Algemeen
1. Je kunt de verschillen en overeenkomsten van de behandelde standpunten en begrippen
uitleggen, herkennen en evalueren.
2. Je kunt (eigen) argumenten vóór en tegen de behandelde standpunten uitleggen, herkennen en
toepassen.
3. Je kunt vooronderstellingen van (eigen) standpunten over kennis analyseren en vergelijken met
standpunten van de behandelde filosofen.
Inleiding
Bij epistemologie (epistèmè + logos= kenleer) staat de vraag ‘wat is kennis?’ centraal. Er zijn een
aantal aannames met betrekking tot kennis of zeggen dat je iets weet. Als je bijvoorbeeld zegt: ‘ik
weet dat daar een tafel staat’:
1. de betekenis (van tafel) is duidelijk
2. het is kenbaar; het valt binnen de grenzen van wat ik kan weten
3. waarheid: het is waar
4. zekerheid: je bent ervan overtuigd
5. gerechtvaardigdheid: je overtuiging is gegrond
In dit domein proberen we de centrale vraag te beantwoorden. Kenleer is belangrijk, omdat veel
vraagstukken terugkomen op kennis. (Hoe weet je wat je weet? Wat is weten? Is kennis
betrouwbaar? Hoe komt kennis tot stand?)
4. Je kunt de volgende begrippen uitleggen, herkennen en toepassen:
a. De true belief-analyse van kennis, alsmede de problemen die deze analyse
oplevert.
Voor (feiten)kennis, om iets te weten, gelden tenminste twee voorwaarden:
1. We moeten geloven en ervan overtuigd zijn dat het waar is.
2. Datgene waarvan we overtuigd zijn, is ook werkelijk waar.
De ‘true belief’-analyse van kennis =
Voor een persoon S en een bewering p kunnen we zeggen ‘S weet dat p’ als aan de volgende twee
voorwaarden is voldaan:
1. S gelooft dat p.
2. p is waar.
Problemen:
1. De scepticus zou beweren dat er een onoverbrugbare kloof bestaat tussen wat we geloven en wat
waar is. Soms hebben we overtuigingen die niet in overeenstemming blijken te zijn met de feiten.
We hebben ons dan vergist. De scepticus veralgemeniseert dit tot de volgende argumentatie:
zolang we geen feilloze manier hebben om vergissingen uit te sluiten, is kennis onmogelijk.
1
, 2. Een ander probleem met deze opvatting van kennis is dat het toeval niet uitsluit. Een persoon S
die een grote prijs in de Staatsloterij heeft gewonnen kan achteraf beweren dat hij wist dat hij zou
winnen. Toch kunnen we in dergelijke gevallen van toeval niet echt spreken van kennis.
b. De justified true belief-analyse, alsmede de vooronderstellingen die een rol
spelen in deze analyse.
Om van kennis te spreken, is de justified true belief bedacht=je bent ergens van overtuigd, het is
waar en je hebt een rechtvaardiging om er overtuigd van te zijn. Deze voorwaarden moeten er zijn
om van kennis te kunnen spreken. Ook wel:
- s is ervan overtuigd dat p
- p is waar
- s is gerechtvaardigd te geloven dat p
c. Het Gettier-probleem, van Edmund Gettier, waarbij je kunt beargumenteren
waarom overtuiging, waarheid en rechtvaardiging wel noodzakelijke maar
geen voldoende voorwaarden voor kennis zijn.
Volgens Edmund Gettier is de definitie van de justified true belief niet genoeg: met zijn Russels’ klok
experiment (het is half 2, de klok geeft half 2 aan en je hebt een rechtvaardiging om te geloven dat
het half 2 is, want je ziet de klok. Maar wat je niet weet is dat de klok stilstaat, en alleen nu dus klopt.
Als je de volgende keer binnen loopt, klopt het niet meer en dus is het toeval) toont hij aan dat de
rechtvaardiging ook op toeval kan berusten, maar daardoor nog geen kennis is. Dus hij stelt dat
overtuiging, waarheid en rechtvaardiging wel noodzakelijk zijn om van kennis te spreken maar niet
genoeg: ze zijn minimaal nodig.
In filosofisch jargon: overtuiging, waarheid en rechtvaardiging zijn noodzakelijke voorwaarden voor
kennis, maar geen voldoende voorwaarden voor kennis.
d. Empirisme, a posterori-kennis en inductie, alsmede het inductieprobleem van
Hume.
Empirisme=het fundament van onze kennis is de empirie, de zintuigelijke waarneembare
werkelijkheid.
A posterori-kennis=kennis ná de waarneming.
Inductieprobleem Hume= Hume gaf aan dat het de mens niet was gegeven een oneindig aantal
gevallen waar te nemen, er is steeds sprake van een eindig aantal waarnemingen.
Het centrale punt is niet de onmogelijkheid om alle gevallen waar te nemen, maar de relatie tussen
conclusie en bewijs. Je trekt namelijk een algemene conclusie (over alle gevallen) op basis van een
eindig aantal waarnemingen. Humes punt is dan: het bewijs rechtvaardigt de conclusie niet. De
conclusie gaat over meer gevallen dan die jij hebt waargenomen.
Inductie=een algemene regel wordt afgeleid op grond van empirisch onderzoek.
“De eerste zwaan in het park is wit”
“De tweede zwaan in het park is wit”
…
“De laatst waargenomen zwaan in het park is wit”
Conclusie:
“Alle zwanen in het park zijn wit” (incorrect: “Alle zwanen zijn wit”)
2
, De via inductie verkregen universele uitspraak is een waarschijnlijkheidsuitspraak. Door een via
inductie verkregen universele uitspraak vaak te toetsen, neemt de waarschijnlijkheid en dus het
vertrouwen daarin wel toe.
e. Rationalisme, a priori-kennis en deductie.
Rationalisme=het fundament van onze kennis is het verstand. Kennis is aangeboren, niet
aangeleerd.
A priori-kennis=kennis die voorafgaat aan de ervaring of niet afhankelijk is van de ervaring
Deductie=een speciale regel wordt afgeleid van een algemene regel
1. “Alle mensen zijn sterfelijk” – algemene regel, major-premisse
2. “Socrates is een mens” – bijzondere regel, minor premisse
3. “Socrates is sterfelijk” – conclusie
De via deductie verkregen uitspraak volgt noodzakelijk uit de premissen. Deductieve kennis is dus
zekere kennis, terwijl inductieve kennis slechts waarschijnlijk is.
f. Scepticisme, waarbij je het onderscheid kent tussen ‘gerede twijfel’ en
scepticisme, en het onderscheid tussen metafysisch, epistemologisch en
conceptueel scepticisme.
Scepticisme=geen enkele bron (verstand, ervaring) is betrouwbaar
Gerede twijfel=twijfel aan een zekerheid, een bepaalde ‘kennis’, gegrond is. Met andere woorden,
dat hetgeen dat de twijfel aan de kennis veroorzaakt, een terechte reden is voor de twijfel aan de
‘zekerheid’. Verschil met scepticisme: Gerede twijfel wil een antwoord, sceptisisme stelt dat die er
niet is, omdat er altijd andere scenario's mogelijk zouden kunnen zijn.
Metafysisch scepticisme= het idee dat er niets bestaat. Hieraan wordt het
werkelijkheidsprobleem gekoppeld. Dit betekent dat we niet weten wat de werkelijkheid is en of er
wel een buitenwereld bestaat. Volgens metafysisch scepticisme moet er overal aan getwijfeld
worden.
Epistemologisch scepticisme= we kunnen geen kennis hebben, als er iets bestaat. Je kunt
namelijk nooit zeker weten of onze waarnemingen kloppen. Je denkt bijvoorbeeld in dromen dat wat
je daar meemaakt echt gebeurt. Er is geen manier om erachter te komen of je nu niet ook aan het
dromen bent. Dit wordt het kennisprobleem genoemd.
Conceptueel scepticisme= communicatie tussen verschillende mensen is onmogelijk. Dit is
gekoppeld aan het probleem van andere geesten. We kunnen al onze eigen gedachten en ervaringen
kennen, maar het is onmogelijk om hierover te communiceren met andere mensen. Een voorbeeld
hiervan is dat je “au!” roept, omdat je pijn hebt. Je begrijpt wat pijn is, omdat je dat al eerder hebt
meegemaakt. Er is alleen niemand op de hele wereld die precies jouw pijnervaringen heeft, dus kan
ook niemand jouw pijn ervaren.
g. Realisme en idealisme
Terwijl bovenstaande begrippen gaan over de betrouwbaarheid van kennis, gaan deze 2 over de
oorsprong van onze kennis.
Realisme=de wereld bestaat onafhankelijk van onze gedachten/waarneming
Idealisme= de wereld bestaat enkel uit ideeën in onze geest
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lotterijken. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.