Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Baarda - Dit is onderzoek! Samenvatting met alle begrippen. €3,49   Ajouter au panier

Resume

Baarda - Dit is onderzoek! Samenvatting met alle begrippen.

81 revues
 11193 vues  421 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Samenvatting van 'Dit is onderzoek!' van Ben Baarda, ISBN 3867. Met alle begrippen uit het boek, formules en soms extra uitleg van internet of college-aantekeningen.

Aperçu 6 sur 22  pages

  • Oui
  • 27 janvier 2013
  • 22
  • 2012/2013
  • Resume

81  revues

review-writer-avatar

Par: michael_arsenal9 • 4 année de cela

review-writer-avatar

Par: basjandees25 • 4 année de cela

review-writer-avatar

Par: behzatdehati • 5 année de cela

review-writer-avatar

Par: denisestinstra • 5 année de cela

Traduit par Google

Complete with easy definitions, often better explained than in the book.

review-writer-avatar

Par: roykuhlemann • 6 année de cela

review-writer-avatar

Par: rutgergiessen • 6 année de cela

Traduit par Google

I also saw all the concepts that came in my exam in the summary. In addition, it was a very clear summary which I quickly and well came through! Ideal for when you like me too late to study.

review-writer-avatar

Par: Tjittevanderschee • 6 année de cela

Afficher plus de commentaires  
avatar-seller
BAARDA – DIT IS ONDERZOEK

1. Wat wil de onderzoeker weten?
1.1 Wat is de probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvraag?

Probleemstelling: formulering van een probleem van een persoon, bedrijf of van de
maatschappij.

Doelstelling: het doel dat je met het onderzoek wilt bereiken. Goed om expliciet aan
te geven.

Onderzoeksvraag: vraag die in het onderzoek wordt onderzocht.

Toegepast onderzoek: onderzoek dat is gericht op meer dan alleen kennis
verzamelen. Het heeft een bepaald belang, het is belangrijk aan te geven waar de te
verzamelen informatie toe dient.

Zuiver wetenschappelijk onderzoek: onderzoek met als doel om louter kennis te
verzamelen.

Onderzoeksethiek: er zijn een aantal ethische voorwaarden die gelden voor
onderzoek. Aan de volgende punten moet het voldoen:
1. De vrijwilligheid van respondenten
2. Een duidelijke uitleg aan respondenten
3. Gegevens worden vertrouwelijk, liefst anoniem verwerkt
4. Uitkomsten hebben geen nadelige gevolgen voor respondenten
5. Eerlijke en objectieve uitvoering van onderzoek

1.2 Gaat het om een open of gesloten vraag; kwalitatief of kwantitatief onderzoek?

Open onderzoeksvraag: je krijgt een ander antwoord dan een ja/nee-antwoord. Is
vaak heel breed.
Gesloten onderzoeksvraag: je krijgt een ja/nee-antwoord. Is vaak een specifieke
onderzoeksvraag.

Kwantitatief onderzoek Kwalitatief onderzoek
Gesloten onderzoeksvraag Open onderzoeksvraag

Onderzoeksvraag ligt vast Onderzoeksvraag kan nog aan
verandering onderhevig zijn
Doel is het toetsen en beschrijven van Doel is vooral het ontwikkelen van
van tevoren vastgelegde ideeën nieuwe ideeën
Er wordt op een standaardmanier data Dataverzameling is niet standaard, vaak
verzameld, bijvoorbeeld een vragenlijst participerende observaties en open
interviews
Cijfers (datamatrix) als resultaten Observatie- en gespreksverslagen als
data
Data worden met behulp van statistische Data wordt meestal eerst gereduceerd

,analyses geanalyseerd tot labels en vervolgens wordt getracht
daar een structuur in te ontdekken

Over kwalitatief onderzoek zijn nogal verschillende opvattingen. In dit boek is de
opvatting dat je je volledig openstelt voor hetgeen je in het onderzoeksveld
tegenkomt, je wilt er van leren.

Verifieerbaarheidseis: er moet gecontroleerd kunnen worden hoe een onderzoeker
tot zijn conclusies is gekomen.

Reproduceerbaarheiseis: je moet je onderzoeksverslag zo maken, dat iemand
anders in staat is het onderzoek over te doen.  bij kwantitatief onderzoek.

In kwalitatief onderzoek moeten je conclusies plausibel zijn en je werkwijze moet
transparant zijn.

1.3 Waarover wil de onderzoeker iets zeggen? Eenheden en kenmerken.

Onderzoekseenheden: de personen, bedrijven, situaties en dergelijke waarover je
iets wilt zeggen.

Generalisatieprincipe: voor wie de uitkomsten van je onderzoek straks gelden. (De
eenheden: over wie of wat je de uitspraken doet.)

Populatie: alle eenheden bij elkaar.
 het is moeilijk de populatie af te bakenen.

Eigenschappen/kenmerken: eigenschappen of kenmerken van de
onderzoekseenheden. Dit zijn bijvoorbeeld vermoeidheidsklachten bij studenten.

Het is handig om aan het begin van je onderzoek een opzet van de datamatrix te
maken om verwarring te voorkomen.

1.4 Wat is er al bekend over het onderwerp van onderzoek? Inhoudelijke oriëntatie.

Wanneer je verzoek krijgt om een onderzoek op te stellen begin je meestal met
 Oriëntatie: je overlegt met je collega‟s, opdrachtgever en je gaat kijken wat er
op internet zoal te vinden is over het onderwerp.
 Voorstudie: kun je gebruiken om een voorstel van een onderzoeksvraag te
doen.
 Vooronderzoek: als je bijvoorbeeld een onderzoek moet doen in het
ziekenhuis, eerst een paar weken meelopen op de afdeling.

Literatuuronderzoek doen voor je definitieve onderzoeksvoorstel is handig.
Misschien is jouw onderzoek namelijk al gedaan. Andere redenen:
1. Begrippen definiëren en meten: je kunt kijken hoe anderen de begrippen die
jij wilt onderzoeken hebben gedefinieerd en hoe ze zijn gemeten.
2. Methodologische aspecten: hoe andere onderzoekers vergelijkbaar
onderzoek hebben opgezet en uitgevoerd.

, 3. Theorie: wanneer je theorie zoekt die de door jou te onderzoeken fenomenen
verklaart.

Bij bronnenonderzoek is het cruciaal dat je goede zoektermen gebruikt. Bij
thesaurus kun je daarvoor bij je zoekterm vergelijkbare begrippen vinden. Als je op
internet gaat zoeken eerst beginnen met grote algemene zoekmachines. Vaak kom
je later uit op zoekmachines met wetenschappelijke literatuur: Google Scholar,
Scirus en Pubmed.
 boeken (bijvoorbeeld Google Books) en vooral proefschriften zijn interessante
bronnen. In proefschriften staat meestal een goed literatuuroverzicht.

1.5 Gaat het om beschrijven, exploreren of toetsen?

Er wordt over het algemeen een onderscheid gemaakt tussen de volgende
onderzoekstypen:
1. Beschrijvend onderzoek
 Kwantitatief beschrijvend onderzoek: gaat meestal over frequentievragen.
Je wilt bijvoorbeeld weten hoe vaak iets voorkomt.
 Kwalitatieve casestudie: je wilt niets zeggen over de ernst en omvang van
iets, maar over de inhoud en betekenis.

2. Explorerend/ verkennend onderzoek
 Kwalitatief verkennend onderzoek: als je helemaal geen idee hebt wat je
resultaten kunnen zijn, is het verstandig om vooronderzoek te doen.
Bijvoorbeeld ergens observeren.
 Kwantitatief explorerend onderzoek: je moet van te voren al ideeën hebben
over mogelijke beïnvloedende factoren. Hierdoor kun je gerichte vragen
stellen.

3. Verklarend/ toetsend onderzoek
 Toetsend onderzoek: wanneer je al een idee waarvan je wilt kijken of het
klopt. Onderzoeker kan hiermee een theorie ontwikkelen.
 Hypothese: een verwachting ten opzichte van de resultaten. In je onderzoek
toets je de hypothese.
 Evaluatieonderzoek: nagaan of bijvoorbeeld een campagne het gewenste
effect heeft.  vorm van toetsend onderzoek.
 Template benadering: een theorie die past in een bepaald mal, waarbij je
gaat kijken of het ook in een ander mal (=template) past. Bijvoorbeeld een
theorie uit Amerika toetsen in Nederland.
 de enige vorm van kwalitatief toetsend onderzoek. Kwalitatief toetsend
onderzoek komt nauwelijks voor.

1.6 Is het onderzoek uitvoerbaar?

Er zijn factoren die je kunnen helpen beslissen of je verder gaat met het onderzoek.
De vier factoren die de uitvoerbaarheid van een onderzoek bepalen zijn:
1. Tijd
 Tijdsbegroting en tijdsplanning: maken om te kijken of het onderzoek
haalbaar is. Terugrekenen vanaf de onderzoeksdatum.

, 2. Geld
 Haalbaarheid onderzoeken met een globale materiële, personele en
tijdsbegroting.

3. Bereidheid van respondenten
 Instantie die het onderzoek uitvoert
 Wijze van benadering
 Tijd die het kost
 Aantrekkelijkheid van het onderwerp
 Nut van het onderzoek
 Incentive: blijk van (materiële) waardering
 Beter een kleine representatieve groep, dan een hele grote groep met veel
non-respons. Dit gebeurt wanneer veel mensen weigeren.
Onderzoeksresultaten zijn dan niet representatief.

4. Bereikbaarheid van respondenten
 Van veel doelgroepen is geen bestand waaruit je een steekproef kunt trekken.
Dus dan is het moeilijk om de mensen te vinden die je nodig hebt.


2. Kiest de onderzoeker een opzet waarmee hij zijn
onderzoeksvraag kan beantwoorden?
2.1 Wat is het onderzoeksontwerp?

Onderzoeksontwerp: hierin staan vastgesteld wat je wilt weten, je onderzoeksvraag
en hoe je je onderzoeksvraag gaat onderzoeken.
In je onderzoeksontwerp moet je de volgende drie vragen beantwoorden:
1. Welke vorm van onderzoek kies je?
 Experiment: je onderzoekt wat de invloed is op iets.
 Survey: het verzamelen van informatie over onderzoekseenheden.  de
meeste enquêtes, zoals klanttevredenheidsonderzoeken.
 Designs: verschillende vormen van onderzoek.

2. Gebruik ik alleen eenheden waarover ik iets wil zeggen, of trek ik daaruit
een steekproef?

3. Hoe ga ik de eigenschapsbegrippen uit mijn onderzoeksvraag meten?
 Operationaliseren: het vertalen van een abstract begrip in meetbare vragen.

2.2 Welke vorm van onderzoek is geschikt?
2.2.1 Een survey?

Surveys: hierin neem je waar door te vragen, te luisteren en te kijken. Een survey is
een onderzoeksdesign.  bijvoorbeeld welke vormen van agressie er bij jongeren
voorkomen, en of er verschil is tussen jongens en meisjes.
Enquête: een vorm van dataverzameling.

Kwantitatieve survey: hierbij wil je een beeld krijgen van de mate waarin een van
tevoren vastgesteld fenomeen zich voordoet.

,Kwalitatieve survey: je gebruikt open vragen en/of gaat open observeren.
 Je gebruikt meestal maar een beperkt aantal eenheden.
 Het gaat niet alleen om het beschrijven van gedachten, situaties en dergelijke,
maar ook om het beschrijven van betekenissen.
 Casestudie: je kiest één of enkele typerende gevallen om een probleem of
situatie te beschrijven.
 Etnografisch onderzoek: beschrijvend onderzoek op basis van participatie.
 Focusgroeponderzoek: met een groep respondenten wordt meestal een of
meer gerichte groepsgesprekken gevoerd.
 Delphi-onderzoek (beleidsonderzoek): een kenmerkende vorm van
onderzoek om mening te inventariseren en ook vorm te geven. In de eerste
ronde legt de onderzoeker meestal aan verschillende deskundigen vragen of
stellingen voor. De reacties worden door de onderzoeker anoniem tot een stuk
verwerkt. Het stuk wordt weer aan onderzoekers voorgelegd, met de vraag om
hierop te reageren. Op basis van de reacties van het gezamenlijke stuk wordt
een beleid gevormd.

Surveyonderzoek wordt niet alleen gebruikt om fenomenen te beschrijven, maar ook
om ideeën en theorieën te ontwikkelen, dus verkennend onderzoek.

Gefundeerde theoriebenadering / grounded theory: door Glaser en Strauss. Een
gestructureerde wijze om van ruw kwalitatief onderzoeksmateriaal, te komen tot meer
abstracte inzichten.

Mixed Methods Method: wanneer je zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek
gebruikt.

Longitudinale survey: de onderzoekseenheden worden gedurende een aantal jaren
gevolgd en er vindt gedurende die jaren een aantal metingen plaats, waardoor je
ontwikkelingen kunt vaststellen in het fenomeen dat je onderzoekt.
 staat tegenover een eenmalige survey.

Panelonderzoek: een vaste groep wordt gevolgd en er worden op verschillende
tijdstippen metingen gedaan.
Trendonderzoek: er worden hier ook verschillende metingen gedaan, maar met
wisselende onderzoeksgroepen.

Bij surveyonderzoek moet je voorzichtig zijn als het om oorzakelijke verbanden
gaat (Causaliteit). Het probleem is dat wanneer er sprake is van een statistisch
verband, het niet zonder meer duidelijk is wat de richting van dat verband is.
 Bijvoorbeeld: roepen agressieve televisiebeelden agressief gedrag op, of kijken
agressieve kinderen gewoon liever naar agressieve tv-programma‟s?

Je moet oppassen voor schijnverschillen of schijnverbanden.

Mediërend kenmerk: een kenmerk dat (een deel van) het verband tussen twee
andere begrippen verklaart.
 leeftijd en opleiding (bijvoorbeeld bij het bekijken van het verband tussen agressie
en tv-kijken, verklaart intelligentie een deel van het verband zonder dat het is
meegenomen)

, Moderatorkenmerk: kenmerken die van invloed zijn op een relatie tussen twee
kenmerken, maar niet in mediërende zin.
 geslacht en leefsituatie (bijvoorbeeld dat verkoopstrategieën een andere invloed
hebben op mannen dan op vrouwen)




2.2.2 Een experiment?

Experiment: er is sprake van een onafhankelijke variabele die gemanipuleerd wordt
en een afhankelijke variabele of effectvariabele, waar de onafhankelijke variabele
invloed op uitoefent.

Onafhankelijke variabele: op basis van deze variabele worden voorspellingen
gebaseerd. Deze variabele staat vast.
Afhankelijke variabele: variabele waarover men een voorspelling doet. De
onafhankelijke variabele is hiervoor nodig.

Interventie: „ingreep‟, er is vaak sprake van bij onderzoek bijvoorbeeld door een
therapie, een voorlichtingscampagne, reclamecampagne of medicijn.
 effect op de afhankelijke variabele wordt getest.

Effect- of evaluatieonderzoek: het effect van een interventie wordt getoetst. Een
experiment is hiervoor het beste onderzoeksontwerp.

Placebo: een nepmedicijn, om zeker te weten dat het effect niet op suggestie, maar
op de werking van de medicinale stof bewust.

Dubbel-blind onderzoek: als zowel de onderzoeksmedewerkers, als de patiënt niet
weten aan wie het echte medicijn of placebo is verstrekt.

Zuiver experiment: er is sprake van random toewijzing. Het wordt door het lot
bepaald.

Randomisatie: random toewijzing van eenheden aan een bepaalde conditie.
 Bijvoorbeeld: je kunt niet random kinderen toewijzen aan de groepen „gescheiden
ouders‟ en „geen gescheiden ouders‟. Hiervoor moet je eerst al twee groepen maken.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Johanna. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

78998 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€3,49  421x  vendu
  • (81)
  Ajouter