Samenvatting Historische Context 1 Steden en burgers in de Lage Landen
4 vues 0 fois vendu
Cours
Geschiedenis
Type
VWO / Gymnasium
Book
Feniks / VWO overzicht van de geschiedenis
Een uitgebreide samenvatting van geschiedenis Historische Context 1 Steden en burgers in de Lage Landen . Te gebruiken voor CE. Inclusief begrippenlijst en kenmerkende aspecten.
(leidend volgens de methode Feniks)
Samenvatting Feniks / VWO overzicht van de geschiedenis - Geschiedenis
Tout pour ce livre (275)
École, étude et sujet
Lycée
VWO / Gymnasium
Geschiedenis
4
Tous les documents sur ce sujet (4849)
Vendeur
S'abonner
finettelebouille
Aperçu du contenu
Historische Context 1 : Steden en burgers in de Lage
Landen 1050 - 1700
Ambachtslieden: personen die in de nijverheid werken.
Aristocratisering: proces waarbij mensen de leefwijze van edelen nabootsen.
Bedelorde: kloosterorde waarvan de leden leven van wat ze met bedelen ontvangen.
Begijnhof: het geheel van huisjes waarin armen of ouderen wonen en zich houden aan
vastgestelde gedrags- en lefsregels.
Bonum commune: stadsgemeenschap waarin burgers en stadsbestuur zich samen
verantwoordelijk voelen voor welvaart en welzijn.
Centralisatie: streven van vorsten om hun grondgebied vanuit een hoofdstad te regeren.
Confederatie: een los verband van gewesten met veel eigen bevoegdheden en een zwak
overkoepelend bestuur.
Gemeen, het: het armere deel van de bevolking in een middeleeuwse stad.
Gewestelijke Staten: vergadering van vertegenwoordigers van de standen (geestelijkheid, adel
en burgerij) in een gewest.
Gilde: samenwerkingsverband van ambachtslieden die in een stad hetzelfde beroep uitoefenen.
Handelscompagnie: onderneming van handelaren die investeringen, risico’s en winsten met
elkaar delen.
Handelsmonopolie: alleenrecht om in een bepaald gebied of in een bepaald product handel te
drijven.
Hanze: samenwerkingsverband van handelaren of steden die elkaar steunen bij de handel.
Hospitaal: aanvankelijk een herberg voor reizigers, later voornamelijk een ziekenhuis.
Koopmansbeurs: handelsgebouw waar goederen worden gekeurd en verhandeld.
Landbouwsamenleving: een samenleving waarin het overgrote deel van de mensen op het
platteland woont en leeft van de landbouw. Ook; agrarische samenleving.
Landbouwstedelijke samenleving: een samenleving waarin veel mensen op het platteland
wonen en van de landbouw leven, maar waarin ook steden bestaan als centra van bestuur,
handel en nijverheid. Ook; agrarisch-urbane samenleving.
Landvoogd: plaatsvervanger van de landsheer in de Nederlanden
Mercantilism: economische theorie die ervan uitging dat ieder land een zo groot mogelijk deel
van de wereldeconomie moest bemachtigen en daarom protectionistische maatregelen als
staatsmonopolies en invoerrechten bevorderde.
Monetaire economie: economie waarin geld als ruilmiddel wordt gebruikt.
Oligarchie: bestuursvorm waarbij een kleine groep rijke mensen het bestuur in handen heeft.
Oorlogseconomie: economie die gericht is op het volhouden van oorlogsvoering en het zo
mogelijk winnen van de oorlog.
Oranjegezinden: voorstanders van een sterke machtspositie voor de stadhouder.
Particularisme: het streven naar het behoud van privileges.
Patriciaat: groep rijke, grond bezittende burgers.
Poorter: inwoner van een stad die stadsrechten heeft.
Privilege: voorrecht voor een stad, gewest of groep mensen.
Protectionisme: bescherming van handel en nijverheid door de staat.
Regent: rijke burger met bestuursfunctie(s).
Schepen: aangewezen of gekozen bestuurder en rechter in een stad.
Staatsgezinden: voorstanders van een sterke machtspositie voor de Staten-Generaal en de
Gewestelijke Staten.
Stadhouder: aanvankelijk plaatsvervanger van de landsheer in een gewest, later
opperbevelhebber van het leger van de republiek.
Stadsrechten: document waarin de voorrechten van een stad en haar inwoners zijn vastgelegd.
Staten-Generaal: vergadering van vertegenwoordigers van de Gewestelijke Staten.
Uniformeren: het streven van landsheren om overal in hun rijk dezelfde wetten te laten gelden.
Wisselbrief: document met daarop een geldbedrag dat elders opgeëist kan worden of als
betaalmiddel kan dienen.
Kenmerkende aspecten
13 De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane
samenleving.
14 De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
17 Het begin van staatsvorming en centralisatie.
21 De protestantse reformatie die de splitsing van de christelijke Kerk in West-Europa tot gevolg had.
22 Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
23 Het streven van vorsten naar absolute macht.
, 24 De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de
Nederlandse Republiek.
25 Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
Paragraaf 1.1 opbloei van handel en nijverheid in
Vlaanderen KA 13,14
Door het groeiende inwonersaantal in Vlaanderen was er een toenemende vraag naar voedsel.
Verbeteringen: ontginningen & inpolderingen, boeren ontwikkelde betere ploeg, van tweeslagstelsel
naar drieslagstelsel. Hierdoor volgde een grotere agrarische productie. De bevolkingsgroei steeg verder
door hogere voedselproductie nieuwe ontginningen verdere bevolkingsgroei enzovoort… Dit
proces begon in Vlaanderen, Brugge en Gent. Vanuit daar gingen de ontginningen in de 11 de en 12e
eeuw naar Brabant, Holland en Zeeland.
Door een toename vd voedselproductie konden mensen andere specialiteiten uitoefenen:
ambachtslieden. Zij vestigden zich in nederzetting/ oude stad met regionale marktfunctie. Boeren
konden landbouwoverschotten verhandelen voor nijverheidsproducten. Het gebruik van geld werd
praktischer. Koningen, edelen en stedelingen gingen munten slaan, wat de handel verder bevorderde &
winstgevend was (munten meer waard dan edelmetaal). Ook op het platteland toename geldgebruik Zo
werden de afdrachten van oogst die horigen moesten leveren, geldbedragen monetaire economie.
Horigen trokken naar stad (meer ontplooiingskansen). Landbouwsamenleving naar landbouw
stedelijke samenleving. De adel juichte toe, want stedelingen konden meer belasting betalen dan
horigen. Aspirant-poorters werden in de stad beschermd (ondanks illegaal): horigen die 1 jaar en 1
dag in een stad waren, werden niet meer teruggehaald naar domein, maar werden vrije burgers. Dit
was gunstig voor de groei vd steden & belastinginkomsten vd adel. Wel ontstond een tekort aan
horigen. Ook voor hen verminderde de adel verplichtingen. Meer vrijheid voor iedereen.
Om nog meer vrijheid te krijgen (en omdat ze hoge belasting moesten betalen) eisten burgers
privileges in de vorm van stadsrechten. Zij verkregen het recht op eigen rechtspraak. Wonen in de stad
werd erg aantrekkelijk.
Atrecht is een goed vb van een stad in die tijd. Het was een vruchtbaar gebied, dus goede graanoogst.
Goede bereikbaarheid (rivier/wegen). Klooster: monniken hadden voor goede ontginningen gezorgd. Er
waren schapen die zorgden voor textielnijverheid. De stad stimuleerde mensen om daar te komen
wonen en de bonum commune was goed.
De inwoners moesten aan graaf belasting betalen. Zij betaalden als gemeenschap voor hele jaar, maar
wilden in ruil daarvoor bestuur en rechtelijke macht. De graaf benoemde enkele burgers tot schepen.
In de textielnijverheid werden innovaties toegepast zodat kwaliteit en snelheid beter werd. Ze
experimenteerden met andere richtingen (kleermaker bv), georganiseerd in gilden. Strenge regels
zorgden ze voor hoge kwaliteit.
Gilden zorgde voor bonum commune, want ze bevorderden nijverheid & handel en daarmee de
welvaart van de stad.
De graaf van Vlaanderen zorgde voor goede bescherming voor handelaren (marktvrede + strenge
rechtspraak). Atrechtse handelaren gingen in de 12e en 13e eeuw door heel EU lakens handelen.
Handelaren organiseerden zich in koopliedengilden: aantal van hen sloten verbond voor steun. Hanze
van 17 steden had gewapende bescherming, verdedigde de belangen van de handelaren en gaf
juridische hulp bij rechtszaken.
In Noord-Italië zagen ze wisselbrieven: een schriftelijk bewijs van een ‘tegoed’. Zo hoefde er niet met
veel geld te worden gereisd. Wat veiliger was. Winst werd gebruikt voor ontginningen, nijverheid of
leenden het aan adel. Ook werd het renteverbod vd Kerk met de wisselbrieven omzeilt.
In de steden grote sociale verschillen, meerdere lagen:
Het patriciaat: rijke families die al generaties lang grond bezaten en rijk waren geworden door
waardestijging van hun bezittingen & deelname handel. Zij probeerden de adel te intimideren
met hun leefstijl en hielden toezicht op gilden. Hierdoor hadden zij invloed op handel &
nijverheid. Meestal term het gemeen
Nieuwkomers in de stad die rijk waren geworden door de handel. gebruikt voor alle burgers die
niet tot het patriciaat
behoorden
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur finettelebouille. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.