IMMUNOLOGIE
HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIE
De term immuniteit is afgeleid van het Latijnse woord “immunitas”, dat refereerde naar de bescherming van
gerechtsvervolging die de Romeinse senatoren genoten gedurende hun ambtstermijn. Met andere woorden het
principe van onschendbaarheid dat onze parlementsleden en ambassadeurs ook nu nog beschermt.
Immuniteit Bescherming tegen ziekte, meer specifiek infectieuze ziekten
Immuunsysteem Geheel van cellen en moleculen die voor immuniteit zorgen
Immuuunrespons Collectieve en gecoördineerde reacties van immuunsysteem in antwoord op een
challenge met een vreemd(e) of abnorma(a)l(e) substantie/micro-organisme
Immunologie = belangrijk, immers preventieve geneeskunde is het goedkoopst en meest effectief.
Belangrijke immunologische principes:
§ Herkennen van gevaar: lichaam herkent dat er iets anders is, een indringer of kanker…
§ Self non-self kunnen onderscheiden: lichaamseigen – lichaamsvreemd
§ Geheugen opbouwen: als we nog eens in contact komen, kan immuunsysteem sneller reageren
Welke functies oefent het immuunsysteem uit?
Rol van het immuunsysteem Implicaties
Beschermen tegen infecties Vaccinaties boosten het immuunsysteem om ons te
beschermen tegen infecties
Beschermen tegen tumoren Immonutherapie voor kanker
Controle van het regenereren van weefsel Wonden genezen
Immuunpathologie kan onstaan door overmatige Allergische reacties, auto-immuun reacties
immuunreacties
Immuunsysteem herkent en reageert op nieuwe Transplantatie
weefsels
Ons immuunsysteem moet ons beschermen tegen een breed spectrum aan pathogenen.
Het immuunsysteem van vertebraten bestaat uit drie defensielinies
1. Fysieke & chemische barrières: huid, epithelen, slijmvliezen, slijmlaag… & zweet, zuur in maag…
2. Aangeboren/natuurlijk immuunsysteem
3. Adaptieve/verworven immuunsysteem
1
,Overzicht van het immuunsysteem en zijn verschillende componenten/cellen
NATUURLIJK/AANGEBOREN IMMUNITEIT
Het immuunsysteem van vertebraten bestaat uit drie defensielinies
1. Fysieke & chemische barrières: huid, epithelen, slijmvliezen, slijmlaag… & zweet, zuur in maag…
2. Aangeboren/natuurlijk immuunsysteem
3. Adaptieve/verworven immuunsysteem
§ Er zijn cellen die aan fagocytose (opnemen van micro-organismen) kunnen doen = fagocyten.
AFHANKELIJK van opsonines: vergemakkelijken opname/versterken fagocytotische trigger.
Er moet een herkenning gebeuren dat het iets vreemd is en dat het opgenomen moet worden.
DMV receptoren van het immuunsysteem: TLR, C-type lectine Rc, Fc gamma Rc…
§ Cellulaire toxiciteit = afdoden van andere cellen door cellen van het immuunsysteem
§ Humorale factoren = factoren in oplossing (humor = lichaamsvocht)
WAARONDER complementfactoren, cytokinen (boodschappermoleculen van immuunsysteem) en andere
inflammatoire mediatoren, acute fase eiwitten in bloed: zorgen dat terugkeer naar homeostase mogelijk is
& herkenning van bepaalde micro-organismen mogelijk is
Fyieke barrières: slijmvliezen, epitheelcellen van slijmvliezen, trilhaartjes in luchtwegen die mucus naar boven
bewegen, mucus waarin micro-organismen kunnen gevangen worden, vetzuren beschermen onze huid in darm
en op huid (door groei van goedaardige bacteriën kunnen we die van slechte onderdrukken), zure pH in maag
voorkomt bacteriële groei in maag
2
,BELANGRIJKSTE KENMERKEN AANGEBOREN & ADAPTIEVE IMMUNITEIT
Aangeboren immuniteit Adaptieve immuniteit
Componenten - Fysische en chemische barrières - Humorale immuniteit (B-cellen die
- Fagocytotische leukocyten matureren tot plasmacellen die
- Dendritische cellen antilichamen uitscheiden)
- Natural killer cellen - Celgemedieerde immuniteit: T-cellen
- Plasmaproteïnen (complement) die matureren tot effector
helpercellen en cytotoxische T-cellen
Activiteit Altijd aanwezig Normaal niet actief
Respons & Onmiddellijke respons, maar heeft een Tragere respons (1-2 weken) maar heeft
kracht gelimiteerde en lagere kracht veel meer kracht
Specificiteit Algemeen: kan algemene klassen van Herkent zeer specifieke antigenen
pathogenen herkennen (bacteriën, virussen,
fungi, parasieten) MAAR kan geen fijne
onderscheiding maken
Verloop Gaat onmiddellijk pathogenen vernietigen, Tragere respons: effectorcellen zijn in het
en als het kan, bewaart het de infectie tot algemeen geproduceerd in 1 week en de
het krachtigere adaptieve immuunsysteem hele respons duurt 1-2 weken. Verloop kan
in actie komt. variëren tijdens verschillende reacties in
een individu.
Geheugen? NEE – reageert met gelijke kracht bij JA – geheugencellen herinneren specifieke
herhaalde blootstelling aan dezelfde pathogenen, op herhaalde blootstelling
ziekteverwekker van een pathogeen, zullen deze cellen veel
sneller en krachtiger reageren
Diversiteit LAAG – maar x aantal moleculelaire ZEER HOOG – veel antigeenreceptoren
patronen die gedeeld worden door virussen worden herkend want heel veel
en bacteriën verschillende eiwitten in micro-
organismen, die allemaal andere
onderdeeltjes hebben
Nonreactief JA JA
voor zichzelf
Cellulaire en Huid, mucosale epitheel, antimicrobiële Lymfocyten in epitheel, antilichamen
chemische moleculen gesecreteerd op epitheliale oppervlakken
barrières
Gesecreteerde Complement, variërende lectines Antilichamen
proteïnen
Cellen Fagocyten (macrofagen, neutrofielen), Lymfocyten
dendritische cellen, natural killer cellen,
mestcellen, aangeboren lymfoide cellen
Belangrijke cross-talk tussen aangeboren en adaptieve immuniteit! Cellen van aangeboren immuunsysteem gaan
maken dat het adaptieve immuunsysteem geactiveerd wordt: men heeft antigenpresenterende cellen nodig.
Cytokines kunnen bijdrage leveren aan beide armen van het immuunsysteem.
3
, Cellen van aangeboren en adaptieve immuniteit
§ Aangeboren immuniteit:
heel snel
§ Adapatieve immuniteit:
meer tijd nodig (meestal 1-
week voordat B- & T-cellen
actief zijn)
ADAPTIEVE IMMUUNSYSTEEM
In het adaptieve immuunsysteem:
§ B-lymfocyten: maken antilichamen
§ T-lymfocyten: verschillende soorten
Effector T-cellen (CD8+): doden
virusgeïnfecteerde cellen of cellen met
intracellulaire bacterie of kankercellen
Enerzijds B-cellen die antistoffen maken, die gesecreteerd worden en terechtkomen in lichaamsvochten.
DAAROM verwijst men hierbij ook vaak naar humorale immuniteit
Anderzijds T-cellen die celgemediëerde immuniteit verzorgen. Daarvan zijn twee soorten: CD8+ T-cellen
(cytotoxische) die geïnfecteerde of kwaadaardige cellen gaan afdoden. Er zijn ook helper T-cellen (CD4+), die
assisteren B-cellen en andere T-cellen door produceren van allerlei cytokines (groeifactoren,
boodschappermoleculen). Daardoor kunnen andere cellen geactiveerd worden, kunnen prolifereren en zo kan er
een immuunrespons opgebouwd worden.
Adaptieve immuunreacties worden gemedieerd door lymfocyten en hun producten. Antilichamen blokkeren
infecties en elimineren microben, en T-lymfocyten roeien intracellulaire microben uit. De kinetiek van de
aangeboren en adaptieve immuunreacties is een benadering en kan variëren bij verschillende infecties.
Humor = lichaamsvocht ® humorale immuniteit is gebaseerd op macromoleculen in extracellulaire
lichaamsvloeistof. Deze macromoleculen behelzen antilichamen (adaptief immuunsysteem), maar ook
bijvoorbeeld complement en antimicrobiële peptiden (aangeboren immuniteit).
Humorale immuniteit in het kader van adaptieve immuunsysteem omhelst de B lymphocyten die antilichamen
(Ab’s) secreteren. Deze Ab’s zijn noodzakelijk om extracellulaire microben (en eventueel hun toxines) te
elimineren.
4