Verslag individueel werk: ‘maken van een formularium’ (max 5 blz)
Naam: Tiany Pollet
Studiejaar: 3e bachelor
academiejaar: 2022-2023
Groep: N Datum: 14/11/2022
Hypertensie
1. Introductie
Men spreekt van hypertensie of verhoogde bloeddruk wanneer de arts een systolische
bloeddruk hoger of gelijk aan 140 mmHg meet en/of de diastolische bloeddruk hoger of gelijk
is aan 90 mmHg. De arts meet de bloeddruk liefst ter hoogte van de opperarm, en aan beide
armen. Wanneer er een significant verschil is tussen de twee armen (>10 mmHg), zal de
keuze gemaakt worden om de arm met de hoogste bloeddruk te gebruiken. De bloeddruk
wordt twee maal op die arm gemeten en de laagste meting wordt gebruikt om de bloeddruk
te interpreteren. Ook kan het nuttig zijn om de uitkomst te vergelijken met een zelfmeting
om het eventueel voorkomen van wittejashypertensie uit te sluiten.
Hypertensie kan ingedeeld worden in 2 groepen: primaire en secundaire hypertensie. Bij
primaire hypertensie is de oorzaak niet gekend, dit is in de meeste casussen het geval.
Secundaire hypertensie treedt op wanneer de verhoogde bloeddruk een aanwijsbare oorzaak
heeft (bv cushing syndroom, hyperthreoïdie,…). Beide vormen verlopen vaak symptoomloos,
daarom is screening des te belangrijker. Indien hypertensie langdurig onbehandeld blijft, kan
er toch sprake zijn van duizeligheid, hoofdpijn, dyspneu, wazig zicht, etc.
De prevalentie van hypertensie bedraagt 30-45% bij de algemene Europese bevolking. Een
verhoogde bloeddruk is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten. Zo is
hypertensie een belangrijke oorzaak van de mortaliteit bij een hartinfarct. Het is belangrijk
dat de arts andere comorbiditeiten (diabetes, nierziekten, …) in het achterhoofd houdt en
hier eventueel op anticipeert. Ook de keuze van behandeling hangt af van deze
comorbiditeiten.
De streefwaarde voor patiënten van middelbare leeftijd met ongecompliceerde hypertensie
zonder comorbiditeit (zoals in deze casus) bedraagt een bloeddruk van <140/90 mmHg. De
patiënt heeft milde (<160/<100 mmHg) tot matige (<180/<110 mmHg) hypertensie en dit
wordt geclassificeerd als respectievelijk graad 1 en graad 2 hypertensie. Medicamenteuze
behandeling wordt aangeraden in geval van graad 1 hypertensie, indien er een verhoogd
cardiovasculair risico is, en in geval van graad 2 hypertensie. Ook wordt het aangeraden
indien niet-medicamenteuze maatregelen die reeds 3-6 maanden toegepast werd, geen
verandering teweeg brengt. Wanneer we naar de Score-risicotabel kijken, kunnen we
besluiten dat de patiënt een cardiovasculair risico heeft van 5-9%, we moeten dus zeker
ingrijpen.
2. Beslisboom
In deze casus gaat het over een ongecompliceerde vorm van hypertensie, er is dus geen
sprake van afzonderlijke ziektecondities. In de eerste plek wordt gekozen voor een niet-
medicamenteuze behandeling. Voorbeelden hiervan zijn gewichtsreductie, rookstop,
matigen van alcoholgebruik en zoutgebruik. Doch denk ik dat het beter is om in deze casus te
opteren voor een medicamenteuze behandeling. Het uiteindelijk therapeutisch doel van de
antihypertensiva is enerzijds de kwaliteit van leven te bevorderen (morbiditeit/ symptomen
verlagen) en anderzijds de kwantiteit van het leven verlengen (mortaliteit verlagen). Het
einddoel ligt hem dus niet in het bloeddrukverlagend effect van de geneesmiddelen.
, 3. Maken van het formularium
3.1. Ongecompliceerde hypertensie
3.1.1. Relatieve waarde
Effectiviteit 0,35: dit is volgens mij het belangrijkste criterium aangezien men streeft
naar een maximale verlaging van het cardiovasculair risico van de patiënt. De
effecten op de harde eindpunten (mortaliteit + morbiditeit verlagen) zijn belangrijker
dan de intermediaire eindpunten en risicofactoren. Het verlagen van de bloeddruk is
dus niet het uiteindelijk therapeutisch doel.
Veiligheid 0,3: dit komt pas op de tweede plek omdat de verlaging van de
invaliderend morbiditeit belangrijker wordt geacht dan het vermijden van
bijwerkingen. Het is natuurlijk wel belangrijk om bijwerkingen zo veel mogelijk te
beperking, gezien het vaak asymptomatisch gedrag van hypertensie. Eventuele
bijwerkingen kunnen leiden tot verminderde therapietrouwheid, wat zeker vermeden
moet worden.
Geschiktheid 0,2: gezien het chronisch gebruik van medicatie, moet het makkelijk te
gebruiken zijn voor de patiënt om de therapietrouw te verhogen. Anderzijds moeten
interacties met andere medicijnen vermeden worden. Dit criterium weegt nu dus iets
minder door aangezien het gaat om een ongecompliceerde patiënt die waarschijnlijk
geen andere medicatie inneemt.
Prijs 0,15: Dit is het meest verwaarloosbaar aangezien antihypertensiva vlot
terugbetaald worden door het RIZIV.
3.1.2. Medicijnen
Thiazidediuretica
o Effectiviteit 9/10: Diuretica zijn de eerste keuze bij
hypertensiepatiënten zonder comorbiditeit. Ze zorgen voor een
verbetering van de harde eindpunten (= morbiditeit en mortaliteit).
o Veiligheid 9/10: Beperkte bijwerkingen (goede tolerantie). Eventueel
kunnen de volgende bijwerkingen wel optreden: een daling van
kalium, stijging van glucose, stijging van cholesterol, stijging van
urinezuurgehalte en impotentie.
o Geschiktheid 7/10: Beperkte contra-indicaties, de enige is actieve
jicht. Maar dat is hier dus niet van toepassing. Inname is
gebruiksgemakkelijk, vaak in tabletvorm 1 of 2 keer daags.
o Prijs 9/10: Ongeveer 0,10 euro/dag. Dit is het goedkoopste van alle
antihypertensiva.
Bèta-blokkers: cardioselectieve
o Effectiviteit 8/10: Ze hebben net als de diuretica een gunstig effect
op de harde eindpunten, maar in mindere mate. Zeker bij patiënten
met een recente myocard infarct of met hartfalen zijn ze extreem
effectief. Toch zouden ze wel minder effectief geacht worden in het
verlagen van de totale mortaliteit en het vermijden van hartinfarct
dan calciumantagonisten. Maar dan wel even effectief in het
vermijden van chronische hartziekte. Bèta-blokkers met ISA hebben
minder bijwerkingen maar zouden geen bewezen gunstig effect
hebben op de mortaliteit.
o Veiligheid 6/10: Ze hebben meer bijwerkingen dan de diuretica
namelijk verlagen van de contractiliteit, hypotensie, verlagen HDL-
cholesterol, depressies, nachtmerries, vermoeidheid, duizeligheid,
impotentie, inspanningstolerantie, bronchospasme bij