ALGEMENE
RECHTSLEER
Eerste bach. rechten UGent
,INHOUDSOPGAVE
DEEL I: WAT IS RECHT?........................................................................................................3
INLEIDING: EEN MOEILIJKE VRAAG................................................................................................3
TITEL I: FUNDAMENTELE TRANSFORMATIES VAN MENSEN-MAATSCHAPPIJEN.............................7
PROLOOG: MENSEN ZIJN SOCIALE WEZENS....................................................................................................7
HOOFDSTUK I: JAGER-VOEDSELVERZAMELAARS..........................................................................................11
HOOFDSTUK II: CHIEFDOMS..........................................................................................................................15
HOOFDSTUK III: RIJKEN..................................................................................................................................17
HOOFDSTUK IV: MODERNE STATEN..............................................................................................................22
TITEL II: KENMERKEN VAN RECHT................................................................................................29
PROLOOG: TWEE BENADERINGEN................................................................................................................29
HOOFDSTUK I: GERICHT OP OF VOORTVLOEIEND UIT EEN NORMATIEVE ORDENING.................................32
HOODSTUK II: AL DAN NIET VAN INSTITUTIONELE OORSPRONG.................................................................40
HOOFDSTUK III: AFDWINGBAAR....................................................................................................................41
HOOFDSTUK IV: GERICHT OP OF VOORTVLOEIEND UIT EEN ‘JUISTE’ ORDENING........................................47
DEEL II: FUNCTIES EN FINALITEIT VAN RECHT....................................................................81
TITEL I: FUNCTIES VAN HET RECHT...............................................................................................81
HOOFDSTUK I: GEDRAGSAFSTEMMING........................................................................................................83
HOOFDSTUK II: BESLUITVORMING BINNEN DE GROEP.................................................................................98
TITEL II: FINALITEIT VAN HET RECHT..........................................................................................100
HOOFDSTUK I: CODIFICERENDE (OF BEWARENDE) FINALITEIT..................................................................101
HOOFDSTUK II: MODIFICERENDE (OF VERANDERENDE) FINALITEIT..........................................................103
DEEL III: NORMEN EN HUN SAMENHANG........................................................................113
TITEL I: WAT IS EEN (RECHTS)NORM?........................................................................................114
HOOFDSTUK I: DESCRIPTIEVE VS. PRESCRIPTIEVE NORMEN......................................................................114
HOOFDSTUK II: TALIGE UITDRUKKINGEN VAN NORMEN............................................................................120
TITEL II: ALGEMENE BESTANDDELEN VAN RECHTSREGELS.........................................................132
HOOFDSTUK I: NORMSTELLER.....................................................................................................................132
HOOFDSTUK II: NORMBESTEMMELING.......................................................................................................133
HOOFDSTUK III: VOORGESCHREVEN GEDRAGING......................................................................................134
HOOFDSTUK IV: MODALITEITEN..................................................................................................................141
HOOFDSTUK V: GEVISEERDE FEITELIJKE SITUATIE......................................................................................153
HOOFDSTUK VI: CONCRETISERINGSGRADATIES..........................................................................................154
TITEL III: DE SAMENHANG VAN RECHTSREGELS: RECHT ALS SYSTEEM?.....................................160
HOOFDSTUK I: RECHT ALS DOGMATISCH SYSTEEM....................................................................................160
HOOFDSTUK II: RECHT ALS SOCIAAL SYSTEEM............................................................................................163
HOOFDSTUK III: RECHT ALS CHAOTISCHE JANBOEL....................................................................................166
HOOFDSTUK IV: TWEE METAFOREN...........................................................................................................167
PROEFEXAMEN...............................................................................................................173
2
,DEEL I: WAT IS RECHT?
INLEIDING: EEN MOEILIJKE VRAAG
“Noch suchen die Juristen eine Definition zu ihrem Begriffe vom
Recht” (nog steeds zoeken juristen naar een definitie van hun
rechtsbegrip) – Immanuel Kant (1724–1804)
o ‘Wat is recht?’: talrijke juristen hebben een poging
ondernomen om het begrip ‘recht’ te definiëren, maar een
ultieme, sluitende omschrijving is tot op heden nog niet
gevonden
Oliver Wendell Holmes Jr. (1841-1935): ‘recht’ is de
voorspelling van wat rechters in de praktijk doen
Hans Kelsen (1881-1973): ‘dwang’ is het
onderscheidingscriterium bij uitstek
Hedendaagse definitie uit Basisbegrippen (Gerd
Verschelden en Piet Taelman) is niet perfect: “een
geheel van gedragsregelen en ermee samenhangende
institutionele voorschriften, uitgevaardigd en
gehandhaafd door of krachtens het maatschappelijk
gezag, met het oog op een doeltreffende, rechtszekere
en rechtvaardige ordening van de maatschappij”
Niet dé definitie (niet voldoende): ze relativeren
die definitie door erop te wijzen dat het recht niet
overal als een geheel van gedragsregels wordt
gezien
Hebben we wel een definitie nodig?
o In andere vakgebieden rijst de vraag niet wat het precieze
voorwerp is dat zij bestuderen: er is geen behoefte aan een
definitie (bijvoorbeeld in de chemie: een chemicus kan perfect
werken als chemicus zonder zich ooit af te vragen wat precies
‘de chemie’ is)
o In het recht is er wel behoefte om inzicht te hebben in het
kernbegrip ‘recht’
Rechters en andere juristen hebben als taak om ‘het
recht’ toe te passen op de feiten, te interpreteren en
verder te ontwikkelen
Zonder begripsomschrijving is het onduidelijk wat
zij moeten doen
3
, Onderzoek naar ‘het recht’ is een academische kwestie
Onderzoekers zijn o.a. geïnteresseerd in de rol die
‘het recht’ speelt in de maatschappij
Zonder begripsomschrijving bestaat het risico dat
onderzoeksresultaten verkeerd worden begrepen,
aangezien verschillende onderzoekers het
onbewust over iets anders kunnen hebben: dat
leidt er op zijn beurt toe dat onderzoek meer
verwarring dan inzicht oplevert en zo zijn initiële
doelstelling tegenwerkt
Twee opvattingen van het begrip ‘recht’
o (i) ESSENTIALISTISCHE OPVATTING VAN HET
RECHTSBEGRIP
Recht heeft een essentie: een kernelement dat altijd en
overal aanwezig is en dat toelaat ‘recht’ te
onderscheiden van andere fenomenen
o (ii) CONVENTIONALISTISCHE OPVATTING VAN HET
RECHTSBEGRIP
Recht heeft geen essentie, maar is een conventie (een
gangbare manier van handelen binnen een groep of
gemeenschap)
Definities van recht zijn zoals ‘families’: net als
familieleden zijn de verschillende definities van recht
verwant aan elkaar
Recht kent vele vormen en die vormen zijn als
familieleden van elkaar: statelijk recht,
gewoonterecht, religieus recht, natuurrecht,
internationaal recht...
Niet per se genetische verwantschap tussen de
definities van recht (bijvoorbeeld de tante
4
, ‘natuurrecht’, maar die is aangetrouwd via de oom
‘religieus recht’: ze maakt wel deel uit van de
familie)
Niet per se één kenmerk of eigenschap die alle
familieleden met elkaar delen: ‘recht’ heeft geen
essentiële kenmerken die altijd en overal waar zijn
o Omschrijving door Brian Tamanaha: “recht is
eender wat mensen door hun sociale
praktijken identificeren en behandelen als
‘recht’”
Recht is een conventie (een gangbare
manier van handelen binnen een
groep of gemeenschap) en dus
‘standpunt- of
maatschappijafhankelijk’
Standpuntafhankelijk: hangt af
van het standpunt dat men
inneemt over het begrip ‘recht’
of het hangt af van de
omschrijving die men aan ‘recht’
geeft
o Je kan niet spreken over
wat geldt als recht zonder
zelf een standpunt in te
nemen over wat recht is
o Anders dan bijvoorbeeld in
de chemie: de inhoud van
het onderzoeksobject is
standpunt-onafhankelijk
(de chemische
samenstelling van water is
altijd en overal dezelfde:
een watermolecule bestaat
ook in Duitsland uit één
zuurstof- en twee
watermoleculen)
Maatschappijafhankelijk: “wat is
recht” hangt af van de wijze
waarop een bepaalde
maatschappij naar recht kijkt
5
, o In de ene maatschappij
beschouwen alle leden
maar iets als ‘recht’ als het
overeenstemt met
algemene gedeelde morele
overtuigingen, die men
kan achterhalen door
gezaghebbende leiders te
consulteren
o In de andere
maatschappijen geldt als
‘recht’ datgene wat in
overeenstemming met een
grondwet is uitgevaardigd
Of iets als ‘recht’ geldt, hangt af van
het ‘familielid’ dat men voor ogen
heeft
Vraag: ‘is abortus toegelaten
volgens het recht?’
wedervragen: ‘het’ recht vs.
‘welk’ recht → volgens welk recht
beantwoorden?
o Antwoord maatschappij 1
(‘religieus recht’): ‘Neen,
wie dat zegt, heeft
duidelijk de essentie van
recht niet begrepen’
o Antwoord maatschappij 2
(‘Belgisch statelijk recht’):
‘Ja, althans onder bepaalde
voorwaarden’
Gevolgen van de conventionalistische opvatting
Er is geen universeel en tijdloos criterium om uit te
maken wat als ‘recht’ telt en wat niet
6
, o Wat een bepaalde maatschappij hier en nu
als een essentieel kenmerk van ‘recht’
beschouwt, kan voor een andere
maatschappij totaal irrelevant zijn
o In de loop der tijd zijn diverse vormen van
recht ontstaan, die wijzigen als gevolg van
sociale, culturele, economische, politieke,
ecologische en technologische
ontwikkelingen
Recht is een sociale constructie die haar bestaan
te danken heeft aan handelingen van mensen en
groepen en die bijgevolg een geschiedenis heeft,
waardoor ze niet te definiëren is
Dat het onmogelijk is om één algemene en altijd geldende definitie
van ‘recht’ te geven, betekent niet dat we daarover moeten zwijgen
o Dat betekent wel dat we ons niet moeten focussen op ‘het
recht’ in zijn geheel, maar op de diverse kenmerken die ermee
in verband worden gebracht
o Wanneer we recht proberen te definiëren, rijzen steeds
dezelfde vragen
Is recht steeds een geheel aan regels (of normen)?
Is recht steeds gericht op het normatief ordenen van het
geheel aan maatschappelijke verhoudingen?
Recht moet niet omschrijven hoe mensen zich
moeten gedragen in een maatschappij
Is handhaving nodig?
Regels zouden moeten gehandhaafd worden: er
moet een controle (zoals strafrechtelijk apparaat)
zijn: niet essentieel, maar toch belangrijk
Is een rechtsregel maar ‘recht’ als die rechtvaardig is?
Wat wordt onder ‘rechtvaardigheid’ verstaan?
TITEL I: FUNDAMENTELE TRANSFORMATIES VAN MENSEN-
MAATSCHAPPIJEN
PROLOOG: MENSEN ZIJN SOCIALE WEZENS
7
, Mensen zijn sociale dieren: we zijn energievretende wezens die
leven en voortplanten binnen een gemeenschap
o We streven naar een bevrediging van onze basale behoeften
(voedsel, onderdak, veiligheid, voortplanting…), verlangens en
neigingen (neiging tot samenwerking, affectie, status,
macht…)
o Onze handelingen zijn ingebed in ideeën en overtuigingen die
ontstaan en worden overgedragen binnen een cultuur
o Ons leven krijgt betekenis in relatie tot anderen
Hoe wij met elkaar omgaan is mede mogelijk gemaakt
door toenemende globalisering
o Wanneer we integreren met anderen, komen facetten van ons
bestaan naar boven: sociale ontwikkelingen binnen een
gemeenschap is het gevolg van
(i) Materiële facetten
Ecologische, technologische en economische
grondstoffen (en hun beperkingen)
Verschillende evoluties (zoals auto, vliegtuigen,
etc. dragen hieraan mee)
(ii) Ideële facetten
Hebben te maken met onze kennis, overtuigingen,
waarden, concepten en gewoonten die ons gedrag
vormen en sturen
Dingen die we belangrijk vinden, al jaren doen,
gewoon zijn etc.
(iii) Sociale instituten en praktijken
Sociale instituten
o Patronen van sociale orde die aan
maatschappelijke behoeften voldoen
(voorbeelden sociale instituten: ‘gezin’,
‘kinderopvang’, ‘onderwijs’,
‘gezondheidszorg’, ‘sportclub’...)
D.m.v. ‘gezin’ tegemoetkomen aan
sociale en emotionele behoeften
8
, (plicht om voor ontplooiing te zorgen),
economische behoeften
(onderhoudsplicht, erfrecht...)
Sociale praktijken
o Alledaagse handelingen en de manier
waarop die gebruikelijk worden verricht in
(groot deel van een) bepaalde maatschappij
= gedragspatronen (vage omschrijving)
Voorbeelden sociale praktijken:
(spelregels volgen van het) schaken,
met anderen wachten in de
wachtkamer bij de dokter, ruzie
maken, ruzies oplossen, op
restaurant/café/kraambezoek gaan,
allerlei feesten vieren...
Niet elke gemeenschap is sociaal even complex: hoe groter de
gemeenschap, des te meer moet haar organisationele structuur
uitgewerkt zijn
o Om alle verschillende gedragingen van de leden van de
gemeenschap in goede banen te leiden, is het onvermijdelijk
dat er een zekere hiërarchie bestaat binnen de gemeenschap
om beslissingen te nemen en die op een georganiseerde wijze
te implementeren
Binnen een hiërarchische ordening spelen leiders een
cruciale rol
In kleine, minder complexe gemeenschappen is
het mogelijk dat een leider rechtstreeks
zeggenschap heeft over alle leden van de
gemeenschap
Volgens Raoul Naroll vergen groepen van meer dan 500
mensen leiders en is vanaf 1000 mensen één of andere
gespecialiseerde organisatie van functionarissen nodig
om de orde te handhaven
Elke gemeenschap neemt basisbehoeften voor haar rekening:
watervoorziening, voedselbedeling, bescherming van gezondheid en
veiligheid, het behoud van interne orde en de verdediging tegen
buitenstaanders…
9
, o In complexere gemeenschappen wordt dat soort taken niet
zozeer aan individuen toebedeeld, maar aan instituten die
i.f.v. die basisbehoeften zijn georganiseerd
o Maatschappelijke organisatie (sociale instituten) wordt
gekenmerkt door twee vormen van specialisatie
(i) Horizontale specialisatie
Houdt in dat macht en bevoegdheden verdeeld
worden onder functionele eenheden die elk op
hetzelfde niveau staan
o = Verdeeld onder hetzelfde niveau (= geen
gezagsverhouding: gelijkwaardigheid)
(ii) Verticale specialisatie
Komt erop neer dat hiërarchisch verschillende
niveaus de planning, inrichting en uitvoering van
activiteiten waarnemen
o = Verdeeld over hiërarchisch verschillende
niveaus (= coördinatie)
Betekenis en functie van ‘recht’ is niet altijd en overal hetzelfde
o Recht neemt verschillende vormen aan en vervult
verschillende functies naargelang de organisationele structuur
van een gemeenschap of maatschappij sterker is uitgebouwd
o Recht is aanwezig in elke samenleving (ubi societas, ibi ius),
alleen betekent het begrip ‘recht’ niet in elke samenleving
hetzelfde
In weinig complexe gemeenschappen (SJVV en
chiefdoms) is recht iets anders dan in meer complexe
gemeenschappen (rijken en moderne staten)
Vier soorten gemeenschappen
o Samenlevingen van jager-voedselverzamelaars (SJVV)
o Chiefdoms
o Rijken
o Moderne staten
10