Samenvatting psychologie
Hoofdstuk 1: Psychologie als wetenschap
Hond van pavlov: je kunt mensen conditioneren, is nurture of nature belangrijk?
Sigmund Freud:
Hij had het vaak over seks etc. en dat werd niet aanvaard
Hij had het onbewuste op de agenda gezet bv. depressie, drugsverslaving
De focus lag op psychisch functioneren psychologie ontstaan
Darwin: evolutiepsychologie
Cognitieve psychologie: manier waarop we denken, schematherapie
Wat is psychologie:
Verschillende stromingen: verschillende kijk op de mens (psychoanalyse, behaviorisme,
humanistische psychologie, systeemdenken, cognitieve psychologie, evolutiepsychologie)
Diverse stromingen van 19e eeuw tot nu:
o Eerste helft vorige eeuw: Psychodynamische theorie vs. Behaviorisme
o Gevolgd door stromingen die er los van stonden
o Eind van de eeuw: nieuwe stromingen die verder aan de slag gaan met bouwstenen
uit eerdere stromingen. Evidence based
Kenmerken van de wetenschap:
Domein:
Het onderwerp van een bepaalde wetenschap of discipline
Verschillende stromingen binnen de psychologie concentreren zich vaak op verschillende
onderwerpen bv. behaviorisme (gedrag/buitenlijk domein) en psychoanalyse (onbewuste)
Hypothesen en theorieën:
Hypothese: wetenschappelijke stelling die nog niet bewezen is
Theorie: opgebouwd uit getoetste stellingen en inzichten, bij voorkeur causale verbanden,
die hiërarchisch zijn opgebouwd
Je merkt iets op in de SL en vraagt je af hoe iets in elkaar zit wetenschapper zal hypothese
formuleren
Reductie:
Elke wetenschap is een vereenvoudiging vd totale werkelijkheid (reductionistisch)
De kracht vd wetenschap ligt in het isoleren van deelsystemen
What’s it like tob e a bat? we zijn het niet, we kunnen het dus ook niet weten
Edmund Husserl: H2O, water is zoveel meer dan de reductie H2O
Intersubjectieve overeenstemming: (inter = tussen)
Iets dat geldig of waar is voor een groep mensen onderling bv. God, ufo’s
Wetenschap streeft naar intersubjectieve overeenstemming tussen diegenen die zich aan
wetenschappelijke regels houden
1
,Samenvatting psychologie
De wetenschappelijke geldigheid en betrouwbaarheid van psychologische kennis is dus een
relatief en geen absoluut begrip
Er wordt een vergelijking gemaakt
Formulering:
Wetenschappelijke kennis is nauwkeurig, precies en ondubbelzinnig, communiceerbaar
Elke wetenschap beschikt over een vakjargon
Sommige termen uit de psychologie zijn gemeengoed (iets dat iedereen heeft) vb. IQ,
frustratietolerantie, oedipuscomplex
Voortgang:
Wetenschap evolueert
Paradigma’s = volgen elkaar op en zijn tijdgebonden
o Samenhangende wetenschappelijke visies, theorieën, onderzoeksmethoden
o Een referentiekader: welke vragen zijn er en hoe moeten we die oplossen?
o Zienswijze, filosofisch uitgangspunt, grondhouding, wereldbeeld
Cyclische voortgang (relatieve cyclus) = feiten, hypothesen, experiment, integreren in
theorie
Inclusie = belangrijk, iedereen verdient een plek in de SL
Burgerschapsparadigma = iedereen heeft dezelfde rechten en plichten
Kritisch:
Intersubjectieve overeenkomst = als verschillende onderzoekers het eens zijn, kunnen de
conclusies geaccepteerd worden binnen de wetenschap
Mensbeeld & filosofisch gedachtegoed:
Elke wetenschap impliceert een mens- en wereldbeeld, een visie, een levensbeschouwing is
ofwel onderliggend bij het formuleren van nieuwe paradigma of vloeit als een onlosmakelijke
conclusie voort uit de opgebouwde theorieën.
Situering tussen de wetenschappen:
Nomothetische wetenschap (verklaren): algemeen geldende regels
Ideografische wetenschap (begrijpen): unieke en specifieke literatuurwetenschap
Methoden:
Mensenkennis:
Mensenkennis vs. Wetenschappelijke psychologische kennis: iedereen heeft mensenkennis,
wetenschappelijke kennis = verkregen door onderzoeksmethoden
Mensenkennis = subjectief, waardegeladen en cultuurgebonden
Niet-psychometrische methoden:
Geen wiskunde nodig, geen data-analyse en statistiek, niet gemeten
Observatie: vb. participerende observatie
2
,Samenvatting psychologie
Introspectie: innerlijke zelfwaarneming (persoon kijkt van op afstand naar zijn gevoelens,
eigen gedachten, verlangens, motieven en gedragingen
Interview: meer of minder gestructureerd, actief luisteren, valkuil (eigen gedachten worden
toegeschreven)
!!Anamnese!!: de studie van de ontwikkeling van een bepaalde problematiek
o Ontstaansgeschiedenis: in beeld brengen hoe een valkuil is ontstaan, niet van het
kind, maar van de ouders
o Gevalsgeschiedenis: zoals deze door de persoon subjectief is ervaren en
weergegeven
Gevalstudie: het samenbrengen van alle info waarover je beschikt
o Voordelen: diepgaand en gedetailleerd, verkennen thema
o Nadelen: resultaten niet zomaar veralgemenen
Projectieve technieken: onbewust je eigen karaktertrekken, emoties en motieven toe
schrijven aan iets of iemand buiten zichzelf
Projectieve testen: Thematische Apperceptie Test (Murray) , Rorschachtest
, Children Apperception test , familie in dieren , house-tree-person
Psychometrische methoden:
Wel wiskunde nodig, data-analyse, statistiek en gemeten
Experiment:
o Populatie, steekproef, at random steekproef, representatieve steekproef,
controlegroep, condities
o Variabele = experiment onderzoekt mogelijke verbanden tussen variabelen
Onafhankelijke variabele: de oorzaak, de variabele die gemanipuleerd wordt
Afhankelijke variabele: verandert als gevolg van je gemanipuleerde
onafhankelijke variabele.
Controlegroep: mensen die niet gemanipuleerd worden
Condities: bv. 1ste conditie 2 shotjes, 2de 4 shotjes en 3de 6shotjes
Dubbelblind: je weet niet in welke conditie je zit en de proefleider ook niet
Isolerende variatie: om te onderzoeken moet rekening houden met alle
omstandigheden bv. bij onderzoek met alcohol moet je letten op medicatie
dat ze nemen en of ze gegeten hebben
Correlationeel onderzoek:
o Men manipuleert GEEN variabelen
o Men onderzoekt in welke mate veranderingen in de ene variabele samengaan bv.
correleert het studieniveau met het inkomen van de ouders, correleert haarkleur
met intelligentie.
o Er zijn beperkingen die je niet kan onderzoeken
o Positieve correlatie: bv. examenuitslagen, als leerlingen met hoge cijfers voor het
ene examen ook hoge cijfers voor het andere examen behalen
o Negatieve correlatie: bv. hoge cijfers voor de ene proef over het algemeen gepaard
gaan met lage cijfers voor de andere
o Geen correlatie: geen duidelijk verband
!!Testen!!:
o Validiteit: meet een test datgene wat hij beweert te meten
3
, Samenvatting psychologie
o Betrouwbaarheid: intrinsieke toevalsfactoren (eigen aan test. Onvoldoende vragen)
extrinsieke toevalsfactoren (te wijten aan testsituatie of persoon)
o Normering: vergelijken met scores van een vergelijkbare groep
o Standaardisatie: nauwkeurig vastleggen werkwijze, materiaal, toekennen scores
Disciplines:
Psychologie kent verschillende disciplines die elk een eigen domein hebben
o Ontwikkelingspsychologie
o Persoonlijkheidspsychologie
o Sociale psychologie
o Klinische psychologie
Hoofdstuk 2: Psychotherapie
Cliëntgerichte of humanistische aanpak: Luisteren naar de client, het unieke, individuele
Cognitieve gedragstherapie: denkpatronen herkennen/bijsturen
Psychoanalyse: Freud, klant op de sofa, het bewuste en onbewuste
Systeemtherapie: therapie met het gezin of iemand belangrijk in de klant zijn leven
Oplossingsgerichte therapie: positieve benadering, oplossingen zoeken, talenten in kaart brengen
Mindfulness: milder zijn voor jezelf
Lichaamsgerichte therapie: als mensen weinig taal/woorden hebben
Neuropsychologie: chemische reacties in het lichaam
Dodo Bird Verdict:
Saul Rozensweig kwam tot de conclusie dat meer dan 500 verschillende vormen van
psychotherapie evenwaardig waren
Alle therapieën werken
‘Het maakt niet uit wat je doet, als het maar effect heeft’
‘Iedereen heeft gewonnen, en iedereen moet prijzen krijgen’
Hoe komt het dat het niet uitmaakt welke therapie je kiest? Hoe komt het dat veel behandelingen
werken? Iedereen heeft iets gemeenschappelijks
De taart van Lambert: 40% van de mensen lossen hun problemen op door iets buiten de therapie bv.
een nieuwe job of nieuw lief
4