Inhoudsopgave
1. Inleiding..................................................................................................................................................... 1
2. Onderscheid commuun en bijzonder straf(proces)recht............................................................................18
3. Legaliteit in het bijzondere strafrecht........................................................................................................ 37
4. Subjectieve bestanddelen I....................................................................................................................... 60
5. Subjectieve bestanddelen II...................................................................................................................... 85
6. De rechtspersoon in het (bijzonder) strafrecht........................................................................................110
7. De rechtspersoon II; reflectie op huidige status bijzonder strafrecht........................................................134
8. Formeel bijzonder strafrecht................................................................................................................... 156
9. Hoge transacties..................................................................................................................................... 170
10. Inleiding (beknopter)............................................................................................................................ 189
11. Onderscheid commuun en bijzonder straf(proces)recht (beknopter).....................................................201
12. Legaliteit in het bijzondere strafrecht (beknopter).................................................................................214
13. Subjectieve bestanddelen I (beknopter)................................................................................................ 237
14. Subjectieve bestanddelen II (beknopter)............................................................................................... 252
15. De rechtspersoon in het (bijzonder) strafrecht (beknopter)...................................................................275
16. De rechtspersoon II; reflectie op huidige status bijzonder strafrecht (beknopter)...................................282
17. Formeel bijzonder strafrecht (beknopter).............................................................................................. 293
18. Hoge transacties (beknopter)................................................................................................................ 300
1. Inleiding
Praktische informatie (zie sheet op Brightspace)
Week 1: inleiding
Week 2: onderscheid tussen bijzonder en commuun strafrecht
Week 3: legaliteit en wederrechtelijkheid > manier waarop de normen in de bijzondere
wetten zijn vormgegeven, dan gaat het met bijzonder om de materieelrechtelijke normen
Week 4 en 5: 2 weken voor de subjectieve bestanddelen, in 1 week de manier waarop opzet
functioneert in het bijzonder strafrecht, wijkt voor een belangrijk deel af van de manier
waarop dat in het commune strafrecht werkt. Week 2: eigenaardige, bijzondere subjectieve
bestanddelen die juist in de bijzondere wetten voorkomen. Bijv. kijken naar een vaag
subjectief bestanddeel: 'het in mindere of meerdere mate bewust zijn van iets' in de Ow en
WWM en aantal andere plekken in bijzondere wetten. Kijken naar de WVW, waar eigenlijk
ook allerlei bijzondere schuldvormen voorkomen, zit een schuldvorm in waar de HR recent
een arrest over heeft gewezen, waarvan de conclusie eigenlijk was, we weten het niet.
Week 6: beetje terug op week 2, want dan hebben we eigenlijk de materieelrechtelijke kern
gehad van het bijzonder strafrecht, dan komt hij over de vraag te spreken of het nou
, daadwerkelijk een exceptie vormt, een uitzondering vormt op het algemene, of dat het in
wezen een zeer dominante speler is op het gebied van het sr
Week 7: kennis tot nu toe, kijken naar het fiscale strafrecht - om dat goed te kunnen snappen
wat daar sr gezien gebeurt, moet je eigenlijk alles in 1 keer op een rijtje zien en pas dan ga je
goed snappen hoe het opzet functioneert, hoe de delictsomschrijvingen zijn vormgegeven,
waarom er iets bestaat als een pleitbaar standpunt en wat dat eigenlijk is, en wanneer je dat
gebruikt in de praktijk en waarom het logisch is dat het pleitbaar standpunt juist daar wordt
toegepast en hoe het zit met de inkeerregeling, of dat iets hetzelfde is als vrijwillige
terugtred of iets meer en waarom die regeling bestaat. Fiscale sr > bijzonder deelgebied met
zoveel bijzonderheden, dus vandaar gezamenlijke bespreking.
Week 8: bijzondere opsporing, evt. gastcollege. Daar valt veel over te zeggen en zal zeker
niet alles over gezegd kunnen worden, hij denkt dat hij op zich wel begrippen, herkenbare
begrippen voorbij laat komen, zoals de sfeercumulatie in de bijz. wetten waarbij er dus
sprake is van aan de ene kant een bestuursrechtelijke handhavingsmodaliteit en aan de
andere kant een strafrechtelijke handhavingsmodaliteit en die twee sferen, controle en
opsporing - die kunnen dus gaan cumuleren of overlappen. Dat heeft allerlei gevolgen voor
de positie van de verdachte in die bijzondere wetten. Die bijz. opsporing ziet ook op iets heel
anders, en dat is je zou bijna zeggen de klassieke opsporing, die plaatsvindt in de bijzondere
wetten, waar ook weer allerlei voorzieningen voor zijn getroffen die ook weer anders zijn dan
in het gewone sr. Dus, bijv. een verlaagde opsporingsdrempel als het gaat om bepaalde
bevoegdheden in de WWM. Kortom: valt veel over te zeggen, in die week gaan we daar
nader op in
Week 9: dan zal er door het kantoor A&O een bijz. college worden verzorgd, namelijk over
een schikkingspraktijk en over de manier waarop die grote schikkingen, daar gaat het dan
om, die aan ieders oog zijn onttrokken, ook aan oog van docent - hoe die wereld eruitziet.
Wat voor problemen ze tegenaan lopen in dat deel van het strafrecht en wat voor speelveld
dat eigenlijk creëert.
Dan in week 10: responsie
Tentamen 13 juni 2023: 5/6 opvattingen, essayvragen, mening innemen over bepaald onderwerp uit
het vak en verdedigen
Vormgeving en methode die hij daarin gebruikt, maar er komen meer dan genoeg
onderwerpen voorbij waarover je heel duidelijk een opvatting kunt hebben, waar je een
mening over zou kunnen verdedigen. In het tentamen; mening innemen en die kunnen
verdedigen. Goed onderbouwen aan de hand van argumenten aan bijv. de literatuur.
Leerdoelen en werkwijze - wat gaan we doen de komende weken, hoe gaat hij te werk
Verdiepend en verbredend - het vak is zowel verbredend als verdiepend: nieuwe
onderwerpen en wat bekendere materie opnieuw aan de orde opnieuw aan de orde, dan
misschien met een andere inslag en aan het denken zetten daarover
Geen integrale bespreking van bijzondere wetten > zou de illusie wekken dat we in een week
een bijzondere wet kunnen bespreken. Wetten dermate complex over het algemeen, daar
valt zoveel over te zeggen, dat het de illusie zou wekken dat je veel ervan afweet, maar zou
niet zo zijn. Andere aanvlieging, waarbij we eigenlijk steeds de manier waarop bijzondere
wetten zijn opgebouwd, steeds vanuit een bepaalde invalshoek gaan bestuderen. Bijv. thema
legaliteit, delictsomschrijving WWM en WED, zo komen die wetten steeds wel weer terug,
maar steeds vanuit een bepaalde invalshoek/thema en niet vanuit de bijzondere wet zelf. Hij
gebruikt daarbij een >
Grondslagentheoretische benadering > niet alleen bespreken hoe het werkt, niet alleen een
analyse over hoe die wetten in elkaar zitten, maar confronteren met een vgl. met de
achterliggende ideeën achter het strafrecht. En steeds ook de vraag zal opwerpen, slagen we
daar eigenlijk wel in, bij die bijzondere wetten. Slagen we daar wel voldoende in. Je kunt bijv.
aan het legaliteitsbeginsel, maar ook aan het schuldbeginsel, ook aan het codificatiebeginsel.
, Het bevat daarmee uiteindelijk ook wel enige onderdelen waarin er min of meer -
voorzichtig, want interne rechtsvergelijking is weer een methode op zich - maar waarin hij
ook steeds probeert te vergelijken met het algemene strafrecht. Juist door te spiegelen,
denkt hij dat het ook goed te begrijpen gaat vallen. Dus, steeds die vergelijking te maken met
het algemene strafrecht. Hij gebruikt veel literatuur, zie Brightspace. Dat is literatuur dat in
eerste plaats te vinden is in het handboek, aangevuld met literatuur.
Facetten van interne rechtsvergelijking ^
Sheet
Bijzonder strafrecht: definitiebepaling
• Al het materiële en formele strafrecht buiten de wetboeken (WvSr en WvSv): bijzonder strafrecht
• Andere definitie dan in de strafrechtspraktijk gehanteerd wordt
• Vandaag: focus op materieel strafrecht
• Gaandeweg het vak komen meer formeelrechtelijke onderdelen aan bod
Een definitiebepaling van het bijzonder strafrecht:
o Simpel: al het materiele en formele strafrecht dat zich buiten de wetboek van Sr en
Sv bevindt. Dat noemen we bijzonder sr. Waarom? Het staat in de Gw, zie art. 107
Gw. Dat betekent: een aantal grote bijzondere wetten die op landelijk niveau
functioneren, de WWM, Ow, WED, maar dat betekent bijv. ook al het sr dat zich op
gemeentelijk of provinciaal niveau bevindt. Overtredingen uit APV's zouden zomaar
eens strafrechtelijk kunnen zijn, en dan noemen we dat bijzonder strafrecht. Melk-
en-water arrest; gaat om een overtreding uit de APV in Amsterdam; bijzonder sr.
Maar, zo eenvoudig is het niet, want we gaan er volgende week een heel college
over nadenken.
o Het is in elk geval al een andere definitie dan die in de sr-praktijk gehanteerd wordt.
Mensen die zichzelf een commune sr-jurist noemen, behandelen natuurlijk ook
zaken die te maken hebben met de Ow of de WVW. Zo commuun als maar, althans
dat is de opvatting in de praktijk. In de praktijk heet iets bijz sr op het moment dat je
je bijv. gaat bezighouden met financiële criminaliteit of als je je gaat bezighouden
met de grote bedrijven. Maar, ook als je je gaat bezighouden met bedrijven waar
bijv. valsheid in geschrifte is gepleegd. Zo bijzonder als maar kan voor de praktijk,
maar het is een commuun delict, art. 225 Sr. Dus, dat onderscheid is gaan schuiven,
is vervaagd en waar we vandaag bij gaan stilstaan is allereerst bij het materiele
strafrecht. Extra beklemtoond, want hij start daar steeds mee, omdat hij nog de
opvatting hanteert dat het materiele sr in zekere zin vooropstaat en dat het formele
sr in zekere zin volgzaam is t.o.v. het materiele sr, geen doel op zich is. Er zijn een
hoop mensen die daar anders over denken. Het is een opvatting, hij ordent het wel
zo in het vak. Beginnen met het materiële en eindigen met het formele. Over dit
punt, de verhouding tussen materieel en formeel sr, komt hij ook nog over te
spreken gaandeweg het vak. Valt op zichzelf ook over iets te zeggen, ook op
grondslagentheoretisch niveau.
Wat hij vandaag gaat doen is stilstaan bij de geschiedenis, wat hij wil laten zien is wat het motief is
geweest achter het systeem zoals we dat hanteren. Het strafrechtelijk systeem, met wetboeken en
met bijzondere wetten. Want, door de achterliggende motieven te snappen, kun je al beter begrijpen
waarom de situatie op dit moment is zoals hij is. Dat is nou precies de denkwijze die hij wil aanleren.
Onderling praten over de volgende vraag:
Waar neigt u meer naar:
De samenleving vormt het recht, of > volgens hem was dit eerst meer waar, het tweede
tegenwoordig meer waar. Samenleving vormt het recht, is de conservatieve gedachte, de
oorspronkelijk beetje conservatieve gedachte.
, Het recht vormt de samenleving? > meer tegenwoordig - de gedachte dat je het recht als
instrument kunt gebruiken om bepaalde doelen te verwezenlijken. Waarbij het eerste dus
misschien wat meer aansluit bij de samenlevingsmoraal, want we bedenken met elkaar hoe
we het gaan regelen en dat zetten we in het wetboek, is het tweede misschien meer iets
waarvan we zeggen > we willen dat er op bepaalde terreinen ordening plaatsvindt, omdat
die belangen die er spelen zo groot zijn, denk aan het milieu. Dus we willen dat er vanuit de
overheid gereguleerd/geordend wordt en dan gaat het recht de samenleving ordenen op de
eenvoudige manier dat bedrijven die willen uitstoten bijv. bepaalde vergunningen moeten
aanvragen. Op die manier dwing je dus de samenleving een bepaalde kant op te gaan. Is
meer een losse gedachte zegt hij.
Historische context
Sheet
Bijzonder strafrecht: historische context
1. Waarom hebben wij straf(proces)rechtelijke codificaties?
2. Op welke wijze is dat terug te zien in de geschiedenis van het WvSr van 1886?
3. Welke positie nemen de bijzondere wetten in t.o.v. het WvSr en het WvSv?
Deze drie vragen komen kort voorbij.
Waarom hebben we codificaties, waarom hebben we daarvoor gekozen? Want zonder
codificaties ook geen bijz sr.
Op welke wijze is dat terug in te zien in de geschiedenis van Sr van 1886
Welke bijzondere positie - laatste vraag komt na de pauze, dat is de huidige stand van zaken
Sheet
Bijzonder strafrecht: historische context I
- Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (tot 1795)
- Confederatie van acht soevereine staten, met vertegenwoordigers in de Staten-Generaal
- Samenwerking op thema’s, verder soeverein
- Juridische gevolgen:
- Rechtsverscheidenheid
- Rechtsonzekerheid
Tot 1795 hadden we in NL zoiets als de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. 7
staten waren vertegenwoordigd, het waren er eigenlijk 8, maar Drenthe had geen stemrecht
(waren te arm, zo ging het toen). 7 Verenigde Nederlanden die met elkaar samenwerkten
onder een confederatie, maar verder soeverein waren als het ging om de meeste
aangelegenheden, op een aantal punten werkten ze samen, dat is het concept van een
confederatie, op defensie werkten ze samen, op een aantal meer economische terreinen
werkten ze samen, maar dat was het eigenlijk ook wel. Je zou het kunnen vergelijken met
huidige staatsvormen, vroege voorloper EU de EG, waarin ook op bepaalde terreinen werd
samengewerkt, maar verdere staten soeverein waren. Dat was goed doordacht, was een
modus operandi waar iedereen zich op zichzelf comfortabel bij voelde, want soevereiniteit
veel waard. Ook al een klein land, ze vonden elkaar toch anders en prettig soeverein te
kunnen blijven meeste terreinen.
Gevolgen daarvan zijn natuurlijk, en dat laat zich met name zien in de loop van de 18e eeuw,
dat er een grote mate van rechtsverscheidenheid is en een grote mate van
rechtsonzekerheid. Die begrippen vallen in dit geval dus samen. Waarom ontstond dat, dat
ontstond omdat er natuurlijk onderling tussen die staten handel werd gedreven bijv., en het
dan maar net uit kon maken in welke staat je je precies bevond, in welke van de 7 verenigde
Nederlanden je je bevond. De regels konden weer geheel anders zijn. Gold helemaal op het
, moment dat je een klein 'bedrijfje' had, handel dreef, rondtrok en je je steeds op
verschillende gebieden vond. Civielrechtelijk met name hier, maar ook strafrechtelijk gezien.
Ook als het ging om het strafrecht, mochten die soevereine staten hun eigen regels bepalen.
Ook daarvoor geld, hangt er maar net af waar je je precies bevindt. Net grens over, leverde
allerlei ellende op als het ging om je rechtszekerheid.
Valt meer over te zeggen, maar even in de kern hoe je NL moet zien tot 1795. Juridische status;
steeds grotere bende.
Sheet
Bijzonder strafrecht: historische context II
Intussen in Frankrijk...
Zie PowerPoint Brightspace voor het plaatje (Lecture de la tragédie "L'orphelin de la Chine" de
Voltaire dans le salon de madame Geoffrin (Malmaison, 1812)
In Frankrijk intussen, schilderij midden ergens Voltaire. Iemand die graag aan het woord was, zo
wordt wel gezegd. Illustratie bij de FR salons. In de FR salons in de loop van de 18e eeuw, driftig
gediscussieerd over allerlei verlichte ideeën > Montesquieu, Rousseau, Voltaire - die in toenemende
mate zich ergerden aan het zogeheten ancient regime - de absolute vorst die in FR regeerde en die
nadachten over een moderne invulling - althans wat we nu zouden noemen een moderne invulling
van onze staat. Die nadachten over de verhouding burger-overheid, nadachten over de verhouding
tussen burgers onderling. Standenmaatschappij zoals dat in de tijd van de absolute vorst in FR
bestond, moest het, bij de een wat meer dan bij de ander, moest ongelden. Met name Rousseau,
was degene die de rechtsgelijkheid ook heel erg nadrukkelijk aan de orde stelde. Werd van alles
besproken in die salons, maar voor ons zijn er eigenlijk maar een paar facetten van belang.
Sheet
Bijzonder strafrecht: historische context III
• Verlichte ideeën over de verhouding tussen burger en overheid; verzet tegen Ancien Régime
• Jean-Jacques Rousseau, Cesare Beccaria, Jeremy Bentham c.s.
• Zeker voor het straf(proces)recht hebben die ideeën belangrijke implicaties.
• Vrijheid – bescherming burger tegen machtige overheid
− Niet alleen strafvorderlijke consequenties, maar ook materieelrechtelijke consequenties
• Waaronder:
• Rechtszekerheid – legaliteit (legaliteitsbeginsel)
• Rechtsgelijkheid – algemene wetten (codificatiebeginsel)
• Geen straf zonder schuld (schuldbeginsel)
Er wordt gediscussieerd dus over die ideeën over de verhouding tussen burger en overheid
en 1 naam heeft hij nog niet genoemd > IT: Beccaria. Hij schreef op zijn 26e een revolutionair
boek, getiteld over misdaden en straffen; waarin hij eigenlijk uit verzet tegen de toestanden
in IT, waarin er ook een vorm van ancien regime was, een boek schreef waarin heel veel van
onze ideeën over het huidige sr te herkennen zijn. Dat gaat niet alleen over het materiele sr,
maar ook over het formele sr. Hij was overigens een econoom, maar toch een boek waar we
het ruim 250 jaar later over nog hebben.
Vlak daarvoor was het bekende boek van Rousseau verschenen, het maatschappelijk
verdrag, verscheen in 1762, men zegt dat Beccaria dat ook goed bestudeerd heeft bij het
schrijven van zijn boek. Denkers die elkaar op een bepaalde manier hebben beïnvloed. Niet
in de laatste plaats, want boek Beccaria ook heel snel daarna is vertaald in het FR, met een
voorwoord van Voltaire, en daarmee ook begon te circuleren onder de verlichte denkers in
FR en dat maakt dat die IT niet onbelangrijk, misschien wel meest belangrijke figuur in dit
verhaal.