NOTITIES MEDIARECHT
Les 1 15/02/2022
INLEIDING: EXAMEN
Examen: 3 delen (gesloten boek)
- 1e vraag: kennis van de begrippen
- 2e vraag: capaciteit om een probleem uit mediarecht te duiden (uittreksel uit persbericht,
krantenbericht, …)
- 3e vraag: casus
INLEIDING: OVERZICHT CURSUS
Colleges zijn opgebouwd uit 3 grote delen:
1) Vrijheid van meningsuiting, bescherming van vrijheid van meningsuiting en de grenzen van vrijheid
van meningsuiting
deze vragen stellen zich voor alle media (drukpers, radio, televisie, sociale media, …)
2) De specifieke regels voor de audiovisuele media
Vlaams mediadecreet (dat in grote mate beïnvloed wordt door het recht van de EU)
vroeger TWF en nu AVMS (recent werd ook o.a. user-generated content toegevoegd)
3) Zelfregulering: Raad voor de Journalistiek, Jury voor de Ethische Praktijken
AFBAKENING VAN HET DOMEIN MEDIARECHT
- Vrij algemene definitie:
Mediarecht is het geheel van rechtsregels met betrekking tot de communicatievrijheid en de
massacommunicatiemiddelen.
>> Wij houden ons vooral bezig met de communicatievrijheid
Het mediarecht valt uiteen uit regels die…
> het grondrecht waarborgen (grondrecht op expressie en communicatievrijheid)
> regels die verbodsbepalingen inhouden aan de communicatievrijheid vanwege de inhoud (mag je
wel alles zeggen?)
> regels m.b.t. de organisatie en de exploitatie van de media als communicator en zender (vb. ik wil
een radiostation exploiteren, waaraan moet ik voldoen?)
[> regels m.b.t. de transmissie (distributie)]
Belangrijke nuances:
- Wij zullen het vooral hebben over RECHTSregels
≠ deontologie
Wat betreft de persvrijheid is deontologie heel belangrijk, maar in wezen zijn het twee
verschillende zaken.
° De rechtsregels zijn die regels die top-down gemaakt worden; door de statelijke
instellingen/ de wetgever. Ze zijn van toepassingen op een algehele groep mensen en de
miskenning van de rechtsregels leidt tot een straf/sanctie, een sanctie die uitgevoerd wordt
, door de staat. De staat heeft het monopolie van het legitieme geweld (en daarnaast kan ze
ook belastingen heffen). Ze maakt de regels en zet er een sanctie op (dit geldt voor ons
allen).
statelijke recht
° Deontologische regels zijn de regels die een groep zelf vastlegt (dikwijls in het kader van
een beroepsbeoefening maar is niet noodzakelijk zo).
>< Bij de erkende vrije beroepen is er vaak een eigen deontologie, maar dat is wettelijk
omkaderd.
De deontologie vertrekt van een ander perspectief; de overheid laat een bepaalde ruimte
(voor de pers betekent dat de persvrijheid), maar het is de beroepsgroep zelf dat een aantal
aanbevelingen/regels maakt. Dat betekent dat de miskenning van die regels eigenlijk niet
gesanctioneerd kan worden door de staat, het is een zaak van de beroepsgroep zelf (
tuchtrecht).
DUS statelijk recht dringt zich op aan iedereen (de regels die de overheid oplegt i.v.m. vrijheid van
meningsuiting gelden voor ieder van ons), maar de deontologie is de beroepsgroep zelf. Hierbij moet
er wel opgelet worden dat de rechten van de journalisten niet aangetast worden. En soms vallen
deze regels samen.
OPM.: Maar soms botst het, dat was het geval bij de bescherming van het journalistiek
bronnengeheim. Het is een fundamentele journalistieke regel dat een journalist zijn bronnen niet
bekend maakt. Jarenlang vond het statelijk recht dat geen belangrijk gegeven, integendeel de
speurders die naar criminaliteit zoeken vinden dat verschrikkelijk.
>> Drie hypothesen
1) deontologie en rechtsregels lopen volledig samen
2) deontologie maakt regels waar het statelijk recht warm nog koud van wordt
3) Journalistiek recht en deontologie clashen met elkaar probleem
De deontologie en het statelijk recht zijn eigenlijk in feite twee gescheiden werelden, maar we zien
wel dat er toch een vorm van kruisbestuiving plaatsvindt. Dat gebeurt op twee manieren:
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- 1382 burgerlijke aansprakelijkheid: als je schade aanricht door een bepaalde fout, moet je die
vergoeden. Een normaal zorgvuldige journalist houdt zich aan de deontologie.
Evolutie binnen het mediarecht
>> evolutie van persrecht aan de ene kant, naar het multimediarecht van vandaag
De regels die men vastlegt volgen een bepaald stramien: men gaat de focus verleggen van aandacht
voor overheidsinmenging naar aandacht voor overheidsregulering. Het is de inmenging die
problematisch is, het is de regulering die dat veel minder is.
In de 19e eeuw gaat de discussie vooral over wat men kan zeggen (want er zijn nog niet veel
verschillende vormen van media). Overheden houden zich vooral bezig met het inhoudelijke,
men gaat hier ofwel heel liberaal zijn of heel restrictief.
De aandacht van liberale journalisten gaat dan vooral naar de vrijheid van
meningsuiting/persvrijheid (= de mogelijkheid om ongestoord te kunnen spreken).
, Maar met het verschijnen van nieuwe media (radio en televisie) komt er een nieuw element.
Het grote probleem hier is schaarste. De overheid bepaalt dan wie het voordeel geniet en
wie niet. Een manier om hiermee om te gaan is het te veilen (de meest biedende krijgt het),
maar deze manier is wat het mediapluralisme of culturele diversiteit betreft niet ideaal.
waar er schaarste is zal de overheid dus ook optreden, niet inhoudelijk maar regulerend.
Maar regulering kan gebruikt worden om bepaalde kritische stemmen niet aan het woord te
laten.
Nog een nuance is dat je bij het mediarecht niet kan voorbijgaan aan de technologische innovatie en
de ontwikkeling van nieuwe politieke ideeën.
Les 2 17/02/2022
Reflectie over de grondbeginselen van mediarecht
> Nadenken over waar het in de kern om gaat en waar het allemaal mee begonnen is. Mediarecht is
begonnen als een persrecht (het ging over een paar communicatiemiddelen die men had en die
gereguleerd werd en waarbij men vanwege de relatieve eenvoud van de technieken en het feit dat
men niet zozeer te maken had met de scarcity of means die je hebt bij de FM-band is er op zich een
schaarste aan papier. Wanneer men het daar had over regels, waren dat vooral interveniërende
regels).
> Vrijheid van meningsuiting en de grenzen van vrijheid van meningsuiting
>> Meningsuiting/expressievrijheid/communicatievrijheid/persvrijheid/mediavrijheid
het zijn eigenlijk allemaal synoniemen
VRIJHEID VAN MENINGSUITING ALS MENSENRECHT: DE RATIONALES
Waarom is er vrijheid van meningsuiting? Wat maakt het belangrijk?
- Vrijheid van meningsuiting is een grondrecht, een fundamenteel recht, een mensenrecht
Grondrecht= rechten waar op een paar uitzondering na (vb. het folterrecht) waar wel
grenzen aan gesteld kunnen worden, maar dat kan niet zomaar. Men moet met
bijzondere motieven komen om de grenzen te kunnen verleggen, men gaat als het ware
de drempel wat ophogen i.v.m. een gewoon recht. Dit doet men voor rechten die
bijzonder belangrijk zijn voor een samenleving, maar de vraag is waarom ze belangrijk
zijn voor een samenleving? Dit is belangrijk omdat de beperkingen bekeken moeten
worden in het verlengde van de doelstellingen inzake vrijheid van meningsuiting.
Wat maakt de vrijheid van meningsuiting een grondrecht?
>> het is nodig omdat het een voorwaarde is om te kunnen “strijden” voor andere
rechten. Maar eigenlijk nog breder: het is een punt dat het democratisch debat mogelijk
maakt, dit betekent ook het politieke debat.
hier wordt vrijheid van meningsuiting verbonden met de polis
>> zelfexpressie. Maatschappelijk gezien is het misschien niet het meest belangrijke,
maar psychologisch gezien wel. U moet niet uitleggen waarom u een recht wil gebruiken,
het is omgekeerd, men moet u uitleggen waarom u dat niet had mogen doen. Het is de
, beperking die zich moet rechtvaardigen.
De meeste zelfexpressie is redelijk onschuldig en dus maatschappelijk niet echt belangrijk
(vb. praten over wat je graag eet en drinkt). Maar dat is eigenlijk verkeerd want
zelfexpressie is niet triviaal en onbelangrijk, het is net wel belangrijk. De argumenten die
men ontleent aan zelfexpressie duiken meer en meer op in een juridisch betoog.
>> waarheidsvinding/kennis/epistemologisch argument. Het argument dat we de vrijheid
van meningsuiting nodig hebben in het intellectuele debat, met als doel tot
wetenschappelijk inzicht komen.
gebaseerd op hegeliaanse traditie: these, antithese & synthese. Wetenschap
pretendeert geen waarheid te verkondigen, wetenschap is een methode om tot
waarheid te komen (een voortschrijdend inzicht: ik zeg iets, u corrigeert mij, ik neem dat
mee en herdenk mijn positie en kom op iets anders uit).
paradigm shifts: binnen bepaalde paradigma’s handelen we typisch via stelling,
tegenstelling en synthese maar dat sluit niet uit dat er op bepaalde momenten
paradigma shifts zijn. Aan dat idee kleeft de gedachte dat het gevaarlijk is om meningen
te verbieden op grond van de gedachte dat ze verkeerd zijn en dat is wat men het
Miliaanse idee noemt (John Stuart Mill). In zijn boek On Liberty is er een boek dat gaat
over vrijheid van meningsuiting. Mill vertrekt van een sceptische gedachtegang: hij zegt
‘we kunnen niet weten wat de waarheid is’. Omdat we niet weten wat waar en wat fout
is, bestaat de kans dat datgene wat we fouten vinden misschien toch waar is.
Mill komt nog met een ander punt: stel dat een overheid bepaalde opvattingen verbied
of andere waarheden oplegt, dan ontstaat het gevaar dat je een death dogma creëert.
Hiermee wil hij zeggen: omdat hij precies gelooft in de kracht van het debat en de
ideeënuitwisseling denkt hij dat ideeën die je verworven hebt omdat je ze zelf
beargumenteert en er door zelf nadenken toe gekomen bent, dat zijn de ideeën die je
met de meeste overtuiging zult aanhangen. Maar ideeën die je nakwaakt omdat men ze
je heeft opgelegd, hoe diep zit dat?
Dus als je wilt dat je met overtuiging ideeën kunt verdedigen en je kunt sterk maken voor
ideeën, dan is het het beste dat je die ideeën kunt ontwikkelen waar ze vrij bekritiseert
kunnen worden.
Deze opvatting is bekent als de ‘free marketplace of ideas’. Hierbij zegt men eigenlijk
dat de overheid niet te veel moet tussenkomen in de vrijheid van meningsuiting, want
‘the best test of truth is the power of the ideas to get themselves selected on the free
marketplace of ideas’.
Mill geeft twee uitzonderingen op de vrijheid van meningsuiting
1) het aanzetten tot geweld vb. de hongerige menigte
2) iemand in een theater dat rechtstaat en roep ‘brand’, terwijl er geen brand is
Dus zelfs in de Milliaanse traditie zal zelfexpressie beperkt zijn en dus niet onbeperkt zijn.