, 4.5: Parkinson..............................................................................................................................63
Hoofdstuk 21: Het parkinsonspectrum.........................................................................................................63
Thema 5 – Psychopathologie.............................................................................................66
5.1: Schizofrenie..........................................................................................................................66
Hoofdstuk 24: Schizofrenie............................................................................................................................66
5.2: Stemmingsstoornissen..........................................................................................................68
Hoofdstuk 25: Depressie en bipolaire stoornissen........................................................................................68
5.3: Autismespectrumstoornis.....................................................................................................72
Hoofdstuk 26: Autismespetrumstoornissen..................................................................................................72
5.4: ADHD....................................................................................................................................75
Artikel: ADHD: an updated review of the essential facts..............................................................................75
Artikel 2: An RCT into the effects of neurofeedback on neurocognitive functioning compared to stimulant
medication and physical activity in children with ADHD...............................................................................77
Artikel 3: Brain development in ADHD..........................................................................................................77
Thema 1 – Introductie
Binnen de neuropsychologie richt men zich specifiek op de relatie tussen hersenen en gedrag, zowel
van gezonde personen als pathologieën van allerlei aard.
,De psychofarmacologie houdt zich bezig met de werking van geneesmiddelen en stoffen die worden
gebruikt ter behandeling van neuropsychologische en psychiatrische ziektebeelden.
1.1: Historische mijlpalen
Leerdoelen:
- Bijdragen van Franz Joseph Gall, Paul Broca, Carl Wernicke en Aleksandr Luria aan de
ontwikkeling van de hedendaagse neuropsychologie beschrijven.
Hoofdstuk 1: Klinische neuropsychologie: een historische schets
Klinische neuropsycholoog: een psycholoog die in de gezondheidszorg werkzaam is op het gebied
van diagnostiek en behandeling van problemen die samenhangen met hersenaandoeningen.
- Al tijdens de klassieke oudheid waren wetenschappers ervan overtuigd dat er een
samenhang was tussen hersenen en gedrag.
Celtheorie: vroeger dacht men dat de geest was opgeslagen in de hersenventrikels, zogenoemde
cellen. De geest werd opgedeeld in verschillende functies gelegen in verschillende ‘cellen’:
1. Sensus communis: ontvangst van informatie uit verschillende zintuigen.
2. Beeld/imago: interpretatie van het ‘beeld’ (een psychologische representatie): wat stelt het
voor en hoe belangrijk is het?
3. Memoria: opslag van het beeld in het geheugen.
De celtheorie vormt de basis van de ideeën over cognitieve psychologie: het gaat over een algemeen
systeem van informatieverwerking en het is een opvatting over de geest/cognitie van iedereen.
Fysiognomie: de interpretatie van het gelaat; ideeënvorming over individuele verschillen (nu:
persoonlijkheid).
De onjuistheid van de fysiognomie zette Franz Joseph Gall aan tot een nieuwe psychologie,
gebaseerd op zijn inzichten over bouw en functie van de hersenen: gedrag als gevolg van de werking
van de hersenen. Het leidde tot frenologie: een onwetenschappelijke praktijk die commercieel wel
interessant was. Hij stelde dat:
1. Alle psychologische functies (kennis, gevoel, taal, moederliefde, etc.) aangeboren ware.
2. Er aparte organen waren voor verschillende functies (bijv. taal). Door aanleg was deze groter
of kleiner (een knobbel), waardoor individuele verschillen werden verklaard.
Het idee van onafhankelijke functies ging tegen de opvatting over de algemene
informatie verwerkende geest in.
3. De functies niet in de kernen van de hersenen zitten, maar in de cortex.
Zijn bewijs kwam door het voelen van een knobbel en de effecten van hersenbeschadiging. Dit
laatste heet de clinicoanatomische methode: bij patiënten met hersenletsel werden specifieke
uitvalsverschijnselen in kaart gebracht (geheugen, taal of waarnemen). Bij hun dood werd de plaats
van de laesie gelokaliseerd en daarmee de plaats van de hersenfunctie.
Paul Broca geloofde dat spraakproductie (het produceren van klanken) zich aan de zijkant van de
cortex bevond (de tegenwoordige ‘gebieden van Broca’), specifiek op de linkerhersenhelft. Daarnaast
beweerde hij dat de linkerhersenhelft zuurstofrijker bloed kreeg, waardoor een snellere ontwikkeling
leidt tot de locatie waar taal geproduceerd wordt.
- Door deze asymmetrie in lokalisatie van taal, werd ook de handvoorkeur in verband gebracht
met asymmetrie in hersenhelften.
, Carl Wernicke beweerde dat er een apart centrum in de temporaalkwab voor het herkennen van
woordbeelden was (het gesproken woord), omdat dit het eindpunt was van de gehoorbaan. Tussen
het dit woordbegripcentrum en het woordproductiecentrum van Broca, zou een verbindingsbaan
lopen.
- Verschillende spraakstoornissen werden verklaard door de verschillende locaties van laesies:
in een van de twee centra of in de verbindingsbaan (in dat geval spreekt men van
disconnectie).
John Locke geloofde in aangeleerde kennis, volgens het principe van associatie (het
empirisme/associationsime). Hij pleitte dat de plaats van een laesie die ledit tot specifieke uitval, niet
verwardt moest worden met de plaats van een functie.
Kurt Goldstein beweerde dat een goed functioneren van de hersenen vooral van belang was om te
kunnen reflecteren op binnenkomende stimulie, in plaats van direct daarop te reageren (abstracte
attitude).
Alekandr Luria zag de hersenen als één complex functioneel systeem, waarbinnen diverse
subsystemen een eigen bijdrage aan gezamenlijke activiteit leveren. Deze subsystemen ontstaan
door interacties tussen het kind en zijn omgeving.
- Luria zocht een evenwicht tussen holistische en lokalisationistische opvattingen.
- Hij benadrukte dat de hersenen buitengewoon flexibel en adaptief zijn: gedragsdoelen
kunnen gerealiseerd worden door de inzet van verschillende subsystemen (plasticiteit).
Volgens dit uitgangspunt kan men op grond van gedragsresultaat of gedragsstoornis
nooit rechtstreeks conclusies trekken over de verantwoordelijke subsystemen.
- Hij geloofde dat ieder hersengebied gekoppeld kan worden aan een of meer specifieke
functies (wat pleit voor een localisationist).
Luria vatte de functionele architectuur van de hersenen samen in drie globale indelingen, die bij
iedere mentale activiteit betrokken zijn:
1. Drie voortdurend interacterende functionele eenheden (units), gerelateerd aan subcorticale,
posterieure en anterieure hersengebieden (activatie, input en output).
Dit dient voor regulatie van waakzaamheid en aandacht.
Stoornissen worden veroorzaakt door letsels in de hersenstam, het diencephalon
(tussenhersenen) en de mediale gebieden van de grote hersenen.
2. Drie hiërarchisch geordende niveaus van verwerking, gerelateerd aan primaire, secundaire
en tertiaire zones in de hersenen.
Dit dient voor cognitieve informatieverwerking: waarneming, verwerking en opslag
van informatie.
Stoornissen worden veroorzaakt door letsels achter de centrale fissuur: de
posterieure gebieden van de laterale cortex.
3. Gedrag dat wel of niet gereguleerd wordt door taalprocessen, gerelateerd aan de linker- en
rechterhersenheft.
Dit dient voor de organisatie van gedrag: planning, regulatie en monitoring van
doelgerichte activiteiten.
Stoornissen worden veroorzaakt door letsels voor de centrale fissuur: de motorische,
premotorische en prefrontale cortex.
Over de lateraliteit (functionele verschillen tussen linker- en rechterhersenhelft), heeft Luria zich niet
uitvoering uitgelaten. De meeste nadruk lag op de betekenis van taal, en met name op internal
speech voor de regulatie van cognitieve, emotionele en planningsfuncties. De taaldominante
linkerhemisfeer was voor hem de dominante hersenhelft.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur janna97. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.