Hoofdstuk 2: cerebrale parese
Lesdoelen
Je kan in je eigen woorden uitleggen wat CP inhoudt (en wat niet).
Je kent de indeling volgens type en lokalisatie.
Je weet welke stoornissen geassocieerd worden met CP.
Je kent mogelijke oorzaken van CP en kan deze linken aan de hersenontwikkeling.
Je hebt notie van de verschillende soorten behandeling van CP.
Wat is CP?
Marieke
Veelzijdig, creatief en ze zet zich in voor mensen met CP; “kijk even wat langer voordat je een
oordeel velt.”
Roos
Een echte levensgenieter, houdt van uitgaan en lekker eten. “ik vergeet in het dagelijks leven dat
ik een beperking heb.”
Willem
Humor, een getalenteerd spreker en actief in de gemeenteraad. “ik heb een beperking, maar ik
ben niet mijn beperking.”
Deel 1: dit is leuk
Iemand met CP is niet zielig. Het leven is leuk, ook met CP.
Deel 2: dit is knokken
Met CP kun je heel veel, maar je moet er wel wat voor doen of je nu 6 of 60 bent.
Deel 3: dit is winnen
Iedereen wil vooruit. Ook al gaat dit met kleine stapjes. Het voelt als een overwinning.
Deel 4: dit is vanzelfsprekend
En strandwandeling maken, met de auto op pad. Met CP gaat dit net even anders.
Inleiding
1
, Algemeen: What’s in a name
Het verwijst naar een hersenbeschadiging die is opgetreden tijdens de zwangerschap of de
geboorte of voor de eerste verjaardag van het kind. Het woord cerebraal, encefalopathie
verwijzen naar cerebrum (hersen). Het woord centraal verwijst naar het centrale zenuwstelsel,
waartoe de kleine en de grote hersenen behoren. Daarnaast is het er het woord parese, dat
verwijst naar verlamming, spasticiteit of verandering in houding en beweging.
CP
Cerebrale parese
Cerebral palsy
Infantiele encephalopahtie
Hersenverlamming
Centraal motore stoornis
Definitie
Kinderen met blijvende motorische stoornissen in houding en beweging.
Gevolg van een niet-progressief (stationair) cerebraal defect, vroeg in de
ontwikkeling (< 1 jaar) opgelopen.
o Het letsel gaat niet toenemen. Het letsel is er en gaat in die vorm blijven. Het
beeld gaat wel variëren/ontwikkelen doorheen de tijd.
Bijkomende stoornissen zoals pijn, vermoeidheid, visuele of auditieve beperkingen,
epilepsie, gedragsstoornissen, …
o Perinataal: periode van twee weken voor of na de geboorte
Geboorteverhalen die niet spontaan vlot verlopen: niet spontaan
beginnen ademen (asfyxie), infectie oplopen, prematuur
o Postnataal: eerste levensjaar
Hersenvliesontsteking, hersenbloeding, kindermishandeling, kleine
letsels die ontstaan om dat er te hard handig met kind is omgegaan.
CP, cerebrale parese,
cerebral palsy,
hersenverlamming, infantiele encephalopathie, centraal motorische stoornis, allemaal namen
2
, die gegeven worden aan een vanuit de hersenen ontstane bewegingsstoornis. Deze stoornis is
per definitie niet progressief, gezien de hersenschade niet toeneemt in de loop van de tijd.
De gevolgen van deze hersenschade, zoals spierspanning en gewrichtsvervormingen, kunnen
wel erger en duidelijker worden naarmate het kind ouder wordt. Schade moet voor het eerste
levensjaar ontstaan zijn.
CP is een bewegingsstoornis waarbij controle over de spierbewegingen gestoord verloopt: de
spier functioneert abnormaal als gevolg van slecht functioneren van de hersenen. De hersenen
zijn niet in staat om de juiste spanning door te geven aan de spieren en om de spieren correct te
doen samenwerken.
Growing into deficit
Moeilijk onderscheid tussen stationair en progressieve aandoening.
Veel functionerende circuits bij het jonge kind nog niet of partieel in gebruik. Defect
komt pas geleidelijk tot uiting!
o Vb. congenitale hemiplegie, diplegie
Anamnese: moeilijke geboorte (navelstreng rond de nek), prematuriteit, …
Neuroplasticiteit
Compensatoire mogelijkheden van het zenuwstelsel
Overname van functie door bv. homologe schorsgebieden van de andere hemisfeer
Reorganisatie van neuronale circuits
Prevalentie
Twee per 1000 levend geboren kinderen (in Westerse landen)
Negatieve correlatie met zwangerschapsduur: hoe vroeger geboren, hoe groter risico
op schade
o Perinatale periode (2 weken voor - 2 weken na de geboorte)
o Prematuriteit: toename risico’s bij kortere zwangerschapsduur
Matige of laattijdige prematuriteit (tussen 33ste en 36ste week amenorroe)
Ernstige prematuriteit (tussen de 28ste en 32ste week amenorroe)
Extreme prematuriteit (voor de 28ste week amenorroe)
À terme baby’s. (tussen 37 & 42 weken zwangerschap)
o Negatieve correlatie met laag geboortegewicht
o Risico bij meerlingenzwangerschap
Klinische beschrijving ziektebeeld
3