Hoorcollege I. De grens tussen goederenrecht en verbintenissenrecht ................. 3
Kennisclip. Profiteren van andermans wanprestatie ........................................... 11
Hoorcollege II. Uitleg van rechtshandelingen .................................................... 15
Hoorcollege III. Afgescheiden vermogens ......................................................... 24
Hoorcollege IV. Zekerhedenrecht ....................................................................... 40
Hoorcollege V. Verrekening en faillissement ..................................................... 48
Hoorcollege VI. Overwaarde-arrangement en (actio) pauliana .......................... 59
Hoorcollege VII. Internationaal privaatrecht (IPR) goederenrecht .................... 66
2
LexRosa 2023 - Verspreiden niet toegestaan.
, Hoorcollege 1: De grens tussen goederenrecht en
verbintenissenrecht
We gaan, met name, kijken naar het klassieke arrest Blaauboer/Berlips. We gaan kijken naar de
kettingbedingen die ontwikkeld zijn door de praktijk naar aanleiding van het arrest van de HR. We
gaan kijken naar de kwalitatieve verplichtingen die ingevoerd zijn, veel later pas, in 1992 in het
nieuwe BW. En dan gaan we kijken naar een aantal verbintenisrechtelijke figuren die ook een zekere
goederenrechtelijke werking krijgen, met name de huur- en de pachtovereenkomst. We gaan dan
kijken naar de manier waarop een hypotheekhouder zich tegen een huurovereenkomst kan beschermen
en hoe dat dan in een specifiek geval uitpakt. Dan zullen we zien dat de huurder toch in bepaalde
gevallen nog enige rechten kan ontlenen aan die huurovereenkomst.
Allereerst de casus van het arrest Blaauboer/Berlips (1905).
We hebben niet een situatieschets/tekening welke erven nu
waar nu precies lagen, maar in grote lijnen komt het hierop
neer, dat er twee broers Berlips waren en die hebben een aantal
stukken grond geveild/verkocht. In de veilingvoorwaarden
stond dat de broers Berlips zich ertoe zouden verplichten om op
een stuk grond dat in eigendom zou blijven van de gebroeders
Berlips, dat zij daarop een (verharde) weg zouden aanleggen ten
behoeve van de ontsluiting van de daaraan gelegen erven die bij
de veiling verkocht zouden worden. Al die kavels/erven worden
verkocht en in eigendom overgedragen en de broers Berlips
blijven vooralsnog eigenaar van een deel. Een van de kopers is
een makelaar uit Amsterdam met de naam Blaauboer. Die weg
wordt nooit aangelegd. De meeste kopers waren het vergeten, maar Blaauboer komt daar vrij
laat – zo’n twintig jaar later – nog eens een keer achter en die denkt dan: stond niet in de
veilingsvoorwaarden dat daar een weg zou worden aangelegd? Nu hebben we daar toch veel
behoeften aan, dus ik doe alsnog een beroep op die verplichting. Dat was niet verjaard, dus dat
kon nog. Intussen was een van de broers Berlips overleden, maar de overlevende broer werd
nu tot nakoming aangesproken. Blaauboer eiste dat Berlips alsnog die weg zou aanleggen. Nu
was er wel een probleem, want Berlips had die grond inmiddels zelf niet meer in eigendom en
overgedragen aan een zekere Maks. En Berlips zei: dan moet u maar bij Maks aankloppen.
Ten eerste ben ik geen eigenaar meer van die grond, dus ik kan die weg niet eens meer
aanleggen, al zou ik het willen. Ten tweede, doordat ik die grond heb overgedragen aan Maks
is de verplichting tot aanleg van die weg ook automatisch op Maks overgegaan, dus sowieso
valt bij mij niks te halen, ook geen schadevergoedingsvordering of iets dergelijks. Neen,
helemaal niet meer. Ik – Berlips – ben niet meer verplicht tot nakoming van die verplichting
doordat de grond is overgedragen. Doordat nu Maks de nieuwe eigenaar is geworden, is die
verplichting automatisch op Maks overgegaan, aldus Berlips’ verweer.
Dat verweer lag ook erg voor de hand, want deze opvatting was ook decennia lang de opvatting van de
HR. Daar was gaandeweg steeds meer kritiek op gekomen, maar dit was gewoon in aantal arresten van
de HR telkens weer herhaald. De vraag die dan aan de HR voorgelegd wordt, is: “(…) of eene
verbintenis, aangegaan door den eigenaar van een onroerend goed met betrekking tot dat goed (dat is hier dus de
verplichting van de gebroeders Berlips tot aanleg van de weg), overgaat op hem, aan wien hij den eigendom
daarvan krachtens verkoop overdraagt, met het gevolg, dat hij, die de verbintenis heeft aangegaan (dat zijn hier
de gebroeders Berlips), daarvan wordt ontheven.” En dan antwoordt de HR: een verbintenis heeft geen
goederenrechtelijke werking in die zin “(…) dat bij vervreemding [het goed] niet anders dan met diezelfde
3
LexRosa 2023 - Verspreiden niet toegestaan.
, beperking of voorwaarde op den nieuwen eigenaar kon overgaan.” Daarmee breekt de HR met zijn eigen
rechtspraak van eerdere decennia. Er komt een nieuwe opvatting die al in de literatuur door enkelen
verdedigd was. Waarom zegt de HR nu plotseling: neen, een verbintenis kan niet zomaar
goederenrechtelijke werking krijgen, zo’n verbintenisrechtelijke verplichting kan niet zomaar
meeverhuizen bij overdracht van de onroerende zaak. Allereerst komt de HR met een wat dogmatisch
argument dat tegenwoordig wat minder overtuigt, maar het is toch een klassiek argument geworden.
De HR zegt: (i) als wij zouden aanvaarden, zoals wij vroeger deden, dat een verbintenisrechtelijke
verplichting automatisch meeverhuist bij overdracht van het goed, dan zou daarmee de in ons
burgerlijke wetgeving bestaande scherpe onderscheiding tussen zakenrecht en verbintenissenrecht
worden uitgewist. Dus een dogmatisch argument dat we een strak onderscheid moeten maken tussen
zakenrecht (lees: goederenrecht) en verbintenissenrecht.
Máár de HR gebruikt nog twee andere argumenten die aan elkaar verwant zijn en die vandaag de dag
nog steeds veel overtuigingskracht hebben. De HR vergelijkt wat de broers Berlips hebben
afgesproken met het stelsel van erfdienstbaarheden. De HR zegt: (ii) we hebben al een rechtsfiguur in
het Burgerlijk Wetboek waarbij verplichtingen kunnen worden verbonden aan een onroerende zaak op
zodanige manier dat bij overdracht van die onroerende zaak verplichtingen meegaan en dat zijn de
erfdienstbaarheden. Dus we moeten kijken: hoe functioneert dat nou bij erfdienstbaarheden? Wat kun
je allemaal doen met een erfdienstbaarheid? Bij een erfdienstbaarheid kun je wel verplichtingen
opleggen aan een dienend of lijdend erf, máár slechts binnen bepaalde grenzen. De belangrijkste grens
waar je tegenaan loopt – zeker in het oud BW – is, de verplichting kon alleen maar bestaan uit een
verplichting tot een duldend of een niet-doen. De grenzen zijn in het nieuwe BW een beetje opgerekt.
Binnen bepaalde grenzen kun je nu ook een verplichting tot een actief handelen (tot doen) opleggen,
denk aan onderhoudsverplichtingen, maar dat is dan ook de enige uitzondering. In beginsel gaat het
ook naar huidig recht om een verplichting tot een dulden of een niet-doen. Zo’n verplichting tot aanleg
van een weg is een beetje problematisch. Als de verplichting tot aanleg van de weg de
hoofdverplichting is (een doen), dan kan dat niet. Maar er is nog een ander probleem. Als je dit al met
een erfdienstbaarheid zou kunnen doen, quod non, dan moet die erfdienstbaarheid in ieder geval
worden ingeschreven in de openbare registers. Dus als iemand een stuk grond koopt waar zo’n
verplichting aan verbonden is, in onze casus was dat die Maks die dat tussenliggende strookje grond
koopt, dan kan die koper, voordat hij besluit te kopen, in de openbare registers zien staan dat deze
erfdienstbaarheid bestaat, dus hij kan daar rekening mee houden en eventueel afzien van de koop. Dus
twee argumenten ontleend aan het stelsel van erfdienstbaarheden. Inhoudelijk kun je met een
erfdienstbaarheid lang niet alle verplichtingen koppelen aan een stuk grond: in principe alleen
verplichtingen tot een dulden of niet-doen, dat is al één probleem. Het tweede probleem is: de
erfdienstbaarheid moet zijn ingeschreven in de openbare registers. Vergelijk dat nou met wat Berlips
gedaan heeft, puur een verbintenisrechtelijke verplichting in een overeenkomst. Qua inhoud hebben
we hier al een probleem. Als een verplichting tot aanleg van een weg, dus een verplichting tot een
actief handelen (tot een doen), niet kan worden opgelegd met een erfdienstbaarheid, waarom zou dat
dan wel moeten kunnen met een overeenkomst? Dat is vreemd, want uiteindelijk mag het niet
uitmaken welk middel je neemt. Maar als het recht bezwaren heeft tegen het automatisch mee over
laten gaan van positieve verplichtingen (tot een doen), en dat is om goede redenen bij
erfdienstbaarheden verboden, dan moet dat hier bij een verbintenisrechtelijke verplichting óók
verboden zijn. Als je het al met een erfdienstbaarheid zou kunnen doen, dan moet dat zijn
ingeschreven in de openbare registers. Doe je dat met een verbintenisrechtelijke verplichting in een
overeenkomst, dan heeft dat als extra nadeel dat die overeenkomst niet is ingeschreven en dus voor
een opvolgende koper niet zichtbaar is.
Vervolgens speelt nog een rol de uitleg van een wetsartikel uit het oud BW, art. 1354, daarin staat het
volgende: “men wordt voorondersteld bedongen te hebben voor zichzelven, en voor zijne erfgenamen en
regtverkrijgenden, ten ware het tegendeel uitdrukkelijk bepaald zij, of uit den aard der overeenkomst mogt
4
LexRosa 2023 - Verspreiden niet toegestaan.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur LexRosa. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.