is gaan aanpakken.
Intergouvernementeel = Betekent letterlijk tussen (inter) regeringen (gouverment). Dat kan
betrekking hebben op het karakter van een internationale organisatie of op de
besluitvorming van internationale organisaties. Besluiten op intergouvernementele basis zijn
besluiten op basis van unanimiteit. Staten kunnen dan niet tegen hun wil door die
internationale organisaties worden gebonden aan een besluit, want ze kunnen het zelf
blokkeren door tegen te stemmen.
Supranationaal = Betekent letterlijk boven (supra) naties (nationaal). Daarmee worden
internationale organisaties bedoeld die boven staten staan. Dat kan omdat lidstaten aan
instellingen van een organisatie bevoegdheden afstaan om wat betreft een aantal
onderwerpen besluiten te nemen waaraan de lidstaten zijn gebonden, vaak ook tegen hun
wil in. Bijvoorbeeld de EU.
Non-gouvernementele organisaties = Privaatrechtelijke organisaties die
grensoverschrijdende doelen nastreven. Het behartigen van een gezamenlijk belang berust
vooral op particulier initiatief en niet op dat van staten. Dat kunnen zowel ideële doelen zijn,
als ook belangenbehartiging of commerciële doelen. Onder de ideële ngo’s vallen bekende
organisaties als Amnesty International, het Rode Kruis en het Wereld Natuurfonds. Deze zijn
in ieder geval rechtspersoon naar nationaal recht. In Nederland zijn deze ngo’s vaak als
stichting of als vereniging opgericht op basis van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek en
daarmee kunnen ze zich in het privaatrechtelijke verkeer begeven, maar daarmee zijn ze niet
automatisch ook internationaal rechtssubject, ook al streven ze internationaalrechtelijke
doelen na. Sommige ngo’s zijn erkend bij internationale organisaties als de VN en de EU en
hebben in die context wel rechtspersoonlijkheid.
Gekwalificeerde meerderheid = Een meerderheid die vereist wordt om een bepaald voorstel
(nationale wet of een besluit van een internationale organisatie) aan te neme. Er is hier een
grotere meerderheid vereist, bijvoorbeeld 2/3.
Implied power = Leer van de impliciete bevoegdheden. Deze bevoegdheden staan niet
letterlijk in de verdragstekst, maar blijken uit het doel van het verdrag.
Samenloop = Situatie dat een internationaalrechtelijke regel in verschillende bronnen van
internationaal recht is terug te vinden. Meestal doordat een gewoonterechtelijke regel
wordt opgeschreven in een verdrag.
,Bronnen van het internationaal recht: In art. 38 van het Statuut van het Internationaal
Gerechtshof worden er internationale rechtsbronnen genoemd.
De geschreven rechtsbronnen zijn het verdrag, de rechterlijke beslissingen, de doctrine en
besluiten van internationale organisaties.
- Verdragen;
Ook wel handvest, statuur, protocol, conventie, convenant genoemd.
Verdragen zijn inmiddels de belangrijkste en meest voorkomende bron van recht. Omdat het
belang van verdragen zo is toegenomen, zijn regels vastgelegd voor de totstandkoming en
de werking ervan.
Art. 2 lid 1 sub a, Weens Verdragenverdrag (WVV), legt uit wat een verdrag is.
- Gewoonterecht;
Gewoonterecht is de oudste bron van internationaal recht en kan regionaal voorkomen en
wereldwijd. Het gewoonterecht wordt ingegeven als uiting van wat staten op dat moment
belangrijk vinden. Een staat kan zich verzetten tegen een regel van gewoonterecht door te
protesteren. Hierdoor wordt duidelijk dat een staat het met een gewoonterechtelijke regel
niet eens is. Dit kan zich uiten in een verklaring van het staatshoofd waarin het aangeeft het
niet eens te zijn met vorming van gewoonterecht. Het omgekeerde kan ook voorkomen;
door te zwijgen over een gewoonterechtelijke regel kan een staat hiermee instemmen.
Het gewoonterecht bestaat uit twee elementen:
1. Materieel element; Statenpraktijk, Staten moeten zich op een bepaalde manier
gedragen. De praktijk moet namelijk uniform (gelijkwaardig) en omvangrijk (breed) zijn.
2. Opinio Juris; Dit is de overtuiging van staten om een regel toe te passen, omdat men
vindt dat zo hoort. Men houdt zich aan de ongeschreven regel, omdat men de
overtuiging is toegedaan dat die regel moet worden nageleefd.
, - Algemene rechtsbeginselen;
Als verdragen of gewoonterecht geen antwoord kunnen geven op een
internationaalrechtelijk geschil, kan worden gezocht in een van de subsidiaire (aanvullende)
bronnen van internationaal recht: de algemene rechtsbeginselen. Het betreft beginselen die
voortkomen uit het nationale recht die voorkomen in verschillende landen en die beginselen
moeten zich er ook toe lenen dat ze worden omgezet naar internationaal recht. Algemene
rechtsbeginselen zijn geen gedragsnormen, maar worden meer gezien als een vertrek- of
startpunt van waaruit de basis wordt gelegd voor gedrag. Veel van deze beginselen komen
voort uit het privaatrecht en dan met name het verbintenissenrecht. Dat is geen toeval,
want in het internationaal recht gaat het vaak over overeenkomsten tussen staten.
Voorbeelden: goede trouw en de redelijkheid en billijkheid.
- Rechterlijke beslissingen;
De rechterlijke beslissingen of jurisprudentie omvat de geschreven uitspraken van rechters.
In het internationale recht gaat het dan om rechters van
internationale organen, ingesteld door een internationale organisatie.
- Doctrines;
De opvattingen van de meest bevoegde schrijvers. Men stelt zich voor dat een internationaal
geschil is aangebracht bij een internationale rechter en dat deze op basis van de andere
bronnen van recht niet of moeilijk tot een antwoord op de voorliggende rechtsvraag komt,
dan kan hetgeen door wetenschappers is onderzocht en uitgezocht behulpzaam zijn om tot
een oplossing van het geschil te komen.
- Eenzijdige handelingen en verklaringen;
Dit zijn feitelijke handelingen die een rechtsgevolg hebben of rechtshandelingen.
Handelingen die dus gericht zijn op een bepaald rechtsgevolg. Ze kunnen ingeschreven of
ongeschreven vorm voorkomen. Ongeschreven vorm kunnen verklaringen zijn van een
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur SeraKalisvaart. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.