Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie
Établissement
Universiteit Utrecht (UU)
In deze samenvatting zijn de hoorcolleges, het boek van Berns, het boek van Parke en de artikelen te vinden. Deze zijn per week ingedeeld, zodat je makkelijk mee kan lezen met de planning.
pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie
École, étude et sujet
Universiteit Utrecht (UU)
Pedagogische Wetenschappen
Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie
Tous les documents sur ce sujet (45)
3
revues
Par: LH73 • 9 mois de cela
Par: delaiahtromp • 2 semaines de cela
Par: amylisanne • 9 mois de cela
Vendeur
S'abonner
doriendeboer
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting PSKA (Hoorcolleges, Parke, Berns en artikelen)
Hoofdstuk 1: Introductie – theorieën over sociale ontwikkeling (Parke)
Theoretische perspectieven op sociale ontwikkeling
Socialisatie is een proces waarbij kinderen kennis, vaardigheden en gedragingen verkrijgen/aanleren
en overtuigingen, waarden en normen eigen maken die eigen zijn aan een bepaalde
cultuur/samenleving, waardoor ze in staat zijn te participeren in de samenleving.
- Unidirectioneel = van het één naar het kind
- Bidirectioneel = temperament e.d. van een kind bepaalt hoe anderen op het kind reageren
- Transactioneel = uni-/bidirectionele processen over de tijd heen.
Socialisatie door de tijd heen:
Langeveld: Een kind moet niet verwend worden, ouders moeten hun kind helpen ‘mondig’ te
worden. Doel is zelfverantwoordelijke bepaling.
Spock: Behoefte van ouders aan informatie en ondersteuning
Psychodynamisch perspectief
Sigmund Freud
Freuds psychodynamische theorie: psychologische groei wordt bepaald door onbewuste, biologisch
gebaseerde driften en instincten, zoals seks, agressie en honger, en wordt gevormd door ervaringen
met de omgeving, vooral met andere gezinsleden.
De zich ontwikkelende persoonlijkheid bestaat uit drie onderling verbonden delen:
1. Id: het instinctieve id werkt volgens het plezierprincipe en probeert het plezier te
maximaliseren en onmiddellijk aan de behoeften te voldoen. (zuigelingen)
2. Ego: het rationele ego ontwikkelt en het probeert behoeften te bevredigen door middel van
gepast, sociaal constructief gedrag.
3. Superego: het superego verschijnt wanneer het kind moraal ontwikkelt, waarden en rollen
en een geweten ontwikkelt, of het vermogen om morele waarden toe te passen op zijn of
haar eigen daden.
Ontwikkeling is een discontinu proces, georganiseerd in 5 fasen (zie tabel!).
Tijdens de Phallic fase raken jongens verstrikt in het Oedipus complex waarin ze zich aangetrokken
voelen tot hun moeder en ze hun vader als rivaal zien.
Tijdens de Phallic fase raken meiden verstrikt in het Electra complex: meisjes geven hun moeder de
schuld van hun eigen gebrek aan penis en richten hun seksuele gevoelens op hun vader.
Erik Erikson
Erik Erikson nam veel van Freuds basisideeën, maar breidde ze uit om de volledige levensduur van de
kindertijd tot op hoge leeftijd te omvatten.
De psychosociale theorie van Erikson is ook gebaseerd op het geloof dat ontwikkeling een discontinu
proces is en dat door een aantal fasen heen loopt. De fasen van Erikson lopen, in tegenstelling tot
Freud, ook door de volwassenheid. Voor elke fase specificeerde hij de persoonlijke en sociale taken
die een individu moet volbrengen, evenals de risico's die hij of zij zou lopen door de taken van die
specifieke fase niet te volbrengen.
Zelfregulatie
1970: Block & Block
- Ego-controle
- Ego-resiliency inschatten van de omgeving en hieraan aanpassen
1990: Rothbart
- Effortful control focussen wanneer nodig is, vaak daardoor minder plezier.
,Perspectief van de traditionele leertheorie
Volgens de theorieën van het conditioneren is ontwikkeling een continu proces, niet in fasen; en
kinderen spelen een relatief passieve rol, gestuurd door gebeurtenissen in de omgeving.
Klassiek conditioneren
Klassiek conditioneren: een vorm van leren, waarbij het koppelen van twee stimuli ervoor zorgt dat
de reactie op een van deze stimuli verandert.
Een goed voorbeeld is Pavlovs beroemde experiment met de hond die kwijl aanmaakt wanneer hij
een bel hoort als dit geluid altijd gekoppeld is met de presentatie van eten.
Watson gebruikte klassieke conditionering om het gedrag en de emoties van kinderen te
manipuleren. Het kind is een onbeschreven
blad (tabula rasa).
Operant conditioneren
Operant conditioneren: een vorm van leren
waarbij de reactie van een persoon of dier
wordt gevolgd door een straf of beloning.
Hierbij hoort ook positieve en negatieve
bekrachtiging. Een voorbeeld van een
onderzoeker hierbij is Skinner.
,Drive-reduction theory
In de drive-reduction theorie betoogde Clark Hull dat de associatie van stimulus en respons in
klassieke en operante conditionering alleen tot leren leidt als dit gepaard gaat met drive-reductie.
Primaire drijfveren zoals honger en dorst werken als motivatoren. Door klassieke conditionering
worden stimuli die verband houden met het plezierige gevoel dat voortvloeit uit de bevrediging van
basisdrijfveren, lonend en gewaardeerd.
Klassieke conditionering zorgt voor sterke emoties als reactie op bepaalde objecten, maar deze
bepaalde sterke emoties kunnen ook vermindert worden door systematische desensibilisatie.
Patterson: coercion cycle
1. Moeder dringt op ‘aversieve’ manier binnen in de activiteit van het kind
2. Het kind gaat in de tegenaanval
3. Moeder stopt met berispen effect op korte en lange termijn
4. Het kind staakt de tegenaanval
Cognitief leerperspectief
Volgens de cognitieve sociaal-leertheorie leren kinderen sociaal gedrag door andere mensen te
observeren en te imiteren.
Bandura suggereerde dat 4 reeksen factoren bepalen hoe goed kinderen leren door het gedrag van
een ander te observeren.
1. Factor attention. Of het kind wel aandacht heeft voor het gedrag van het model.
2. Factor retention. Behoud van de kennis.
3. Factor reproduction. Reproduceren.
4. Factor motivation. Kinderen zullen het model eerder imiteren als ze daartoe worden
gemotiveerd door extrinsieke of intrinsieke prikkels.
In de echte wereld beïnvloedt het kind ook het gedrag van het model in het proces van reciprocal
determination.
Volgens Bandura hebben kinderen die zichzelf als competent beschouwen, een hoge self-efficacy: ze
geloven dat ze sociale problemen kunnen oplossen en zijn bereid om het te proberen.
Ontwikkelen van self-efficacy:
1. Direct ervaring wanneer kinderen succes hebben in eerdere soortgelijke pogingen.
2. Plaatsvervangende ervaring wanneer kinderen andere mensen observeren die op de een of
andere manier op hen lijken en in soortgelijke taken slagen.
3. Ouders of leeftijdsgenoten die het kind aanmoedigen en overtuigen dat hij het wel kan.
4. Biologische en affectieve reacties in sociale situaties.
5. Self-efficacy kan ook komen van een groep. Collective efficacy: het gedeelde geloof van de
groep in haar vermogen als eenheid om een bepaald doel te bereiken.
Informatieverwerkingsperspectief
Informatieverwerkingsperspectief: een persoon krijgt informatie binnen, verandert het in een
mentale representatie, slaat het op in het geheugen, vergelijkt het met andere herinneringen,
genereert antwoordmogelijkheden, maakt een besluit over de beste reactie en onderneemt
uiteindelijk actie.
Sociale informatieverwerkingstheorie: Volgens deze theorie doorlopen kinderen in sociale situaties
een reeks cognitieve verwerkingsbeslissingen of stappen, zoals het beoordelen van de intentie van
een ander kind, het beslissen over mogelijke reacties, het evalueren van de waarschijnlijke resultaten
van verschillende acties en uiteindelijk het selecteren en handelen naar hun beslissing.
, Cognitief ontwikkelingsperspectief
Jean Piaget
Twee belangrijke processen:
Assimilation: kinderen gebruiken hun huidige kennis als een kader voor het opnemen of verwerken
van nieuwe ervaringen.
Accommodation: Kinderen wijzigen hun bestaande kennis door het proces van aanpassing van hun
mentale structuren.
Kinderen interpreteren en begrijpen de informatie en gebeurtenissen die ze tegenkomen actief.
Kinderen bewegen zich door verschillende fasen heen (zie p. 27 in het boek) in hun kindertijd. Ze
bewegen zich van egocentrisch naar realisme.
Sociaal-cognitieve domeintheorie
Later ontstond er een theorie dat kinderen sociale problemen in specifieke domeinen categoriseren
en verschillende oordelen vellen, afhankelijk van het domein. Dit was domein specificiteit.
Lev Vygotsky
In de socioculturele theorie van Vygotsky gaf hij drie principes van culturele invloeden:
1. Culturen verschillen in omgevingen en praktijken die het aanbied.
2. Deze omgevingen en praktijken vergemakkelijken de ontwikkeling van het kind.
3. Kinderen leren over hun cultuur van ervaren leden van de cultuur.
Vygotsky stelde dat ontwikkeling het best kan worden begrepen als een product van sociale
interactie. Vygotsky focuste op de zone van proximale ontwikkeling: de ruimte tussen wat een
leerling zelfstandig kan doen en wat hij of zij kan doen terwijl hij of zij deelneemt met meer capabele
anderen.
Systeemtheorie perspectief
Ontwikkelingspsychologen vinden ook dat kinderen beïnvloed worden door verschillende systemen.
Bronfenbrenners ecologische theorie
- Microsysteem: waarin het kind direct interacteert met mensen en instituties.
- Mesosysteem: onderlinge relaties tussen twee of meer microsystemen
- Exosysteem: omgeving waarin kinderen niet participeren, maar die wel effect hebben op een van
hun microsystemen (indirect wel invloed op het kind).
- Macrosysteem: de samenleving en subcultuur waartoe de zich ontwikkelende persoon behoort.
- Chronosysteem: tijdelijke veranderingen in ecologische systemen of tussen individuen,
produceren nieuwe voorwaarden die effect hebben op de ontwikkeling.
Biologisch perspectief
Ethologische theorie
Ethologische theorie: Om dus te leren over sociaal gedrag van kinderen, moeten onderzoekers
rekening houden met de omgeving van het kind waarin het gedrag plaatsvindt, dus bijvoorbeeld in
een klaslokaal. Ondanks dat ethologen gedrag zien als iets biologisch, denken ze wel dat het gedrag
aangepast kan worden door ervaringen. Een belangrijke periode hierin is de kritieke periode: een
specifieke tijd in de ontwikkeling van een organisme waarin externe factoren een onomkeerbare
impact hebben.
Evolutionaire ontwikkelingstheorie
Evolutionaire psychologen focussen op gedrag dat het voortbestaan van de soort in het verleden
verzekerde. Deze psychologen gaan ervan uit dat onze voorouders vaardigheden ontwikkelden om te
overleven. Deze processen worden gezien als instrumenteel voor het menselijk functioneren in
bredere zin en specifiek voor sociale ontwikkeling.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur doriendeboer. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.