Produceren kost tijd dus tijd heeft waarde; een bepaalde tijdsduur komt overeen met een bepaalde
productie. Consumeren kost ook tijd bv genieten van een pretpark. Tijd heeft dus ook waarde voor
een consument; een bepaalde tijdsduur komt voor hem overeen met een bepaalde hoeveelheid
consumentensurplus. De individuele prijs van tijd verschilt van persoon tot persoon en hangt af van
je tijdsvoorkeur. De algemene tijd van prijs is voor iedereen gelijk. Deze marktprijs van tijd is gelijk
aan rente. De hoogte van de rente komt tot stand op de vermogensmarkt. De hoogte wordt sterk
beïnvloed door de reporente, ook wel refirente. Dit is het rentepercentage waartegen banken geld
kunnen lenen bij de centrale bank. Het is de minimale rente waarvoor banken geld uitlenen. De
bankrekening bij een centrale bank is een depositorekening en over het geld wat erop staat krijgen
ze ook rente, dit is wel altijd lager dan de reporente.
Rente maakt ruilen over de tijd mogelijk. Bij een ruil over de tijd is er sprake van een intertemporele
ruil. Een consument kan de aankoop uitstellen en het geld op de bankrekening zetten = sparen. Dat
levert rente op: in ruil voor de tijd dat de consument zijn geld op de bank zet. Het voordeel van
uitstellen van consumptie is dat je rente verdient, maar een nadeel is dat het consumentensurplus
niet direct genoten wordt.
Consumptie vervroegen = lenen. Toekomstige consumptie wordt verschoven naar het heden. Over
de lening moet rente betaald worden aan diegene waarvan het geld wordt geleend. Rente is de prijs
die wordt betaald voor het vervroegen van consumptie. Het voordeel is dat het consumentensurplus
direct wordt genoten, maar het nadeel is dat je rente moet betalen boven op het aankoopbedrag.
Of er wordt gespaard of geleend wordt bepaald door verschil tussen de algemene prijs van tijd en de
individuele prijs van tijd. Consument gaat sparen als de opbrengsten van sparen hoger zijn dan de
kosten van sparen (individuele prijs van tijd). Er wordt geld geleend als het voordeel van vervroegde
consumptie groter is dan het nadeel van de rentekosten. De individuele prijs van tijd is hoger dan de
rente.
Individuele prijs van tijd is voor ongeduldige consumenten hoog, zij zijn minder geneigd om te
sparen. De individuele prijs van tijd wordt ook beïnvloed door de mate van risico-aversie: de neiging
om het zekere voor het onzekere te nemen. Hoe sterker iemand risico-avers is, hoe hoger zijn
individuele prijs van tijd. Een voorkeur voor zekerheid; een reis ver in de toekomst kan misschien niet
doorgaan. Je wilt alles snel uitgeven.
Bij sparen stel je een aankoop uit: consumptie nu vervangt hij door consumptie in de toekomst. Bij
lenen haal je een aankoop naar voren: consumptie in de toekomst vervangt hij door consumptie nu.
Verschuiven van consumptie door de tijd noem je intertemporele substitutie.
De gemiddelde prijs van een verzameling goederen is het algemeen prijspeil. De stijging van het
algemeen prijspeil door de tijd heen noem je inflatie. Door inflatie daalt de koopkracht van geld. Een
belangrijke reden voor het ontstaan van inflatie is de groei van de maatschappelijke geldhoeveelheid:
hoe meer geld weer in de omloop komt, hoe hoger de prijzen na verloop van tijd zullen zijn. Als de
ecb de rente verlaagt, is het voor handelsbanken minder aantrekkelijk om geld op hun deposito
rekening bij de ecb te zetten. Ze willen dan dat meer Mensen geld van hen gaan lenen en dat doen ze
door met een lagere rente te rekenen. Dat extra geleende geld wordt weer uitgegeven door
consumenten en dus stijgt de vraag naar producten = inflatie. Handelsbanken kun ook geld van de
ecb lenen. Als de ecb de rente verlaagd, wordt het voor banken aantrekkelijker om bij de ecb geld te
lenen. Zelf hoeven ze dus minder rente te betalen dus kunnen consumenten en producenten ook een
lagere rente krijgen. De algemene prijs van tijd is gedaald, waardoor consumenten en producenten
meer gaan lenen. De maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt, de vraag neemt toe en prijzen stijgen.
, Het veranderen van rente door de ecb is een voorbeeld van Monetair beleid. Door de rente te
verlagen wordt de maatschappelijke geldhoeveelheid vergroot en dat stimuleert de economische
activiteit = krediet kanaal. Bij een hogere rente zullen consumenten en producenten minder snel
lenen hierdoor daalt de vraag en vermindert de druk op de prijzen. Als de deposito rente stijgt,
neemt de maatschappelijke geldhoeveelheid minder snel toe en andersom.
Een indexcijfer is een getal waarmee je eenvoudig een procentuele verandering ten opzichte van een
basisjaar kunt aflezen. De prijs van het basisjaar wordt altijd omgezet naar 100 en vervolgens wordt
er een vergelijkingsjaar gekozen.
Prijsindexcijfer vergelijkingsjaar= prijs van producten in vergelijkingsjaar/ prijs van product in
basisjaar x 100
Inflatie bereken je door:
1 bepaling van het goederen mandje: De producten waar een gemiddeld gezin zijn geld aan uitgeeft
bv kleding, voedsel, energieverbruik en woonlasten.
2 Bepaling van wegingsfactoren: niet alle producten van het goederen mandje zijn even belangrijk
voor de berekening van het algemeen prijspeil. Daarom zijn er wegingsfactoren: de uitgaven aan een
product als percentage van de totale uitgaven. Hoe meer er wordt uitgegeven aan het product, hoe
meer het product meetelt In het algemeen prijspeil. Wegingsfactoren worden ook wel
bestedingsaandelen genoemd
3 Omzetting van prijzen in indexcijfers: Prijs indexcijfers van een bepaald product of aan een
bepaalde productgroep zoals voeding We hebben een speciale naam: partiële prijsindexcijfers.
4 berekening van de consumentenprijsindex (CPI): Dit geeft een hoogte van het algemeen prijspeil In
het land, uitgedrukt in een indexcijfer. De Formule is w1 x p1 + w2 x p2……… W is de wegingsfactor
en p is het partiële prijsindexcijfer van een product.
5 Berekening van de inflatie: de procentuele verandering In de CPI in vergelijking met het basisjaar.
Deflatie is dat het algemene prijspeil door de tijd daalt. Dit ontstaat als consumenten en producenten
minder geld uitgeven. De vraag van producten en diensten neemt af en hierdoor dalen de prijzen. De
vraag kan ook dalen als er geen vertrouwen is In de toekomst, er wordt dan gespaard.
Als percentage van het spaargeld is deze opbrengst het rendement op het ingelegde spaargeld.
Rendement= investeringsopbrengst / investering x 100%
Investeren kan hier van alles zijn, inclusief geld op een spaarrekening zetten. De rente die de bank
uitkeert op spaargeld of de investeringsopbrengst van een eerder gedane investering, is het
nominale rendement. Hier wordt geen rekening gehouden met de inflatie want iemand die rente
krijgt op spaargeld heeft wel meer geld maar veel dingen zijn ook duurder geworden. Bij de
berekening van het reële rendement wordt wel rekening gehouden met de inflatie.
Indexcijfers kunnen de berekening van het reële rendement vergemakkelijken. Daarvoor moet eerst
het nominale rendement omgezet worden in een indexcijfer.
Indexcijfer reëel rendement= indexcijfer nominaal rendement / CPI x 100
Hoofdstuk 2:
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Ilse321. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.