Samenvatting 10VoorBiolgie;2 vwo; Ecologie, Evolutie en Vaccinatie
12 vues 0 fois vendu
Cours
Biologie
Type
VWO / Gymnasium
Dit is een samenvatting van de methode 10VoorBiologie, leerjaar 2 vwo. Het gaat over de hoofdstukken Ecologie (hoofdstuk 13), Evolutie (hoofdstuk 4) en Vaccinatie (hoofdstuk 10).
Samenvatting Ecologie, Evolutie en Vaccinatie
Ecologie
13.1 Wat is ecologie?
De omgeving waar een organisme leeft bepaald of een organisme ergens kan overleven.
13.1.1 Omgevingsfactoren
Je kunt in de natuur om je heen zien dat een organisme heel vaak iets met andere
organismen te maken heeft. Ze hebben dan een bepaalde relatie met elkaar.
Om de processen in de natuur goed te kunnen begrijpen is het belangrijk dat we de
onderlinge relaties tussen organismen bestuderen.
Organismen zijn afhankelijk van omgevingsfactoren. Dat kunnen biotische factoren zijn,
maar ook abiotische factoren.
De tak van de biologie die populaties van soorten samen met de biotische en abiotische
factoren bestudeert, noemen we de ecologie. Een ecoloog onderzoekt ecosystemen.
13.1.2 Ecologie en maatschappij
Door het boek Silent Spring van de ecoloog Rachel Carson werd de wetgeving voor het
gebruik van deze giftige middelen in diverse landen aangepast.
Het waren ook ecologen die al in een vroeg stadium waarschuwden voor de onherstelbare
gevolgen van het kappen van tropische bossen. Door de erosie heeft herbeplanting namelijk
maar een kleine kans van slagen.
De kennis over biotische en abiotische factoren en onderlinge beïnvloeding stelt mensen in
staat om waardevolle ecosystemen met de bijbehorende planten en dieren te behouden.
Ecologie is dus een belangrijke wetenschap die zijn dienst bewijst bij milieuproblemen.
Ecologie speelt bovendien een belangrijke rol bij het waarborgen van voldoende
voedselproductie. Ecologie reikt ons gegevens en modellen aan voor een duurzaam gebruik
van landbouwgrond, visserijgebieden, recreatie- en natuurparken.
13.2 De verspreiding van organismen
Ecologen bestuderen de verspreiding van organismen op het land en in het water: ze willen
graag weten waar en in welke hoeveelheden planten en dieren op aarde voorkomen. Dit
doen ze met behulp van satellieten.
13.2.1 Vegetatiegordels
Het klimaat is de bepalende factor voor de verspreiding van planten op aarde. De
vegetatiegordels geven aan welke plantensoorten in de verschillende klimaatgebieden op
aarde kunnen groeien.
,De temperatuur, de neerslag, de lichtintensiteit, de bodemsoort en het regelmatig optreden
van natuurlijke branden hebben invloed op de vegetatie.
13.2.2 Tolerantiegrenzen
Elk organisme heeft zijn tolerantiegrenzen met betrekking tot omgevingsfactoren.
Een organisme heeft voor elke abiotische factor een minimum-, een maximum- en een
optimumwaarde. Een organisme kan in het hele tolerantiegebied leven, maar het beste
rondom de optimumwaarde.
13.3 Veranderingen van aantallen binnen populaties
De aantallen individuen binnen een soort kunnen sterk variëren. Ecologen zijn
geïnteresseerd in de veranderingen van de aantallen individuen in een populatie.
13.3.1 Populatiedichtheid
Om de aantallen planten of dieren van een populatie te onderzoeken moet je gaan tellen.
Om een juiste telling te doen moet de onderzoeker eerst veel over die soort weten.
Allerlei technieken worden ingezet. Door deze technieken krijg je gegevens over de
populatiedichtheid.
Vaak zijn de populaties te groot om alle dieren of planten te tellen. Dan wordt er een
schatting van de totale aantallen gemaakt met behulp van steekproeven.
Om de populatiedichtheid van plantensoorten te meten tel je ook vaak maar een klein deel.
13.3.2 Verspreidingspatronen
Bij het onderzoek naar de dichtheid en de verspreiding binnen een populatie is er vaak
sprake van een verspreidingspatroon.
De organismen bevinden zich in groepen en verplaatsen zich gezamenlijk
In het broedgebied van vogelsoorten met een territorium vind je vaak een
regelmatig patroon
Als laatste heb je nog een toevallige verspreiding
Het verspreidingspatroon hangt af van de levensfase en de activiteiten van het organisme
13.3.3 Populatiegrootte en leeftijdsopbouw
Populatieonderzoek wordt vaak gedaan om inzicht te krijgen oven de toekomst van de
populatie. De eerste stap is het bepalen van de populatiedichtheid van een bepaalde soort
op een bepaald moment. Ook moet je de levensopbouw van de populatie weten.
Bij dieren variëren de populatiegrootte en leeftijdsopbouw in een bepaald leefgebied, net
zoals bij de menselijke bevolking in een bepaald land. De variaties worden veroorzaakt door:
geboortecijfer, sterftecijfer, immigratie en emigratie.
,13.3.4 Overlevingskansen
Biologen hebben duidelijk gemaakt dat een hoge of een lage overlevingskans sterk afhangt
van de soort.
Je kunt de overlevingskans binnen een populatie in een grafiek weergeven. In grote lijnen zij
er 3 typen overlevingskansgrafieken.
Soorten met de type 1-curve worden gemiddeld heel oud. Ze hebben relatief weinig
nakomelingen en ze verzorgen hun jongen langdurig.
Soorten met de type 2-curve hebben voortdurend, in alle fasen van hun leven, een
even grote overlevingskans.
Bij soorten met de type 3-curve sterven de meeste nakomelingen meteen na de
geboorte of op jonge leeftijd.
Door de verschillende overlevingskansen zal de leeftijdsopbouw per soort sterk verschillen.
13.3.6 Exponentiële groei
Als een organisme in korte tijd veel nakomelingen produceert en als de nakomelingen
langere tijd blijven leven en zelf ook voortdurend nakomelingen krijgen, dan zal de populatie
in snel tempo groeien (exponentiële groei).
Uiteindelijk kan het zijn dat de populatie niet meer door blijft groeien, want een van de
omgevingsfactoren (ruimte, voedsel, afvalstoffen) zal op een gegeven moment niet meer
optimaal zijn voor de groei. De omgevingsfactor die remming veroorzaakt noem je de
beperkende factor.
Onder natuurlijke omstandigheden kan er ook exponentiële groei plaatsvinden.
Ook de temperatuur kan een beperkende factor gaan worden.
13.3.7 Regulatie van de populatiedichtheid
Exponentiële groei en extreme sterfte zijn uitzonderingen in de natuur. Als een soort zich op
een nieuwe plek vestigt zullen er op het begin veel nieuwe jonge dieren geboren worden,
maar op den duur zullen er éen of meerdere beperkende factoren zijn die de populatie groei
remmen. De groei komt tot stilstand en de populatie grootte verandert niet of nauwelijks
meer. Er is een evenwichtssituatie ontstaan: er komen evenveel individuen bij als er sterven
of weggaan.
Deze evenwichtssituatie noem je het biologisch evenwicht. Het gebied heeft niet de
draagkracht ofwel capaciteit om meer organismen van die soort van voedsel te voorzien en
te huisvesten.
In de natuur hebben omgevingsfactoren een regulerend effect op de populatiedichtheid, ze
hebben een sterker effect naarmate de populatie groter is. Daarom noemen we dit
didchtheidsafhankelijke factoren.
Door de prooidier-predator-relatie zie je afwisselend een dalende en stijgende
populatiedichtheid van beide diersoorten. Er is dan sprake van een negatieve
, terugkoppeling.
Niet alle factoren die invloed hebben op de populatiegrootte zijn dichtheidsafhankelijk. Het
zijn in het algemeen biotische milieufactoren die dichtheidsafhankelijk optreden en
abiotische milieufactoren die dichtheidsonafhankelijk optreden.
13.4 Interactie tussen soorten
Interactie tussen soorten bepaalt voor een belangrijk deel de aantallen en de verspreiding
van die soorten. Soorten zijn afhankelijk van elkaar, omdat ze óf predator óf prooidier zijn. Er
zijn nog ander vormen van interactie dan eten of gegeten worden. Het blijkt dat organismen
op ingenieuze manieren met elkaar kunnen samenleven, daardoor zijn ze succesvol en
kunnen ze zich handhaven en verspreiden.
13.4.1 Parasitisme, mutualisme en commensalisme
Er zijn 3 vormen van symbiose: parasitisme, mutualisme en commensalisme.
Bij parasitisme leeft een organisme in of op een andere soort, de gastheer. De parasiet heeft
voordeel van deze symbiose, de gastheer heeft er nadeel van.
Mutualisme is een vorm van symbiose waarbij beide soorten voordeel hebben.
Bij commensalisme heeft de commensaal (‘gast aan tafel’) voordeel en de gastheer heeft
geen voordeel of nadeel.
13.4.2 Concurrentie
Er zijn 2 typen concurrentie: interspecifieke concurrentie en intraspecifieke concurrentie.
Bij interspecifieke concurrentie willen verschillende soorten organismen beschikken over
hetzelfde voedsel en/of dezelfde verblijfplaats om te broeden of te schuilen.
Bij intraspecifieke concurrentie zijn organismen van dezelfde soort elkaars concurrenten.
13.4.3 Evolutie door interactie
Ecologen doen vooral onderzoek naar de verspreiding en de aantallen van organismen op dit
moment, maar sommige ecologen onderzoeken hoe soorten zich in de evolutie
ontwikkelden als gevolg van de interacties. Als je 2 soorten hebt zal de soort met de betere
erfelijke eigenschappen meer overlevings- en voorplantingskansen hebben. Op lange termijn
kan dit voor aanpassingen binnen de soort zorgen. De nieuwe eigenschappen kunnen
evolutionaire aanpassingen veroorzaken de ene soort waarmee de andere soort een
interactie heeft, dit heet co-evolutie.
13.5 Levensgemeenschappen
Bij ecologisch onderzoek in een bepaald gebied worden relaties en interacties tussen alle
aanwezige soorten in een bepaald gebied in kaart gebracht.
Bij onderzoek van een levensgemeenschap betrek je alle planten, dieren, schimmels en
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur yentefransen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.