In het noorden van Italië was de internationale handel al vroeg op gang gekomen. Daardoor waren er
relatief veel rijke handelaren, die zich een leven vol weelde konden veroorloven. Zij lieten prachtige
huizen bouwen en kochten standbeelden, schilderijen en andere kunstwerken. Dat de renaissance
(cultuurstroming die de mens centraal stelde en de kunst uit de klassieke oudheid als voorbeeld
nam) in Italië begon, is dus niet bijzonder: er was een groep mensen die interesse had in het laten
maken van kunstwerken en die dat bovendien kon betalen. Een andere reden dat de renaissance in
Italië begon, is dat daar nog veel klassiek erfgoed aanwezig was. Handelaren en, eerder, kruisridders,
hadden daarnaast veel klassieke teksten en kunstwerken vanuit het Midden-Oosten naar Italië
gebracht.
Natuurlijk werd in de Middeleeuwen veel nagedacht. De Kerk stimuleerde dit, maar alleen zolang
nieuwe inzichten niet tegen de kerkelijke leer ingingen. De middeleeuwse denkwereld was vooral
gericht op het geloof en op de zorg om na de dood een plek in de hemel te krijgen. De rijke burgerij
van de vijftiende en zestiende eeuw ontwikkelde een andere levenshouding, waarin het hier en nu
soms belangrijker was dan het hiernamaals. Dit heette het humanisme: geestelijke beweging uit de
15e en 16e eeuw die zich kenmerkte door studie van de klassieke oudheid en door zelfstandig en
kritisch denken. Humanisten bediscussieerden ook kerkelijke zaken als zij daar aanleiding toe zagen.
Dit deed bijvoorbeeld de Nederlandse humanist Erasmus. De Kerk gebruikte een oude vertaling van
de Bijbel, de Vulgaat. Erasmus wilde op basis van de oudst overgeleverde Griekse en Latijnse teksten
een wetenschappelijk verantwoorde Bijbelvertaling maken. Hij ontdekte veel fouten in de Vulgaat,
en hij bracht de kerk daarmee in de problemen.
5.2
Omstreeks 1450 beperkte het wereldbeeld van de Europeanen zich tot Europa, Noord-Afrika en
kleine delen van Azië. In de late Middeleeuwen werd de handel steeds internationaler. Brugge word
het knooppunt tussen 2 grote handelsnetwerken. Rond 1450 was de topografische kaart van het
Middellandse Zeegebied dankzij alle handelscontacten behoorlijk gedetailleerd en betrouwbaar
ingetekend. Voor de wereldkaart gold dat nog niet. Toscanelli, een wetenschapper uit Florence,
leerde wereldkaarten kennen die waren gemaakt door Griekse cartografen uit de eerste eeuw, zoals
Ptolemeüs en Strabo. Toscanelli combineerde de gegevens uit hun kaarten met nieuwe Europese en
Arabische kennis over zeeroutes en kustlijnen. Deze wereldkaarten waren niet betrouwbaar.
Doordat de Arabieren, Ottomanen en Noord-Italianen wilden verdienen aan de handel in Aziatische
producten, waren deze producten in landen als Portugal en Spanje erg duur. Zelf handelen met Indië
zou goedkoper zijn. Over land was dit onmogelijk. De Arabieren en Ottomanen weigerden Europese
handelaars toegang tot hun gebieden. Daarom organiseerden Portugese koningen ontdekkingsreizen
langs de Afrikaanse kust, om zo een zeeroute naar Indië te vinden. Indië was geen land, maar de
naam voor het gebied waar de zo gewenste Aziatische producten vandaan kwamen. De Portugezen
verkenden verschillende eilandengroepen langs de Afrikaanse kust, zoals de Canarische en de
Kaapverdische eilanden. In 1488 voer Bartolomeus Diaz als eerste om de zuidpunt van Afrika. In 1497
bereikte Vasco da Gama de westkust van India.
De Portugezen bezetten er kustplaatsen en eilanden en versterkten deze met forten en soldaten.
Vanuit deze factorijen ( versterkte handelsnederzetting van een Europees land in Afrika of Azië)
dreven zij handel met de inheemse bevolking (oorspronkelijke bevolking). Zo veroverden Portugezen
een belangrijk aandeel in de handel in zijde, specerijen en andere Aziatische producten. Deze handel
, was zeer winstgevend, maar ook erg riskant. In sommige jaren kwam minder dan de helft van de
schepen die vanuit Portugal naar Azië vertrokken, terug. Arabieren en Ottomanen beheersten de
landroute, Portugezen de zeeroute. Ook de Spaanse koning Ferdinand en koningin Isabella, de
grootouders van Karel V, waren zeer geïnteresseerd in het vinden van een zeeroute naar Azië. De
Genuese handelaar Christoffel Columbus kende de kaart van Toscanelli. Hij meende dat hij Indië kon
bereiken door naar het westen te varen. Columbus vroeg de Portugese koning om geld om dit
stoutmoedige idee uit te voeren, maar deze wees hem af. De Spaanse koning en koningin hadden
wél interesse en in 1492 kon Columbus drie schepen uitrusten. Na vijf weken varen arriveerde
Columbus in de Caraïben. Hij noemde de inwoners van gebieden waar hij aan land ging indianen,
omdat hij dacht Indië te hebben bereikt., Om te voorkomen dat Spanje en Portugal onderling in
oorlog zouden raken over de macht in de Nieuwe Wereld, kwam onder leiding van de paus in 1494
het Verdrag van Tordesillas tot stand. Daarin werd de westelijke helft van de wereld toegewezen aan
Spanje en de oostelijke helft aan Portugal. Spoedig bleek dat de oostpunt van Zuid-Amerika veel
verder oostelijk lag dan waarvan bij het sluiten van het Verdrag van Tordesillas was uitgegaan. De
scheidslijn was daardoor te veel naar het westen komen te liggen. Onbedoeld kwam Brazilië zo in
Portugese handen.
De Nieuwe Wereld trok avonturiers aan, die werden gelokt door verhalen over enorme
goudvoorraden. Vooral verarmde Spaanse adel ging in Amerika op zoek naar rijkdom en geluk.
Deze conquistadores ( Spaanse veroveraars die een groot deel van midden- en Zuid-Amerika onder
Spaans bestuur brachten) trokken gewapend het binnenland in. Hernán Cortés viel in 1519 met
enkele tientallen conquistadores het gebied van de Azteken binnen. Deze indianen met een
hoogontwikkelde cultuur waren oppermachtig in Midden- Amerika. Zij leefden in grote steden.
Handelaren, ambachtslieden en boeren zorgden voor een bloeiende economie. De conquistadores
sloten bondgenootschappen met inheemse stammen die vijandig stonden ten opzichte van de
Azteken. Al snel braken gevechten uit. Hoewel de Azteken ruimschoots in de meerderheid waren,
legden ze het af tegen de Spaanse vuurwapens. Hun pijlen ketsten bovendien af op de borstplaten,
beenplaten en helmen van de Spanjaarden, die hoog op hun (voor Azteken eveneens onbekende)
paarden zaten. Maar het grootste gevaar was onzichtbaar: de ziektekiemen die de Spanjaarden bij
zich droegen. Indianen waren niet bestand tegen Europese ziektekiemen en dus stierven ze er
massaal aan. Na twee jaar gaven de Azteken zich over. Een groot deel van hen was toen al dood, de
hoofdstad Tenochtitlan en enkele andere steden waren vernietigd en van de hoogstaande cultuur en
het handelsnetwerk was vrijwel niets over. Conquistadores die gebieden veroverden, kregen als
beloning grote landgoederen. Lokale indianen werkten er verplicht op plantages en in mijnen. Maar
zij waren niet bestand tegen het zware werk en de uitbuiting leidde tot veel slachtoffers. De Spaanse
geestelijke De Las Casas trok door de Nieuwe Wereld en pleitte ervoor om de indianen te sparen en
in plaats daarvan Afrikaanse slaven in te zetten voor het werk. Dit pleidooi van De Las Casas leidde in
1542 tot de Nieuwe Wetten. Daarin was vastgelegd dat indianen volwaardige mensen waren die,
mits zij christelijk werden, niet mochten worden uitgebuit. De wetten veranderden in de praktijk
weinig. De uitbuiting van indianen ging gewoon door. Door de massale sterfte van indianen ontstond
er behoefte aan nieuwe werkkrachten. Met behulp van trans-Atlantische slavenhandel werden
Afrikaanse slaven naar Amerika vervoerd.
De ontdekking van Columbus kreeg enorme gevolgen. Voor de indianen bleek de komst van de
Spanjaarden ronduit rampzalig. Ziekten, geweld en ontbering kostte negentig procent van hen het
leven. Spaanse missionarissen trokken het gebied binnen en bekeerden indianen tot het
christendom. Veel indianen bleven echter ook hun oude goden aanbidden, hoewel dat niet was
toegestaan.
Er ontstond driehoekshandel tussen Europa, Afrika en Amerika. Europa leverde wapens,
textiel en luxegoederen aan Afrika en Amerika. Vanuit Afrika brachten handelaren Afrikaanse
slaven naar Amerika en verkochten die daar. Europa leerde Amerikaanse producten kennen,
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur amberdenhartog. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.