Blok I
Hoorcollege 2 september inleiding tot de rechtswetenschap, week 1.
Descriptieve kennisgebieden= beschrijven via algemene regels hoe de werkelijkheid zich in
het echt gedraagt. Empirisch= in de werkelijkheid onderzoek doen.
Prescriptieve kennisgebieden= normatief (normen stellend), beschrijven de wereld zoals
het zou moeten zijn. Denk aan waarden en normen. Niet empirisch. 4 voorbeelden:
1. Moraal= ethiek. Centrale waarde= goed mens worden. Ethiek stelt de vraag hoe je
een goed mens wordt.
2. Fatsoen= etiketten-> ook gedragsregels.
3. Religie biedt ook een stel regels voor het worden van een goed mens. Het volgen
van de regels is aan eigen geweten, behalve als kerk en staat niet gescheiden zijn,
dan worden de regels opgelegd.
4. Het recht-> de staat dwingt af dat je je aan het recht houdt met hun macht.
Drie voordelen rechtswetenschap:
1. Persoonlijk geweten van de rechter speelt geen rol door de vaste regels, dus geen
rechtsonzekerheid en ongelijkheid. Rechtszekerheid= ongeveer vooraf te
voorspellen wat je rechten zijn.
2. Heldere procedures voor wijziging.
3. Scheiding van kerk en staat.
Het moderne rechtsstelsel gaat uit van vier rechtsbronnen:
1. De wet.
2. Gewoonterecht, ook de rechtsbeginselen.
3. Jurisprudentie= de regels geformuleerd door de rechter in zijn uitspraak.
4. Verdragen.
Rechtsbronnen-> twee subcategorieën:
Geschreven= de wet en verdragen.
Ongeschreven= gewoonterecht en jurisprudentie.
Raad van State= hoogste bestuursrechter.
Hooggerechtshof= hoogste civiele rechter.
Nadeel:
● Niet democratisch.
● Terug naar primitieve samenleving, terug bij af.
Gewoonterecht= ongeschreven gedragsregels die zo fundamenteel zijn dat ze als legitiem
worden beschouwd. Worden gebruikt om de wet aan te vullen.
Positief recht= het geheel van rechtsregels die op dit moment in Nederland gelden, door de
mens gesteld en dus zonder noodzakelijk verband met moraal.
,Natuurrecht= recht is niet altijd geldig als het voortvloeit uit een rechtsbron. Geloven in
natuurlijk geldend recht, dat geldt onafhankelijk van de mens. Bijvoorbeeld, omdat God dat
wilt of omdat de mens van nature een redelijk wezen is waardoor je basale principes naleeft.
Sommige wetten gaan in tegen natuurlijk rechtvaardigheid, is in strijd met gelijkheid.
- Nadeel= terug naar het primitieve, want elke rechter past toe wat voor hem
rechtvaardig is.
Natuurrecht= (veronderstelde) fundamentele rechtsnormen die overal van nature gelden,
onafhankelijk van de vraag of de mens deze normen erkent.
Rechtspositivisme= stroming die zegt dat het geldend recht alleen bestaat uit positief recht.
Het indelen van het geldend recht:
Welke relatie wordt door de rechtsregel geregeld?
1. Privaatrecht (burgerlijk/civiel recht), regelt relatie tussen burgers onderling.
2. Publiekrecht, relatie tussen overheden en burgers.
Het genus recht is onder te verdelen in species (de subcategorie) privaat en publiekrecht.
Subcategorieën privaatrecht:
1. Vermogensrecht= contracten, eigendommen en aansprakelijkheid. Op geld
waardeerbare relaties tussen mensen. Boek 3 t/m 10 van burgerlijk wetboek.
2. Personenrecht: enerzijds personen en familierecht en anderzijds rechtspersonen.
P&F gaat over de intieme relaties van een familie, huwelijk, partnerschap,
alimentatie, rechtsregels voor de familie. RP= organisatie die als een persoon wordt
behandeld, bv, nv, stichting, hoe die in elkaar zitten staat in het rechtspersonenrecht.
Burgerlijk wetboek boek 2.
Formeel recht staat van privaatrecht in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
Subcategorieën publiekrecht:
1. Volkenrecht= relaties tussen staten. Formele volkenrecht staat in het statuut van het
internationaal gerechtshof.
2. Staatsrecht= wat zijn de belangrijkste organen van de overheid. Materiële
staatsrecht staat in de grondwet. Formeel staatsrecht is er niet, wij hebben namelijk
geen constitutionele rechter. Regels die betrekking hebben op de organisatie van de
Staat, de bevoegdheden van staatsorganen en op de grondrechten.
3. Bestuursrecht= gaat over alle gevallen waarin de overheid toezicht houdt op de
inrichting van de maatschappij. Bouw en woningtoezicht, onderwijs, belasting,
uitkeringen, vergunningen en toezicht. Regels over de bestuursactiviteiten van de
overheid. Het begrip ‘beschikking’ speelt hierbij een belangrijke rol.
4. Strafrecht. Materieel recht staat in het wetboek van strafrecht. Formele strafrecht
staat in het wetboek van strafvordering. Regels over welke feiten strafbaar zijn, wie
dader is en met welke sancties het plegen van die feiten wordt gestraft.
Recht onder te verdelen in:
Formeel recht= hoe moet ik het recht bij de rechter afdwingen. Hoe kan ik hier bij de rechter
over procederen. Regels die betrekking hebben op de handhaving van het materieel recht in
procedures voor een rechter.
, Materieel recht= al het andere. Regels die betrekking hebben op de inhoud van rechten en
plichten.
Recht in objectieve zin= het geheel van geldende rechtsregels (= positief recht), kenmerk
van regels is dat ze algemeen zijn en voor iedereen gelden.
Een subjectief recht= de bevoegdheid die iemand in een concreet geval aan een regel van
objectief recht ontleent.
Beschikking= concrete beslissingen voor een (rechts)persoon-> individueel besluit van de
overheid. Bijvoorbeeld een subsidie. Hierdoor krijgt de sportvereniging een subjectief recht
van de gemeente. Een plicht wordt het wanneer de gemeente je laat weten dat je
bijvoorbeeld je tuinhuisje weg moet halen want het mag er niet meer staan.
Functioneel rechtsgebied= alle rechtsregels die relevant zijn voor een bepaalde
maatschappelijke activiteit, ongeacht tot welk klassiek rechtsgebied deze behoren.
Hoorcollege 9 september, week 2.
1. Rechtssubjecten
a. Dragers van subjectieve rechten en verplichtingen. Art. 6:162 BW= een bepaling die
zich tot alle rechtssubjecten stelt, voor ieder geldt bij het plegen van een
onrechtmatige daad dat de schade die de ander lijdt vergoed moet worden. Degene
die de schade heeft geleden krijgt het subjectieve recht op vergoeding van de
schade. Als er aan een zogenaamd rechtsfeit is voldaan dan ontstaat er een
rechtsgevolg (= een verandering van rechten en plichten). Het rechtsgevolg is in dit
geval dat de schade moet worden vergoed.
b. Rechtssubjecten, twee categorieën: natuurlijk persoon en rechtspersonen
(organisaties, bvb nv of bv, die door het recht worden behandeld alsof ze personen
met rechten zijn). Art. 1:1 BW lid 1= allen die zich in Nederland bevinden zijn vrij en
bevoegd tot het genot van de burgerlijke rechten. Rechtspersonen hebben
subcategorieën. Ieder rechtssubject heeft een vermogen, alle bezittingen en
schulden tezamen. Op dat vermogen kan beslag worden gelegd als schulden niet
worden betaald. Een rechtssubject kan niet zijn vermogen in twee stukken verdelen,
dit omdat je bij splitsing dan je schuld op een vermogen kan stoppen waardoor het
andere vermogen nooit failliet kan gaan. Het is ook een afgescheiden vermogen,
voordeel hiervan is dat het bestuur niet aansprakelijk is voor schulden van de
rechtspersoon. De rechtspersoon is niet aansprakelijk voor de persoonlijke schuld
van het bestuur. Het derde voordeel: er is sprake van een gemakkelijke overdracht
van bestuursbevoegdheden. We hebben een gesloten stelsel van rechtspersonen=
we hebben alleen die rechtspersonen die de wet erkend. Drie subcategorieën:
- De eerste categorie: privaatrechtelijke rechtspersonen (bvb de vereniging (groep
mensen die zich samen verenigd voor een bepaald doel, er is een algemene
ledenvergadering waarbij ieder stemrecht heeft), de stichting (heeft geen leden/geen
ledenvergadering dus bestuur beslist zelf, stichting mag niet het doel hebben winst
uit te keren aan het bestuur dit geld moet naar de stichting/het doel van de stichting),
de nv/bv (beide hebben aandeelhouders, zijn in wezen de eigenaren. De
aandeelhouders controleren het bestuur)-> (2:3 BW over privaatrechtelijke
rechtspersonen).
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur s-kers. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.