Literatuur Primaire Processen
Hoofdstuk 1
Supply chain/toevoerketen = globaal netwerk van organisaties en activiteiten die goederen
en services aan een bedrijf leveren.
Productiviteit = output/input, hoe wordt input gebruikt voor creëren van output
Single-factor productiviteit = geproduceerde units/gebruikte input
Output
Multi-factor productiviteit =
arbeid+ materiaal+energie +kapitaal etc .
De productiviteit goed meten kan lastig zijn, door verandering in kwaliteit maar niet in
kwantiteit, invloed van externe elementen of verschil in gebruikte hoeveelheden per
onderdeel/soort (bijv. verschil in rechtszaken of soort auto’s).
Productiviteit variabelen = 3 variabelen die cruciaal zijn voor de toename van productiviteit
1. Arbeid: 3 belangrijke variabelen voor een hogere arbeidsproductiviteit zijn:
a. Basisopleiding voor een effectieve arbeidskracht
b. Goede voeding van beroepsbevolking
c. Goede collectieve voorzieningen zoals transport en sanitaire voorzieningen
2. Kapitaal: investeringen van kapitaal zijn nodig om productiviteit omhoog te krijgen,
factoren zoals inflatie en belasting kunnen ervoor zorgen dat investeringen duurder
worden, dat leidt tot minder investeringen en dus lagere productiviteit
3. Management: zorgen ervoor dat arbeid en kapitaal zo worden gebruikt om hogere
productiviteit te behalen
Hoofdstuk 2
Door de ontwikkelingen van globalisatie, is het belangrijk voor bedrijven om te concurreren
door middel van effectiviteit in de supply chain en internationalisering van de activiteiten.
Hiervoor hebben bedrijven 6 redenen tot internationale activiteiten:
1. Verbeteren van supply chain: bijv. activiteiten verplaatsen naar plekken met unieke
resources (zoals goedkope arbeid, expertise of grondstoffen)
2. Reduceren van kosten en wisselkoersrisico’s:
a. Uitbesteden van arbeidsintensief werk naar lageloonlanden leidt tot vermindering
van kosten en ruimte voor hoge lonen om moeilijkere taken te doen
b. Door het verspreiden van activiteiten kunnen effecten van negatieve
wisselkoersen worden beperkt
c. Ook afspraken zoals de EU, NAFTA etc. zorgt voor reductie van tarieven wat
leidt tot vermindering van kosten
3. Verbeteren van operationele activiteiten: in andere landen kan er meer kennis zijn over
management (bijv. in Japan hebben ze goed management van inventaris)
4. Begrijpen van markt: begrijpen van de markt waarin het operationaliseert, kan leiden tot
kansen in bijv. nieuwe producten en services
5. Producten verbeteren: bijv. R&D in andere landen of samen met andere bedrijven
6. Aantrekken en behouden van internationaal talent: internationale activiteiten biedt meer
werkgelegenheidskansen voor expertise in andere landen
Missie = doel van een bedrijf, wat wil het toevoegen aan de samenleving
Strategie = actieplan van een bedrijf om de missie te realiseren
Hierbij handelen bedrijven in 3 manieren:
1. Differentiatie: beter/anders product dan andere bedrijven (kan ook alleen op ervaring)
2. Kostenleiderschap: lagere kosten hebben door bijv. efficiënte distributie
3. Respons: snel, flexibel en betrouwbare respons, bijv. aan veranderde vraag
,Module D
Drie onderdelen van een wachtrij:
1. Aankomst: input van een wachtrij, de wachtenden.
a. Grootte: oneindig groot kunnen worden of maximaal aantal
b. Gedrag: of aankomsten bijv. weggaan indien de rij te lang is
c. Patroon: het patroon waarin aankomsten komen (bijv. Poisson distributie)
2. Wachtrijdiscipline: kan de wachtrij oneindig groot worden, hoe worden aankomsten
verwerkt (bijv. FiFo) etc.
3. Service faciliteit
a. Ontwerp: hoeveel servers en fases de wachtrij heeft (enkel, multi)
b. Tijdsdistributie: of het verwerken van iedere aankomst dezelfde vaste tijd duurt of
bijv. met een negatieve exponentiele kansverdeling (kleinere kans op grotere tijd)
Server = ook wel kanaal genoemd, persoon/ding dat een aankomst verwerkt
Fase = fase dat een aankomst doorloopt in het wachtrijproces
Wachtrijmodellen worden beschreven door 3 verschillende letters (1/2/3)
1. Aankomsttempo: komen aankomsten op vast of willekeurig tempo aan
a. M = memoryless, dus willekeurig (Poisson verdeling), in primaire processen
gebruiken we voor nu deze altijd
2. Serviceproces: duur van de verwerking van aankomsten
a. D = deterministisch, er kan een getal aan verbonden worden
b. M = memoryless, bepaalde distributie (we weten niet precies hoelang iedere keer
duurt)
3. Aantal kanalen
a. 1 = 1 server
b. S = aantal meerdere servers
Module E
Leercurve = gebaseerd op dat mensen en organisaties bij herhaling leren om activiteiten
sneller uit te voeren, curve dat de tijd dus afneemt, hoe vaker de activiteit is herhaald hoe
minder snel de volgende keer zal zijn
Benaderingen voor het berekenen van tijd/kosten met leercurves:
Verdubbelende: Tn = T1 x Ln (Tijd n = Tijd 1ste unit x leercurve ratehoevaak verdubbeld)
Formule: TN = T1 x Nlog(L)/log(2) (Tijd N = Tijd 1ste unit x unitlog(leercurve rate)/log(2))
Reader DPE
Flowdiagram = schematische weergave van een proces
Inter-arrival tijd = tijd tussen twee aankomsten of producten bij de entree van het proces
Aankomsttempo = aantal producten dat aankomt in een tijdseenheid
Deterministische waarden = constant en reageren niet op veranderingen in het systeem
Stochastische waarden = waarden die veranderen over tijd, worden meestal uitgedrukt in
een kansverdeling
Doorlooptijd = tijd tussen het moment dat een product/klant het systeem binnenkomt en
weer verlaat, tijd door het volledige systeem
Deterministische doorlooptijd maakt alleen gebruik van de gemiddelde waardes en
negeert effecten van een wachtrij
Indien een product meerdere paden kan volgen in het flowdiagram, reken je voor ieder
pad de doorlooptijd uit en vermenigvuldig je die zoals gewoonlijk met de kans
Capaciteit = limiet van hoeveel een proces aankan
Ontwerpcapaciteit = theoretische maximale output dat een proces kan in een tijdseenheid
Effectieve capaciteit = werkelijke capaciteit die verwacht wordt door beperkingen
, Bottleneck = langzaamste/kleinste capaciteit proces in een systeem die de output limiteert,
heeft de kleinste ontwerpcapaciteit
Indien alle processen voldoende ontwerpcapaciteit hebben is het aankomsttempo de
bottleneck
Vertrektempo = aantal producten/klanten dat een systeem verlaat per tijdseenheid, wordt
bepaald door de bottleneck
Benuttingsgraad = tijd dat een machine/service-unit wordt gebruikt voor productie/service
ten opzichte van de gehele tijd
= totale tijd in gebruik/totale tijd
= actuele output/ontwerpcapaciteit
Efficiëntie = benuttingsgraad met beperkingen zoals pauze, kapotte machines
Bereikte output/effectieve capaciteit
Voor meerdere parallelle servers = aankomsttempo/(aantal servers*productietempo)
Work-in-progress (W.I.P.) = aantal producten/klanten die in productie/service zijn, maar nog
niet klaar zijn
1. Berekenen met Little’s equation
a. Gemiddelde WIP = aankomsttempo * doorlooptijd = λ * W
2. Berekenen met formule
n
a. ∑ ρi∗X i
i=1
b. ρi = benuttingsgraad machine/service-unit 1
c. X i = batchgrootte van machine/service-unit 1
d. n = aantal machines/service-units
Week 3
Hoofdstuk 7
Processtrategie = strategie van een bedrijf voor het proces van resources omzetten in
goederen/services
Vier belangrijkste processtrategieën:
1. Procesfocus: georganiseerd rond specifieke activiteiten of processen die leiden tot
producten met een laag volume en hoge variëteit, bijv. een bakker
2. Repetitieve focus: vanuit input modules maken en daarna die modules omzetten in de
eindproducten met redelijk laag volume en hoge variëteit, bijv. een autofabrikant
3. Productfocus: georganiseerd rond de eindproducten met een hoog volume en een lage
variëteit, vaak in continue processen
4. Mass customization: producten met hoog volume en hoge variëteit die voor ieder
individueel product aangepast kunnen worden naar de wens van de klant
Module = onderdeel of component dat eerder al is gemaakt, vaak in een continu proces
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur chelseavangool. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.