Samenvatting Ontwikkelingspsychologie - Volledige samenvatting voor BOK Leren en Ontwikkelen Leerjaar 1
21 vues 2 fois vendu
Cours
Ontwikkelingspsychologie
Établissement
Fontys Hogeschool (Fontys)
Book
Ontwikkelingspsychologie, custom editie
Dit is een samenvatting van het custom ontwikkelingspsychologie boek van Fontys. Het is een volledige samenvatting van de stof voor BOK Leren en Ontwikkelen, leerjaar 1 toegepaste psychologie op Fontys. De samenvatting is per week per leeruitkomst uitgewerkt.
BOK leren en ontwikkelen (tentamencijfer: 8,5)
BOK Leren & Ontwikkelen Samenvatting
Tout pour ce livre (14)
École, étude et sujet
Fontys Hogeschool (Fontys)
HRM & Psychologie: Toegepaste Psychologie
Ontwikkelingspsychologie
Tous les documents sur ce sujet (6)
Vendeur
S'abonner
kimdehoog05
Aperçu du contenu
Bok leren en ontwikkelen
Week 1: Visie op ontwikkeling en perspectieven
De student kan de aard van de veranderingen tijdens de ontwikkeling onderscheiden
en kan deze herkennen in een korte casus.
Ontwikkelingspsychologie: de wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit bij
mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de jaren tot de volwassenheid.
Er zijn 4 centrale thema’s:
1. Fysieke ontwikkeling
2. Cognitieve ontwikkeling
3. Sociaal-emotionele ontwikkeling
4. Persoonlijkheidsontwikkeling
Cohort: een groep mensen die op dezelfde plek op en rond dezelfde tijd zijn geboren. Een oorlog
(sociaal-historische gebeurtenis) hebben bijvoorbeeld een gemeenschappelijke invloed
Normatieve gebeurtenis: gebeurtenissen die bepalend zijn voor mensen binnen een bepaalde
groep, bijvoorbeeld leeftijdsgebonden, plaatsgebonden of etnisch
Niet-normatieve gebeurtenis: gebeurtenis die plaatsvindt in iemands leven, terwijl de meeste
andere mensen hier niet mee te maken krijgen
De student begrijpt wat de relatieve invloed van nature en nurture op de ontwikkeling
is.
Nature-nurture debat: de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze eigenschappen,
komen deze voort uit onze aanleg of uit onze opvoeding en leefomgeving?
Nature: aangeboren
Mutatie: proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie
Nurture: aangeleerd
Genetisch bepaalde eigenschappen hebben invloed op het gedrag, maar kunnen ook invloed
hebben op hoe je omgeving gevormd wordt.
Bijvoorbeeld: als een kind veel huilt, kan het ervoor zorgen dat de ouders bij elk geluidje bij
hem staan en dit heeft invloed op je verdere ontwikkeling
Gevoelige periode: tijdsspanne waarin kinderen extra gevoelig zijn voor bepaalde
omgevingsinvloeden en makkelijke speci eke vaardigheden kunnen leren
Kritieke periode: tijdsspanne waarin een bepaalde gebeurtenis grote, onomkeerbare gevolgen
heeft
De student kan de verschillende perspectieven op ontwikkeling onderscheiden.
Psychodynamisch perspectief: gedrag komt voor uit innerlijke, onbewuste krachten die uit onze
kindertijd stammen en waarover we weinig controle hebben.
Psychoanalytische theorie (Freud): Theorie die ervan uitgaat dat onbewuste krachten
bepalend zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag
Psychosociale ontwikkeling (Erikson): de veranderingen in onze interacties met anderen en
in hoe we aankijken tegen het gedag van anderen en tegen onszelf als leden van de
maatschappij
Behavioristisch perspectief: we kunnen ontwikkeling begrijpen door waarneembaar gedrag en
omgevingsstimuli te bestuderen
fi
, Stimulus-respons leren: vormen van leren die we kunnen beschrijven in termen van stimuli
en responsen, zoals klassieke en operante conditionering
Gedragsmodi catie: techniek om gewenst gedrag te verhogen en ongewenst gedrag te
verlagen
Cognitief perspectief: nadruk op de invloed van veranderingen in de manier waarop mensen
dingen weten, begrijpen en denken op gedrag
Basisprincipes adaptatie van kinderen:
- assimilatie: nieuwe ervaringen interpreteren met de denkwijze die je al had
- accommodatie: door een nieuwe stimulus op een andere manier gaan denken
Systemisch perspectief: gedrag wordt bepaald door de relatie tussen individuen en hun fysieke
wereld, cognitieve wereld, persoonlijkheidswereld en sociale wereld
Evolutionair perspectief: gedrag is het resultaat van de genetische erfenis van onze voorouders.
Via natuurlijke selectie worden gedrag en eigenschappen die de overlevingskansen van onze
soort bevorderen, doorgegeven.
Zelfdeterminatietheorie: er zijn 3 natuurlijke basisbehoeften die het functioneren,
welbevinden en de groei van mensen beïnvloeden: autonomie, verbondenheid en
competentie. Stelt ook dat mensen van nature hun eigen omving vormgeven
De student kent het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner en kan dit herkennen in
een korte casus.
Het bio-ecologischs model geeft dat we ontwikkeling alleen volledig kunnen begrijpen als we
kijken hoe een persoon in deze 5 verschillende omgevingsniveau’s past:
• Microsysteem: dagelijkse, directe omgeving waarin kinderen leven (hun thuis, ouders en
vrienden)
• Mesosysteem: zorgt voor connecties tussen verschillende onderdelen in het microsysteem
(kinderen verbinden aan ouders)
• Exosysteem: algemenere invloeden, dus sociale instituties (school, gemeenschap, gebedshuis)
• Macrosysteem: vertegenwoordigt culturele invloeden waaraan een individu blootstaat (overheid,
religieuze systemen en politiek)
• Chronosysteem: omvat de invloed van de tijd op de ontwikkeling van kinderen, inclusief
historische gebeurtenissen/veranderingen (9/11 en stemrecht voor vrouwen)
De 5 niveau’s staan met elkaar in verbinding, hierdoor heeft een verandering in het ene deel van
het systeem ook invloed op andere delen.
bijvoorbeeld: ontslag van een ouder, mesosysteem, heeft invloed op het microsysteem van
het kind, kleiner moeten gaan wonen
Week 2: Leren en het geheugen
De student weet wat klassieke conditionering is, kent de bijhorende begrippen en
mechanismes en begrijpt hoe dit gedrag beïnvloedt.
Klassieke conditionering: een vorm van stimulus respons leren waarbij een in eerste instantie
neutrale stimulus het vermogen verwerft om dezelfde aangeboren re ex op te roepen als een
andere stimulus die deze re ex oorspronkelijk oproept
Neutrale stimulus (NS): iedere stimulus die voorafgaand aan de verwervingsfase geen
geconditioneerde respons oproept (rat, Little Albert & belletje, hond)
Ongeconditioneerde stimulus (UCS): de stimulus die een ongeconditioneerde respons oproept
(hard geluid, Little Albert & eten, hond)
Ongeconditioneerde respons (UCR): de respons die voorafgaande aan de verwerkingsfase wordt
opgeroepen door een ongeconditioneerde stimulus (huilen, Little Albert & kwijlen, hond)
fi fl fl
,Fase 1
Verwervingsfase: een neutrale stimulus wordt herhaaldelijk aangeboden samen met de
ongeconditioneerde stimulus
= contiguïteit: het samen, of vlak na elkaar, aanbieden van de NS en de UCS
Fase 2
De neutrale stimulus veranderd in de geconditioneerde stimulus
Geconditioneerde stimulus (CS): in de klassieke conditionering: een oorspronkelijke neutrale
stimulus die na een leerproces de geconditioneerde respons oproept (rat, Little Albert & belletje,
hond)
Geconditioneerde respons (CR): in de klassieke conditionering: een respons die wordt
opgeroepen door een oorspronkelijk neutrale stimulus die na een leerproces geassocieerd wordt
met de ongeconditioneerde stimulus (huilen, Little Albert & kwijlen, hond)
Je kan de respons weer laten verdwijnen door een tijdje alleen de geconditioneerde stimulus aan
te bieden en in het geval van Pavlov het hondenvoer achterwegen te laten, dit is extinctie
Het wordt tijdelijk onderdrukt, maar de respons kan weer terug komen, spontaan herstel =
terugkeren van een uitgedoofde geconditioneerde respons na een rustperiode
Stimulusgeneralisatie: de uitbreiding van een aangeleerde respons naar stimuli die lijken op de
geconditioneerde stimulus
Stimulusdiscriminatie: selectief leren, dus een organisme leert te reageren op een bepaalde
stimulus, maar reageert niet op soortgelijke stimuli
Conditionering van hogere orde: een geconditioneerde stimulus levert de basis voor een
associatie met een nieuwe neutrale stimulus, zodat de geconditioneerde respons verschijnt als
gevolg van een tweede stimulus of een stimulus van hogere orde
De student weet wat operante conditionering is, kent de bijhorende begrippen en
mechanismes en begrijpt hoe dit gedrag beïnvloedt
Operante conditionering: een vorm van stimulus respons-leren waarbij de kans op een respons
verandert door de gevolgen ervan, oftewel door de stimuli die op de respons volgen
B.F. Skinner is de grondlegger hiervan, hij zei altijd: hetgeen dat direct na het gedrag gebeurt heeft
de krachtigste invloed (belonen of stra en)
Skinner had dit weer van Thorndike hij kwam met
- Trial-and-error: het uitproberen en leren van fouten
- Wet van e ect: leren wordt geleid door het e ect dat bepaald gedrag heeft
Bekrachtiging: elke omstandigheid die op een respons volgt en die versterkt
Stimulus geven (+) Stimulus geven (-)
Kans op gedrag neemt toe Positieve bekrachtiging Negatieve bekrachtiging
Kans op gedrag neemt af Positieve straf/correctie Negatieve straf/correctie
Positieve bekrachtiging: het aanbieden van een aangenamen stimulus (geld) waardoor de kans dat
de respons zich herhaalt toe neemt
Negatieve bekrachtiging: het weghalen van een vervelende stimulus (kiespijn) waardoor de kans
dat de respons zich herhaalt toeneemt
Continue bekrachtiging: schema waarbij alle correcte responsen bekrachtigd worden
- Primaire bekrachtiging: heeft een biologische waarde voor het organisme
ff ff ff
, - Secundaire bekrachtiging: stimulus die zijn bekrachtigde waarde krijgt door ene
aangeleerde associatie met een primaire bekrachtiger
Operante ruimte: een instrument dat zo geprogrammeerd kan worden dat na bepaald gedrag van
het proefdier speci eke bekrachtigende of stra ende consequenties kunnen volgen
Shaping: procedure om nieuw gedrag stapsgewijs aan te leren via positieve bekrachtiging
waardoor het doel steeds dichterbij komt
Intermitterende bekrachtiging: kan je gebruiken wanneer je hond poot heeft leren geven, enkele
responsen worden dan bekrachtigd. Zo houd je de respons in stand
Voorkomt extinctie!
Bekrachtigingschema’s
Ratioschema: belonen na een aantal responsen
Vast ratioschema FR: bekrachtiging wordt aangeboden na een vast aantal responsen
Variabel ratioschema VR: het aantal responsen dat nodig is voor een bekrachtiging is elke
keer anders
Intervalschema: belonen na een bepaald tijdsinterval
Vast intervalschema FI: bekrachtiging wordt aangeboden na een vaste tijdsduur
Variabel intervalschema VI: de tijd tussen bekrachtigingen varieert
Premack-principe: een favoriete activiteit kan worden gebruikt om minder populaire activiteit te
bekrachtigen (kinderen die het lastig vinden om stil te zitten beloven dat ze na a oop een rondje
mogen rennen)
Straf: een situatie die op een respons volgt en die de respons in frequentie doet afnemen
Positieve straf: een vervelde stimulus wordt toegediend (pijn als je een hete pan aanraakt)
Negatieve straf: een positieve stimulus wordt verwijdert (als je niet luistert, geen tv kijken)
De student begrijpt hoe vanuit de cognitieve psychologie leren op verschillende wijzen
verklaard kan worden
Inzichtelijk leren: het oplossen van problemen vindt plaats door een plotselinge reorganisatie van
percepties (bekende voorwerpen in een andere context of vorm zien)
Cognitieve plattegrond: mentale representatie om je omgeving te oriënteren
Latent leren: leren zonder bekrachtiging en zonder zichtbaar of waarneembaar bewijs dat er een
leerproces plaatsvindt
Leren door observatie: nieuwe responsen worden geleerd door naar andermans gedrag en de
consequenties van dat gedrag te kijken
Cognitief leren: het onthouden van dingen (toetsstof) , problemen oplossen (in een andere context
bekijken), leren heeft niet alleen te maken met gedragsverandering, maar kan ook alleen in het
hoofd gebeuren (mentale veranderingen)
Sociaal leren: leren van het gedrag van anderen
De student weet wat de drie functies van het geheugen zijn en kan deze herkennen in
een korte casus
Geheugen: elk systeem dat informatie codeert, opslaat en terughaalt
Coderen: eerste functie, het omzetten van informatie in een vorm die het beste in het
geheugensysteem past. Dit gaat snel en automatisch (toetsenbord van een computer)
fi ff fl
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur kimdehoog05. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.