College aantekeningen met oefenvragen Nederlands in de bovenbouw (2217NEDERA)
53 vues 5 fois vendu
Cours
Nederlands in de bovenbouw (2217NEDERA)
Établissement
Hogeschool InHolland (InHolland)
In dit document staan mijn aantekeningen van een les voor de toets Nederlands in de bovenbouw. In de aantekeningen zijn belangrijke begrippen uitgelegd. Aan het einde van de aantekeningen staan 9 oefenvragen. Op de laatste pagina staan de antwoorden van de oefenvragen.
Quelques exemples de cette série de questions pratiques
1.
Tim luistert tijdens het maken van een werkstuk naar het verslag op de radio van een etappe van de Tour de France. Hij wil weten of Bauke Mollema zijn achterstand in het klassement kan verkleinen.
Welke luisterstrategie gebruikt Jan?
a) Globaal luisteren
b) Intensief luisteren
c) Kritisch luisteren
d) Gericht luisteren
Réponse: D
2.
Vera gaat naar een voorlichting van de studie logopedie om te weten te komen of de studie iets voor haar is.
Welk luisterdoel kan zij het beste hanteren?
a) Een bepaald gevoel willen ondergaan
b) Iets te weten willen komen
c) Zich een mening willen vormen
d) Een bepaalde handling willen uitvoeren
Réponse: C
3.
Puck moet een spreekbeurt houden in groep 7. Ze kiest voor haar favoriete onderwerp paarden. Ze zit al een aantal jaren op paardrijles en weet er veel van. Ze heeft een PP-presentatie gemaakt met 27 dia’s. Aan de hand van deze dia’s vertelt ze enthousiast alles wat ze weet over het onderwerp.
Welke spreekstrategie heeft Puck vergeten in te zetten?
a) Oriënteren op het spreekdoel
b) Oriënteren op het onderwerp en het inzetten van eigen kennis
c) Oriënteren op de spreektaak
d) Oriënteren op het publiek of de gesprekspartners
Réponse: D
4.
Daan wil geld van zijn vader lenen om een andere auto te kopen. ‘Dit is een te gekke auto, strak design en maar 80.000 kilometer op de teller’, vertelt hij, ‘hij is altijd piekfijn onderhouden bij een vakgarage. Je zou het onderhoudsboekje eens moeten zien! Nooit een mankementje gehad! Het is een lekker courante wagen die je aan elk oud omaatje weer door kunt verkopen. Er zitten ook net nieuwe banden onder met kekke velgen.’
Welke spreekdoelen hanteert Daan?
a) Amuseren en informeren.
b) Informeren en overtuigen.
c) Instrueren en informeren.
d) Amuseren en overtuigen.
Réponse: D
5.
Hierna staan drie rijtjes woorden. In welk rijtje zijn alle woorden schooltaalwoorden?
a) rechts, tuin, huis
b) Plein, lokaal, gang
c) Naast, tegenover, maar
d) Oplossing, functie, oorzaak
Réponse: D
Aperçu du contenu
Nederlands in de bovenbouw
Functies van taal:
1. Communiceren;
2. Conceptualiseren (grip krijgen op de werkelijkheid);
3. Expressie tonen (je te uiten).
Sociale taalfuncties:
- ‘die is van mij!’ (zelfhandhaving);
- ‘eerst ga ik eten en daarna drinken.’ (zelfsturing);
- ‘zullen we gaan fietsen?’ (sturing van anderen);
- ‘ik wil nu even wat zeggen.’ (structurering van het gesprek).
Cognitieve taalfuncties:
- ‘dat is een beer.’ (rapporteren);
- ‘dat is een beer, hij is bruin, groot en gevaarlijk!’ (beschrijven);
- ‘wilde beren kun je niet knuffelen, want ze eten je op.’ (redeneren, verbanden leggen);
- ‘ik zou het eng vinden om in de dierentuin met beren te werken, dan zou ik gaan gillen!’
(projecteren)
Thuistaal versus schooltaal (CAT en DAT)
- DAT = dagelijks algemeen taalgebruik. Dit noemen we ook wel omgangstaal of thuistaal.
- CAT = cognitief Academisch taalgebruik. De onderwerpen hier zijn niet (altijd) herkenbaar of
de context is abstract. Er wordt een groot beroep gedaan op cognitieve taalfuncties.
Schooltaal en vaktaal
- Schooltaal: in tegenstelling tot, conclusie, functie, gevolg.
- Vaktaal: erosie, vulkaan, kruisbestuiving.
Visies op taalonderwijs
Een docent die bij het vak geschiedenis of aardrijkskunde heel veel aandacht aan taal besteedt. De
vraag wordt dan: welke visie van onderwijs past deze insteek? → taal bij andere vakken.
- Traditionele visie (de vorm van de taal staat voorop, taal is drager van onze cultuur; apart
aanbieden van de domeinen; veel nadruk op spellingregels en grammatica);
- Thematisch-cursorisch (taal gebruiken in zinvolle situaties, werken vanuit thema’s);
- Interactieve visie (betekenisvol, sociaal en strategisch);
- Whole-language benadering (taal wordt als geheel aangeboden, vanuit onderwerpen starten,
vertellen van leerlingen is heel belangrijk);
- Strategisch schrijfonderwijs (leerlingen moeten voor het uitvoeren van communicatieve
taken strategieën leren beheersen);
- Taal bij andere vakken (taal leer je overal en gebruik je om nieuwe inzichten en kennis te
krijgen; leerkracht is sterk gericht op interactie bij alle vakken);
- Communicatief taalonderwijs (leerlingen leren goed mondeling en schriftelijk communiceren,
minder aandacht voor de correcte vorm);
- Taakgericht (vanuit een taak gaan werken, wat heb je nodig om een taak goed uit te voeren).
, Luisterdoelen:
- Iets woordelijk willen herhalen;
- Een bepaalde handeling willen uitvoeren;
- Leren of je mening herzien;
- De rode draad eruit halen;
- Gerichte informatie vinden;
- Naast de grote lijnen ook de details begrijpen;
- Zich een mening willen vormen, feedback geven op de inhoud;
- Jezelf verplaatsen in de ander.
Spreekdoelen:
- Vertellen (de ander vermaken);
- Informeren (informatie geven);
- Instrueren (vertellen hoe iets werkt);
- Overtuigen (het is echt een gaaf boek, je betoogt waarom iemand iets moet doen);
- Uiten;
- Afstemmen (contact met anderen);
- Interviewen (informatie gericht van de ander krijgen);
- Overleggen (tot afspraken en wederzijds begrip komen).
Spreekstrategieën:
- Oriënteren op publiek;
- Oriënteren op het onderwerp;
- Oriënteren op doel;
- Oriënteren of schrijftaak.
Spreektaak is hoe je presenteert.
Leesstrategieën technisch lezen:
- De elementaire leeshandeling (drie stappen: van links naar rechts koppelen van fonemen aan
grafemen – auditieve synthese – betekenis geven);
- Lezen met behulp van clusters en spellingpatronen (sch – st – eep – eur);
- Lezen met behulp van de visuele woordvorm (directe woordherkenning);
- Lezen met behulp van morfologische analyse (beVRIEND – VRIENDELIJK);
- Lezen met behulp van de context (gebruik van zinsstructuur, maar ook van de betekenis van
woorden en zinnen).
Voordrachtaspecten:
Oefening in de klas met een vraagzin. Vraag: welk voordrachtaspect is de leerkracht hier aan het
oefenen? → zinsmelodie
- Uitspraak en articulatie;
- Klemtoon;
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jackyscheltus. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.