Samenvatting colleges tijdvak 8 tijd van burgers en stoommachines
10 vues 0 fois vendu
Cours
Tijdvak 8 (GEPF004)
Établissement
Fontys Hogeschool (Fontys)
Book
Oriëntatie op geschiedenis
Samenvatting van de colleges van Tijdvak 8: tijd van burgers en stoommachines (moderne tijd), 2e graads leraaropleiding Geschiedenis (deeltijd) aan Fontys Hogeschool Tilburg.
Geschiedenis samenvatting + kenmerkende aspecten tv 1 t/m 6
Tout pour ce livre (35)
École, étude et sujet
Fontys Hogeschool (Fontys)
2e graads docent Geschiedenis
Tijdvak 8 (GEPF004)
Tous les documents sur ce sujet (4)
Vendeur
S'abonner
JeroenNiels
Aperçu du contenu
Tijdvak 8: Tijd van burgers en stoommachines industrialisatietijd (moderne tijd)
Liberalisme
Het Liberalisme komt voort uit de Verlichting (politiek ideeën) en de Industriële Revolutie (economische ideeën). Kernmerken
van de Verlichting zijn het Rationalisme. De Rede wordt belangrijk en vervangt God. Wat is waar, hoe je vorm moet geven aan je
leven, je rol in de maatschappij. Daarnaast het Naturalisme waarbij het idee opkomst dat de natuur de basis vormt voor ons
bestaan. Ook was er het Individualisme, waarbij de mens de centrale rol van God in het dagelijks leven, overneemt. De rechten
en de mogelijkheden (zelfontplooiing) van de mens komt centraal. Deze 3 kenmerken werken in de Verlichting op Godsdienstig,
Staatkundig, Maatschappelijk en Economisch vlak.
Godsdienst: Voltaire zegt dat het systeem niet meer past bij de tijd; het is irrationeel is en in handen van mensen die er onjuist
mee omgaan. Hij wil over naar een ander systeem. Onderwijs is in handen van monniken en priesters die de Bijbel als
uitgangpunten hebben, niet de Wetenschap (ratio). Philosophen zijn van mening dat de Katholieke Kerk de Verlichting
tegenhoudt. Daarom een sterk anti-katholieke sfeer. De Kerk draagt een irrationeel idee uit van bijgeloof en wonderen, dat niet
strookt met rationele en wetenschappelijke kennis.
Staatkundig: Er bestond het idee dat de koning is aangesteld door God en alleen aan God verantwoording schuldig is (Droit
Divin = goddelijk recht). Hobbes stelt daartegen de ‘knuppeltheorie’ voor waarin hij stelt dat de koning niet door God aangesteld,
maar door het volk. De vorst is er dus voor om de mensen in alle rust hun ding te laten doen. ( zie ook college 2, punt 4). De
koning is onderworpen aan de volkssoevereiniteit. De koning heeft de macht omdat het volk dit aan hem heeft gegeven
(Rousseau: overdracht, Locke: representatie). Hierdoor ook inspraak door het volk door middel van invoering van Grondwet en
Parlement. Omdat de koning de macht van het volk heeft gekregen kan het volk deze macht dus ook weer afnemen.
Maatschappelijk: Eerst was er de standenmaatschappij (adel, geestelijkheid, boeren). De Verlichting stelt dat iedereen gelijk
geboren is en dus gelijke kansen aan iedereen ongeacht afkomst. Standen zijn dus onredelijk.
Economisch: De vorst beschermt zijn eigen economie (mercantilisme), door goederen uit andere landen onaantrekkelijker te
maken ten opzichte van goederen uit het eigen land, door belastingmaatregelen (importheffingen) in te voeren. Vanuit de
Verlicht komt hiertegen kritiek. Adam Smith (1776) stelt dat het individu zelf het beste weet hoe economische te handelen. De
Staat moet de vrijhandel niet in de weg staan. Daardoor meer handel, dus ook meer belastingopbrengst. Door mensen met
elkaar te laten handelen ontstaan een prijsmechanisme, waarbij vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd. Adam Smith
staat hiermee aan de basis van de liberale kapitalistische samenleving.
Denkbeelden Adam Smith over liberale kapitalistische samenleving. Het Liberalisme behartigt het welbegrepen economische
eigenbelang. Wanneer er een vraag is naar producten of diensten, komt er al snel een verkoper met een aanbod, omdat de
verkoper daar geld mee kan verdienen. De verkoper kan alleen meedingen als hij het product of dienst tegen een goede prijs
kan verkopen. Zo niet, dan gaan andere verkopers hem voorbij. Een vrije markt zorgt dus voor kwaliteit die betaalbaar is voor
iedereen. Wanneer deze vrijhandel internationaal is komen de beste producten of diensten van over de hele wereld tegen de
beste prijs op de markt en spreken we van internationale arbeidsdeling. Hiermee ontstaat welvaart over de hele wereld, dus
bevordert het de wereldvrede.
De Romantiek (1800-1830) beschouwt het individualisme en rationalisme als een dwaling en zet zich zodoende af tegen de
Verlichting. Zij stelt dat individualisme en rationalisme leidt tot gevoelloze wezens. De maatschappij zoals die voor de
Verlichting was is verdwenen (instituten: kerk, of personen: priesters). De Romantiek grijpt terug naar het verleden (voor de
Verlichting), de natuur met onaangetaste landschappen (zonder overal fabrieken), fantasie (heldenverhalen over de
Middeleeuwen), gedachten over de huidige maatschappij waarin niet meer is te leven, vluchten naar een ver land waar het
beter is en een Godsdienst waarbij de Bijbel minder belangrijk is maar het geloof emotioneel wordt beleden (de Heilige Geest).
De Romantiek zet zich ook af tegen een gemeenschap van losse individuen (atomaire gemeenschap). Zij streeft een
samenleving na die is opgebouwd uit traditionele gemeenschapsvorming (familie, nabuurschap, kerk). De samenleving als een
organische geheel, dus niet individualistische zoals in de Verlichting.
De emancipatie van de burgers wordt binnen het Liberalisme op verschillende manier gewaarborgd. Er komt een grondwet,
waarin de regels binnen de samenleving worden vastgelegd. Ook komt er het censuskiesrecht voor (een deel van) de bevolking.
Het idee dat de macht over verschillende partijen wordt verdeeld (Montesquieu: trias politica). Ook heeft de burger klassieke
vrijheden, zoals recht op vrijheid van meningsuiting of informatie.
Het belang van de economie wordt binnen het Liberalisme op verschillende manier gewaarborgd. Er komt een vrijhandel,
waarbij een individu kan handelen over de hele wereld, waarbij de Staat zich niet bemoeit met deze handel ( staatsonthouding).
Ook zijn er zaken (bijvoorbeeld: een huis of een stuk land) die eigendom zijn van een individu, dus privé-eigendom, waar
niemand aan mag komen. Een individu mag vrijelijk een arbeidsovereenkomst aangaan met een ander, dat als tegenhanger van
het lijfeigenschap of slavernij.
John Stuart Mill (On Liberty, 1859) schrijft dat binnen het Liberalisme iedereen mag denken wat hij wil en dat daar geen
beperkingen zijn (vrijheid van geestelijk denken). Als iemand zich beledigd voelt is dat aan de aanhoorder. Er is geen censuur,
ook niet door de Kerk. Scheiding van kerk en Staat. Het onderwijs dient neutraal te zijn, dus geen christelijk onderwijst, maar
openbaar onderwijs, gefinancierd door de Staat.
Socialisme
Karl Marx (1818-1883) was een humanist en stelde dat de mens zelf het hoogste natuurlijk wezen was. Volgens hem was een
geen bovennatuur (een God of geesten); en verwerpt daarmee de religie, wat hem een atheïst maakt. De mens leeft daarmee in
, een tastbare werkelijkheid, wat betekend dat de maatschappij bepaald wat de productieverhoudingen (wie heeft toegang tot
bepaalde middelen) en de arbeidsverhoudingen (hoe gaan werkgevers en werknemers met elkaar om) zijn. Hij spreekt dus over
een economische werkelijkheid.
Ieder mens heeft materiële behoeften, door productie en arbeid te verrichten kan hij in deze behoeften voorzien (eerste
levensbehoeften: eten, drinken, een dak boven je hoofd). De behoefte aan een bovennatuur komt voort uit onvrede over de
toestand op aarde. Dus Godsdienst voorziet in een berusting in de onvolmaaktheid van de mens en geeft hoop dat het later
beter wordt, wat irreëel is. Marx is van mening dat wanneer de maatschappij zal veranderen ten gunste van de arbeiders (de
onvolmaakte mens), de behoefte aan een Godsdienst zal verdwijnen. Mechanisatie, urbanisatie en industrialisatie hebben de
mensen vervreemd van zijn eigen arbeid - je maakt niet meer een compleet product. Ook vervreemding van de natuur door
industrialisatie – men weet niet meer waar een natuurlijk product vandaan komt. Daarnaast is de mens vervreemd van zichzelf,
doordat hij gebonden is aan een ondernemer waarvoor hij arbeid verricht. Afsluitend ook vervreemd van de medemens, doordat
sociale ongelijkheid (heer-slaaf verhouding) en andere arbeiders waarvan hij nu de concurrent is - arbeider is makkelijk
vervangbaar.
Om deze situatie te doorbreken is vernietiging van de bestaande verhoudingen nodig. Hiervoor is een spontane revolutie van de
arbeiders (proletariaat) nodig. Door concurrentie vernietigt het kapitalisme zichzelf: bedrijven gaan failliet, arbeiders komen in
dienst van afnemend aantal bedrijven, totdat er nog maar één bedrijf en de rijkdom bij één persoon zit, waardoor de verhouding
ondernemer versus arbeiders zo scheef is dat de massa de enkele ondernemer omverloopt (ineenstortingstheorie).
Vooruitgang ontstaat wanneer ideeën of belangen van een ondernemen (these) botsen met die van een arbeider (antithese),
waardoor er uiteindelijk één systeem overblijft. Hegel noemt dit het Dialectisch Idealisme. Marx zegt dat de economische
verhoudingen (de bezittende – niet-bezittende klasse) bepaalt de politieke cultuur in een land. Dit zijn praktische zaken, in plaats
van godsdienstige zaken uit het verleden.
Voorbeeld: In de Middeleeuwen was er de standenmaatschappij (these) met daarin de adel, geestelijkheid, burgers en boeren.
Tijdens de Verlichting en Franse Revolutie (antithese) kwam men hiertegen in opstand. De standenmaatschappij wordt door de
Revolutie omvergeworpen. Uit de revolutie ontstaat een nieuwe maatschappij, het kapitalisme/liberalisme (synthese).
Marx komt met een theorie waarbij het Proletariaat (these) aan de macht komt, door een clash met de Bourgeoisie (antithese).
Uit uitkomst van deze clash zou de klasseloze maatschappij (synthese) worden. In een klasseloze maatschappij is er geen
klassenstrijd meer, dus het einde van het dialectisch proces (de communistische heilstaat).
Hoe is de sociale ongelijkheid ontstaan? In het begin was er een situatie waarin iedereen met elkaar in harmonie leefden. Kleine
groepen die samen met elkaar leefden in harmonie. Er was geen sociale ongelijkheid. Tijdens de landbouwrevolutie (5000 v.
Chr.) ontstaat een arbeidsverdeling en ruilverkeer. De één heeft meer dan een ander, ontstaan van sociale ongelijkheid. De
‘rijken’ gaan proberen de ‘armen’ voor zich te laten werken, de eerste heer-slaaf verhouding ontstaat. Volgende stap is de
invoering van de meerwaarde, waarbij een heer een slaaf een x-bedrag geeft, en het verkoopt van een x-bedrag dat hoger ligt
dan wat hij voor de slaaf betaald. Het verschil is dan de meerwaarde, die in de zak van de heer verdwijnt. De heer van proberen
de meerwaarde te vergroten, zodat hij meer verdient. Dit doet hij door de slaag minder loon te geven (loonsverlaging), door de
slaaf langer voor je te laten werken (arbeidstijdverlening) of door een andere vorm van produceren toe te passen
(mechanisatie). Dit komt allemaal samen tijdens de Industriële Revolutie.
Nationalisme
Mensen voelen zich bij het nationalisme één groep, door een gezamenlijk verbond: afkomst: geschiedenis, zeden, godsdienst,
vorstenhuis, taal. Het past bij de Romantiek, omdat de groep een door mensen gecreëerd construct is (natie). Het beeld werd
gecreëerd dat een natie voortkwam uit één illustere voorvader, en de afstammelingen ervan vormden een volk met een
gemeenschappelijk geschiedenis, cultuur en gebruiken. Elk volk heeft vanuit deze gezamenlijkheid recht op een eigen land en
bestuur.
Verschillende soorten nationalisme: Negatief: middelpunt vliedend, waarbij het andere volken uitsluit en een
superioriteitsgevoel ontstaat. Bijvoorbeeld Nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Positief: middelpunt zoekend,
waarbij vanaf de Romantiek het nationalisme identiteit geeft aan een groep mensen die eigenlijk niet bij elkaar hoort maar op
zoek zijn naar een nieuwe verbinding. Bijvoorbeeld een Brabander, een Hollander en een Fries die allen Nederlander zijn.
Onterecht negatieve beeld van nationalisme. De reden dat er een onterecht beeld is van het nationalisme komt door de
associatie met het nationaalsocialisme. De verdiensten zijn echter de emancipatie van de burgerij, waarbij gewone burgers
wijzen op de gelijkheid van bijvoorbeeld edellieden door te stellen dat zij allebei tot hetzelfde (Nederlandse) volk behoren en
daarom gelijke rechten zouden moeten hebben. Ook de arbeiders vinden binnen het nationalisme eenheid bij elkaar, zij waren
immers allemaal Nederlandse arbeiders, die zich als zodanig ook sociaal verenigde. Er was ook een internationale tak van
arbeiders die zich verenigde, dat was het communisme. Als laatste is nationalisme belangrijk voor het idee van zelfbeschikking
(Verlichting) van een volk wanneer het door een vreemd volk wordt overheerst, denk hierbij aan Indonesië ten tijde van de
Nederlandse overheersing.
De rol van de geschiedenis ten aanzien van nationalisme: In de 19 e eeuw werd nationalisme gebruikt om de natiestaat te
legitimeren, denk hierbij aan de term ‘Vaderlandse geschiedenis’. Geschiedenis werd een vak op school en daarbij stond het
‘wij’-gevoel vooraan – “wij zijn Nederlanders, want…” Er werd gezocht naar wat ons bindt, zoals de Bataven.
Subjectieve natieopvatting (mn. Frankijk): Het idee dat je een groep creëert waar een individu in opgenomen kan worden.
Bijvoorbeeld bij een Godsdienst, waarin de vaderlijke figuur God is. In de Verlichting gaat de rol van God naar de achtergrond,
dus moet een nieuwe vaderfiguur worden gevonden. De natiestaat, waarin je als inwoner van een land met elkaar verbonden
bent (lotsgemeenschap) komt hiervoor in de plaats. Ernest Renan (1882) zegt dat de groep waartoe jij je verhoudt niet langer
organisch is (ras of taal), maar puur een keuze van een volksstemming. Dit heet ook wel Staatsnatie.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur JeroenNiels. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.