Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting VWO eindexamen Maatschappijwetenschappen 2021 €7,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting VWO eindexamen Maatschappijwetenschappen 2021

 18 vues  2 fois vendu
  • Cours
  • Type
  • Book

Dit document bestaat uit een volledige samenvatting van de boeken van seneca maatschappijwetenschappen vwo (deel 1 en 2) die behoren tot de eindexamenstof van het examen maatschappijwetenschappen in 2021. Echter is deze stof ongeveer hetzelfde gebleven als nu dus zal deze nu nog steeds bruikbaar zi...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 38  pages

  • Oui
  • 15 avril 2023
  • 38
  • 2020/2021
  • Resume
  • Lycée
  • 6
avatar-seller
Maatschappijwetenschappen samenvatting eindexamen
vwo

Socialisatie
Socialisatie: het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van groep(en) en samenleving
waar mensen toe behoren.
● Het proces van overdracht.
- Het aanleren of overbrengen van de cultuur aan ´nieuwkomers´ door socialisatoren.
- Voorbeeld: ouders (socialisatoren) leren het aan hun kind (nieuwkomer). leerling
(nieuwkomers) gaat naar een nieuwe school, docenten en medeleerlingen zijn dan de
socialisatoren.
● Het proces van verwerving.
- Het eigen maken van een nieuwe cultuur.
- De waarden en normen die ergens bijhoren nemen mensen over en internaliseren ze:
ze maken zich een cultuur eigen.

Socialisatie kun je in 3 aspecten verdelen:
● primaire socialisatie: mensen met directe persoonlijke relaties, bijv gezin/vrienden
● secundaire socialisatie: leren mensen hoe zij zich moeten gedragen in formele
omstandigheden en omgevingen. In een formele sfeer, bijv school/werk
● tertiaire socialisatie: anonieme socialisatoren waarmee mensen niet rechtstreeks een band
hebben, bijv overheid/media/geloof

Via socialisatie krijgen mensen ook stereotypen en vooroordelen overgedragen en maken
zij zich die eigen.
● Stereotypen: vaststaande beelden, generalisaties en veronderstellingen over een groep
mensen
● Vooroordelen: meningen over een groep mensen, niet gebaseerd op feiten.
Beide begrippen worden meestal in negatieve zin gebruikt, maar kunnen ook neutraal gebruikt
worden.

Socialisatieprocessen verschillen per sociaal milieu waarin iemand opgroeit, het ligt aan de sociale
klasse in hoeverre die een bepaald kapitaal heeft:
● economisch kapitaal→ financieel bezit of een hoog inkomen
● sociaal kapitaal→ connecties, netwerken, de graad van eer en respect die een groep geniet
● cultureel kapitaal→ culturele competenties, waaronder kennis, houdingen, opvattingen en
smaak die kenmerkend zijn voor hoger sociale posities.

Functies socialisatie:
● De continuering van de cultuur van de samenleving. Mensen verwerven zich opvattingen,
waarden en normen die hen maken tot lid van een maatschappij met een bepaalde cultuur
waarmee zij zich onderscheiden van de leden van andere maatschappijen en culturen;




1

, ● De verandering van de cultuur van de samenleving en van groepen daarbinnen. Cultuur is
geen statisch verschijnsel. Door overname van elders worden, evenals door ontdekkingen en
uitvindingen binnen de eigen cultuur, steeds nieuwe dingen aan de cultuur toegevoegd;
● Identificatie met de eigen groep en cultuur door het overbrengen van cultuurgebonden
waarden en normen;
● Identiteitsontwikkeling van het individu gedurende de gehele levensloop;
● Gedragsregulering: Het reguleren van gedrag van mensen waardoor het gedrag (van
anderen) beter voorspelbaar wordt en het samenleven overzichtelijker.

Enculturatie= Iemand leert de cultuur aan waarbij hij geboren wordt.
Acculturatie= Het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen daaruit, dan die
waarin iemand is opgegroeid. Bijv: migranten die een nieuwe taal moeten leren of niet-gelovigen die
zich toch gaan bekeren tot een geloof. Ze moeten dan andere waarden en normen internaliseren.

Identiteit: Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitstraalt en andere voorhoudt en dat hij als
kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over
de groep(en) waar hij wel of juist ook niet deel van maakt.
- Persoonlijke identiteit: Het beeld dat iemand van zichzelf heeft (het zelfbeeld), dat hij
uitdraagt en wat kenmerkend voor hem/haar is.
- Sociale identiteit: Het deel van iemands identiteit dat past bij de groepen waar iemand deel
van uitmaakt. Wordt ook wel groepsidentiteit genoemd.
- Collectieve identiteit: Het beeld dat mensen hebben van een groep, en wel het beeld wat ze
blijvend kenmerkend voor die groep vinden. Daarnaast hebben mensen verwachtingen van
het gedrag van anderen met een bepaalde identiteit.
Tussen persoonlijke en collectieve identiteit kunnen spanningen bestaan, bijvoorbeeld als iemand zich
niet identificeert met de collectieve identiteit waar hij/zij mee vereenzelvigd wordt door anderen.

Cultuur: het geheel van voorstellingen, opvattingen, uitdrukkingsvormen, waarden en normen die
mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven.
- dominante cultuur: elementen in een cultuur die op het gebied van taal, politiek, recht en
economie het meest gemeengoed zijn. Bijvoorbeeld bij de dominante cultuur in Nederland hoort
het spreken van Nederlands.
- subculturen: kleinere culturen die passen in de dominante cultuur. Iedereen zit in
verschillende subculturen tegelijkertijd: die van een gezin, school, geloof en vrienden. Ook
zijn er grotere subculturen zoals regio´s waar ze hun eigen taal spreken (Fries).

Cultuur is voor buitenstaanders makkelijk te herkennen aan:
Materiële aspecten: leden van cultuurgroepen herkennen in kleding, architectuur en kunstobjecten
immateriële aspecten: taal, waarden en normen

Sommige mensen horen wel bij de groep en anderen duidelijk niet. Dat heeft te maken met:
● insluiting. De groep mensen die erbij hoort, wordt ingroup genoemd: daar is binding mee,
een gemeenschappelijke sociale identiteit.
● uitsluiting. De groep mensen die er niet bij hoort, wordt de outgroup genoemd. Dat zijn
mensen tegen wie je je afzet of met wie je in een soort strijd bent.




2

,De dimensies van Hofstede:
1. Grote machtsafstand VS kleine machtsafstand→de mate waarin minder machtige leden
van bv gezin, school of organisaties in een land verwachten en accepteren dat de macht
ongelijk verdeeld is.
2. Individualistisch VS collectivistisch→er is sprake van collectivistische samenlevingen als in
een samenleving het groepsbelang voor het individuele belang wordt gesteld en individuen
vanaf hun geboorte opgenomen worden in sterke, hechte groepen.
3. Lage onzekerheidsvermijding VS hoge onzekerheidsvermijding→de mate waarin de
dragers van een cultuur zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties. Dit
gevoel wordt onder andere uitgedrukt in de behoefte aan voorspelbaarheid en dus aan formele
en informele regels.
4. Langetermijngerichtheid VS kortetermijngerichtheid→ langetermijngerichtheid staat
voor het streven naar beloning in de toekomst, vooral door middel van volharding en
spaarzaamheid. Kortetermijngerichtheid verwijst naar bv deugden als respect voor traditie,
het voorkomen van gezichtsverlies en het voldoen aan sociale verplichtingen.
5. Masculien VS feminien→Een samenleving is masculien als emotionele sekserollen tussen
mannen en vrouwen duidelijk gescheiden zijn en feminien als sekserollen elkaar overlappen.
Masculiene samenleving herken je ook als leden van die samenleving zich assertief opstellen.
In een feminiene samenleving (NL) wordt bijna altijd naar samenwerking en consensus
gestreefd.

Politieke socialisatie
Politieke socialisatie: het proces van overdracht en verwerving van de politieke cultuur van de
groep(en) en samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en
andere vormen van omgang met anderen.
Politieke cultuur: het geheel van politieke relevante tradities, kennis, opvattingen en oordelen die
kenmerkend zijn voor een land, maar ook voor groepen daarbinnen en voor groepen/organisaties die
landsgrenzen doorkruisen.

Politieke partijen zijn opgedeeld in dimensies:
1. links (veel)↔rechts(weinig): hoeveelheid overheidsbemoeienis
2. progressief (veel, open voor veranderingen)↔conservatief (weinig, behoud huidige
samenleving): hoeveelheid vrijheid in ethische kwestie
3. nationalisme (binnenland, vaderliefde)↔internationalisme (buitenland, samenwerking
Europa) : land gericht op binnenland/buitenland
4. materialisme (tastbaar, in geld uitdrukken bv de VVD)↔postmaterialisme (abstract, niet in
geld uit te drukken bv natuur&dieren): meer gericht op tastbare/abstracte zaken
Politiek ideologie: een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal uitmondend in
ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en politieke verhoudingen.

Liberalisme
● individuele rechten en vrijheden
● vrijemarkteconomie
● particulier initiatief
● eigen verantwoordelijkheid
● zo min mogelijk overheidsbemoeienis
● EU is vooral voordelig voor veiligheid en economie
● duurzaamheid is investeren in technologische vooruitgang


3

, Liberalisme zit vooral bij 2 partijen:
● VVD
○ rechts
○ beetje conservatief
○ ondernemersvriendelijk
○ pro europa, maar niet teveel zeggenschap afnemen
○ criminaliteit keihard aanpakken
● D66
○ zeer progressief
○ beetje rechts
○ gericht op onderwijs en democratische vernieuwing
○ pro europa
○ pragmatisch

Confessionalisme:
● Christelijke waarden
● harmonie en samenwerking
● gespreide verantwoordelijkheid
● naastenliefde
● rentmeesterschap
● voorstander van samenwerking binnen EU
● beslissingen zo dicht mogelijk bij de burger: decentraal wat kan

Bij confessionalisme horen vooral drie partijen:
● CDA
○ meest rechts
○ minst conservatief
○ normen en waarden zijn belangrijk
○ terugtredende overheid →maatschappelijk middenveld
○ bezuinigingen sociale zekerheid
● ChristenUnie
○ gericht op kinderen & gezin
○ ook links
○ niet tolerant tov van bijvoorbeeld homo´s
○ bijbel is uitgangspunt
● SGP
○ rechts
○ zeer conservatief
○ gereformeerde geloof is uitgangspunt
○ Homo´s worden niet getoloreerd en vrouwen blijven thuis
○ gezin, veiligheid en zorg voor elkaar en hulpbehoevenden zijn uitgangspunt




4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur fabienne704. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

67096 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,49  2x  vendu
  • (0)
  Ajouter