Samenvatting wijsbegeerte Luna Boudewyn
HOOFDSTUK 1: WAT IS FILOSOFIE?
‘Filosofie is (…) een enigszins verwarrende bezigheid.’ – Thomas Nagel
1. VOORWOORD: ONZEKERHEID KOESTEREN
Wetenschappers zoeken naar antwoorden, maar niemand weet of ze ooit alles zullen weten
+ -
We streven naar dit einddoel; een antwoord op We zijn misschien te snel verleid te denken dat
alles we alles weten
Bevindingen van wetenschap zijn geen absolute zekerheid, en kunnen na verloop van tijd
altijd weerlegd worden; we weten veel, maar ook nog heel veel niet
Men is in het leven op zoek naar zekerheid, maar heeft slechts onzekerheden
Taak v/d filosoof: de mens leren hoe te leven zonder zekerheid, zonder verlamd te
worden door onzekerheid (Bertrand Russel, Engels filosoof) => onzekerheden opzoeken en
verdragen
Filosofie is ‘een stelsel van vele wegen die van nergens naar niets leiden’ (Ambrose Bierce)
Er is gn sluitende definitie: filosofie is zeer veelzijdig en kent verschillende raakvlakken met
o.a. wetenschap en religie (zeer breed, filosofie heeft niet één essentie)
Een verklaring voor veelzijdigheid en ongrijpbaarheid = geschiedenis
2. DRIE KENMERKEN: ATTITUDE, METHODOLOGIE, DOMEIN
Vraag subhoofdstuk: “Hoe onderscheidt filosofie zich van andere aanverwante domeinen?”
Filosofen gebruiken intuïtie Filosofie = liefde voor (levens)wijsheid,
verlangen naar meer weten
- 17 -18 eeuw: kennis onmiddellijk verkregen,
e e
heldere/welonderscheiden ideeën die niemand zou betwijfelen (bv. - Maar: ook religieuze leiders,
volmaaktheid) politici, wetenschappers, ...
- 20e eeuw: spontane overtuigingen die we in eigen geest aantreffen kunnen levenswijs zijn
als we ergens over nadenken, common sense, moeilijk te
veranderen ondanks overtuigend bewijsmateriaal, subjectief (bv. het methodo-logie
attitude enen
domein
domein Filosofie = kritisch zijn, kritisch denken
bestaan van God) (gewoontes, alledaagse zekerheden en
o Delicaat: filosofen springen hier voorzichtig mee om fundamenten, maar evenzeer details
vandaag worden in twijfel getrokken)
o Maar: andere domeinen gebruiken intuïtie - Autoriteiten worden
(wetenschappers), x uniek uitgedaagd en in twijfel
getrokken; is hetgeen wij zien,
Filosofen doen aan conceptuele analyse BESLUIT
denken, zeggen,
- Ontrafelen, verbeteren v concepten die we in dagelijks leven zndr Gaat over aard vragen en problemen ondervinden, ... wel de
nadenken gebruiken (liefde, tijd, vrijheid, ...) waar men zich mee bezighoudt waarheid?
- Bv. concept v psychiatrie en ‘ziek verklaren’: wanneer is iemand (Abstract en eigenaardig): vragen en o Autoriteit v
echt ziek? Biologische factoren? Door statistische afwijking t.o.v. de die we ons niet voortdurend stellen in personen (filosofen,
gemiddelde persoon? dagelijks leven politici, ...)
- Voordeel: mogelijkheid om betere vragen te stellen, die onderzoek o Autoriteit v eigen
mogelijk maken - Nadenken over tijd, ruimte, vermogens
o Maar: methode w ook in andere domeinen gebruikt dus x kennis, taal, ... niet als (zintuigen,
sluitend vanzelfsprekend cognitieve
beschouwen; vermoeiend vermogens)
Filosofen voeren gedachte-experimenten uit - Bv.. Bestaat tijd? Wat is
tijd? Müller-Lyer illusie:
- Speelt zich af i/d geest, gebruikt om nieuwe info te verkrijgen zndr
empirische data Fundamentele levensvragen - Twee evenwijdige en
- Voordeel: probleem verhelderen door visualisatie, omzeilen van horizontale lijnen worden als
allerlei problemen die zich bij real-life-experimenten zouden - Filosofie als kunst (x als verschillende lengte ingeschat,
voordoen (ethisch, financieel, ...) wetenschap): voorliefde terwijl ze hetzelfde zijn
- Bv. Hersenen-in-een-vat-experiment: wat als onze hersenen zich in voor onbeantwoordbare - Zelfs na het rationeel opmeten,
pan van gekke wetenschapper op andere planeet bevinden, en deze vragen, gn vooruitgang blijven onze ogen twee
allerlei signalen geeft, waardoor wij kunnen voelen, zien, denken ...? mogelijk => nieuwe verschillende lengtes zien
De hersenen beschikken dan x over vermogen om na te gaan of/wat manieren om problemen te
de realiteit is => bewijs dat ‘zekerheden’ gn fundamentele beschrijven, maar gn Kritiek is niet einddoel; doel = openen van
zekerheden zijn oplossingen mogelijkheid dat dingen anders kunnen
o Maar: methode wordt ook toegepast door o.a. zijn, mens moet zich niet zomaar
Maar: ook wetenschap bestaat uit neerleggen bij status quo
wetenschappers, en dus niet sluitend
verschillende paradigma’s en ond. die
o Ontstaan experimentele filosofie; bouwt verder op Maar: niet enkel filosofen zijn kritisch, ook
elkaar onderuithalen/ tegenspreken,x
1 empirische bevindingen, wetenschap en filosofie hand in
hand (filosoferen en experimenteren)
met elkaar te vergelijken zijn (massa wetenschappers (zijn ook ruimdenkend,
bij Newton versus massa bij Einstein) kritisch en rationeel)
geen universele standaard + wel
vooruitgang in filosofie, hele hoop
nieuwe wetenschappen ontstaan (bv.
psycho)
,Samenvatting wijsbegeerte Luna Boudewyn
4. VIER DEELDOMEINEN VAN FILOSOFIE
Vraag ‘wat zijn die deeldomeinen?’ is niet eenvoudig te beantwoorden
METAFYSICA = bestudeert aard + structuur v/d wereld (waar vaak
natuurwetenschappers gn sluitend antwoord op vinden), het wezen v/d WH
en wat daarachter zit (x gwn wat we waarnemen)
MAAR: ook hier weer geen sluitende definitie, zelfs in woordenboeken niet
Meeste vragen gaan over betekenis van bestaan: wat betekent het dat iemand
bestaat? Op basis waarvan? Bestaat enkel materie of ook niet- materiële zaken?
Bv. verhouding lichaam en geest: zijn wij meer dan onze hersenen?
- Materialistische visie (fysicalistisch): alles is opgebouwd uit materie,
ook hersenen
=> ook mentale toestanden als emoties, herinneringen, ...
=> materialisten denken dat vrije wil niet bestaat: wij zijn onze hersenen, bestaande
uit fysisch spul, onderworpen aan deterministische wetten van de fysica
- Dualistische visie: mentale toestanden zijn opgebouwd uit
‘geestesspul’
Bestaat vrije wil écht niet = groot probleem met strafrechtssysteem
LOGICA = gaat over de kunst v/h correct redeneren en argumenteren
Groot deel geweid aan weerleggen van (potentiële) drogredenen
Bv. slippery slope redenering: als we vandaag A doen, zal vroeg of laat B gebeuren, en
aangezien B onwenselijk is, moeten we ook A niet doen
Bv. ethische discussies als homohuwelijk; ‘als vandaag twee mannen trouwen, staan
we morgen toe dat mensen ook met honden trouwen, en dat is toch niet normaal?’
EPISTEMOLOGIE = kennisleer bestudeert aard, structuur en mogelijkheid van
kennis
Wat is kennis? Hoe weten we wat we denken te weten?
Reikwijdte/betekenis kennis: wat kunnen we weten? Wat betekent het overtuigd zijn v
iets?
Bv. Epistemologisch gedachte-experiment brain in a vat: vraag of en in welke mate het
gerechtvaardigd is om te geloven dat wat we ‘weten’ waar is
ETHIEK = moraalfilosofie gaat over morele plichten, zaken die we wel of niet
moeten doen
Normatieve universum = verzameling van rechten, plichten, aanbevelingen, geboden
en verboden, kunnen opgesplitst worden in esthetische, juridische, ethische kwesties
(= deelverzameling van normatieve universum)
Ook weer niet eenduidig te bepalen, veel discussie over: “een juridische wet is
toch een weerspiegeling van ethiek?”
2
,Samenvatting wijsbegeerte Luna Boudewyn
Wat maakt dan een probleem tot een moreel probleem?
Bv. Wat betekent het om het goede te doen? Wat is een goed leven?
WETENSCHAPSFILOSOFIE = fundamentele filosofische kwesties die verband houden met
wet.
Intrinsieke interesse in wetenschappen => fundamenteler
- Onderscheid tussen wetenschap en pseudowetenschap?
- Zijn sommige wetenschappen meer fundamenteel dan andere?
- Zijn er wetten in alle wetenschappen?
Toegepaste wetenschapsfilosofie: filosofische vragen met betrekking op specifieke
wetenschappen (hersenwetenschappen, psychologie, seksuologie, ...)
= Instrumentele interesse in wetenschappen: kunnen onderzoeksresultaten van
wetenschap X nieuw licht werpen op filosofische problemen buiten wetenschap X?
Veel wetenschappers komen ook hier niet overeen met filosofen: filosofie en wetenschap
zijn t.o.v. elkaar ‘irrelevant’
Twijfel v filosofen over fundamentele wetenschappelijke aspecten zetten
wetenschap op wankele poten
Ongemak wetenschap
5. EEN KORTE GESCHIEDENIS VAN DE WESTERSE FILOSOFIE
Men kan eigenlijk iemand filosoof noemen o.b.v. de mate waarin die zich bezighoudt met
filosofen en hun ideeën uit het verleden
maar: dit is cirkelredenering (iets wat nog niet bewezen is, wordt als correct
beschouwd): we gaan al er van uit dat we weten wat filosofie is, mogen die
personen echt bekeken worden als filosofen?
Zeer grillige geschiedenis; voortdurend op de proef gesteld door andere
disciplines (mythologie, wetenschappen, theologie) => steeds heruitvinden =>
waardiger
Duistere periode Middeleeuwen
6de eeuw v.C Griekenland 313: christendom officieel erkend in Rom. Rijk: zal West-Europa
overheersen
Middeleeuwse filosofen +- christendom (band)
Westerse filosofie ontstaan: oude Griekenland Uitklaren begrippen, argumenten, theorieën die samenhingen met
christendom (tunnelvisie)
Koninkrijken-> stadstaten (eigen rechtspraak en bestuur)
Wetten/waarden x opgelegd, ter discussie gesteld Gebaseerd op Plato: visie - ideologie christendom
Ideeënwereld= ‘hemel’, afkeer van zintuiglijke waarneming en lichaam,
Meer contact vreemde culturen (eco. opgang)
leer van A pas in late middeleeuwen vertaald naar Latijn
Nadenken over het leven, de SL
Eerste (natuur)filosofen gemeenschappelijk idee: levende en levenloze Stap achteruit voor naturalistische filosofie
natuur komt voort uit één bepaalde oerstof Geloofsovertuigingen niet o.b.v. experimenten en intensief redeneren,
Thales: water, aarde = vlot op kosmische zeeën maar van goddelijke ingeving => terug naar niet-gefundeerd
mythologisch karakter, men is overgeleverd aan autoriteit
Anaximander: ongedefinieerde substantie, aarde = ton Men moet waarheid aanvaarden die hen overstijgt, waar het verstand
Anaximenes: lucht aarde zweeft op omringende luchtstromen niet toe reikt
Paradox met basisattitude van de filosoof: kritisch en naturalistisch
Voorgangers, dichters (ca. 7e eeuw v.C.) Filosofie draait niet over vastklampen en bevestigen v/e gegeven, maar
Hesiodos: wereld ontstaan uit familiekroniek, oorlogen en hagelbuien:
goddelijke gebeurtenissen die de mens omwille van beperkt verstand over het in vraag stellen
gewoon moest aanvaarden Middeleeuwse filosofen (Augustinus van Hippo en Thomas van Aquino)
trachtten >< filosofie en geloof te verzachten
Veel geloofsovertuigingen kunnen zogezegd wel bewezen w met
Waren deze natuurfilosofen wetenschappers of filosofen? verstand
Neen: ‘filosoof’ heeft betekenis te danken aan figuren als Plato en Argumentatie dat geloofsovertuigingen vertrekpunt voor filosofisch
Aristoteles onderzoek
MAAR: tunnelvisie, consensus dat geloof verblindend is + zorgt voor
Ja: maakten komaf met mythologische manier van denken => helderder intellectuele bescheidenheid
nadenken Moeilijk/delicaat evenwicht filosofie >< geloof
Tijdperk moderne wetenschap
1ste piek: Plato en Aristoteles
Wetenschappelijke revolutie: heropleving naturalistische visie
P en A legden belangrijkste fundamenten westerse filosofie Bovennatuurlijke thema’s verdwijnen naar achtergrond
Hadden ideeën en visies die elkaar tegenspraken = nog steeds
discussiemateriaal van hedendaagse filosofie Veelzijdigheid v/d mens als wetenschapper en als filosoof (Isaac Newton,
René Descartes)
Plato: zintuiglijke wereld te veranderlijk om echte kennis te leveren,
mogelijkheid tot kennis biedt perspectief op ideale andere wereld Filosofische problemen opgelost met revolutionaire wetenschappelijke
(ideeënwereld, gedachten) experimenten
Aristoteles: pro zintuiglijke waarneming van de wereld Wetenschappen riepen nieuwe filosofische problemen tot leven (= goede
wisselwerking)
Homini universali gingen gn enkel thema uit de weg en brachten alles in Maar ook velen die wetenschap boven filosofie stelden: ‘waar wetenschap
verband in een groot systeem (bv. vriendschap en liefde, het goede, God, begint, eindigt filosofie’
3 reïncarnatie, ... maar evenzeer meteorologie, eigenschappen van magen
van herkauwers ...) Kern: wetenschappers tonen aan dat quarks kleinste deeltjes van
universum zijn, niet water en lucht
Sciëntisme: overtuiging dat natuurwetenschappen enige bron zijn v echte
kennis over eender welk onderwerp
, Samenvatting wijsbegeerte Luna Boudewyn
HOOFDSTUK 2: RENÉ DESCARTES (1596-1650)
‘Men kan het zo vreemd of zo ongeloofwaardig niet bedenken, of het was door een
filosoof al wel eerder beweerd.’ – René Descartes
Descartes = filosoof en wetenschapper uit 17de eeuw
- Wetenschappelijk: wiskunde, lichtbreking, weersverschijnselen
- Vandaag bekend als filosoof (Cartesiaans assenstelsel)
= Kind v/d wetenschappelijke revolutie: bewondering voor
wetenschap, maar minachting voor toenmalige filosofie
‘Zonder verstand praten over wat men niet weet’ Optiometrie (=
lichtmeting), staat
Verdieping epistemologie (kennisleer): trok in twijfel wrm mede-wet. makkelijk bekend voor
dissecties (= mtyhe)
theorieën, wetten vonden + onderzocht hoe het kwam dat ze zo zeker zijn v hun
stuk/of dat terecht is
1. De wetenschappelijke revolutie
In 17e eeuw verandert de tijdsgeest en mentaliteit door opkomst van
natuurwetenschappen en wiskunde middeleeuwen w definitief gzn als voorbij
Ptolemaeus (200-1500):
aarde staat centraal,
Nicolaus Copernicus
mens centraal in het
- 16de eeuwse sterrenkundige
universum:
- Heliocentrisme: zon is middelpunt van universum (niet de aarde =
“wetenschap
geocentrisme, had symbolische betekenis voor katholieke kerk (gericht heeft een
op mens) -> theorie kwam in opspraak door aanhangers geocentr. conservatief karakter”
- idee: mens en aarde = fractie v oneindig groot universum (= vasthoudend aan de
- tijdsgenoten aanvaardden zijn berekeningen, maar x heliocentrisme theorieën die men
heeft, zeker als men die
zelf bedacht heeft,
moeilijk los te laten
waarover je zelf
Johannes Kepler overtuigd bent)
- 17de eeuwse astronoom en wiskundige
- verdedigde heliconetrisme (Copernicus) + bracht # wijzigingen aan in
theorie, nl. gn cirkelvormige, maar ellipsvormige baan rond zon
=> opstoor: cirkel was heilig, stond voor perfectie (>< katholieke kerk)
Ondermaanse ><
bovenmaanse (= idee
dat zodra je de
Belangrijk thema is gevecht tss atmosfeer vd aarde
nieuwe evolutionairen en ‘the
(water, vuur, aarde,
establishment’, de eeuwenoude
Galileo Galilei lucht = 4 elementen)
vooroordelen (wetenschap = kan
verlaat, dat de ruimte
zich moeilijk of niet ontwikkelen)
- 17de eeuwse astronoom uit heel andere
- verdedigde heliocentrisme (Copernicus), bevestigde wetten materialen bestaat,
(Kepler), bouwde telescoop, bestudeerde en ontdekte 4 manen van bv de ether)
Jupiter (nu 11 ipv 1 hemellichamen)
- ideologische vooroordelen: heilig getal 7 = altijd al 7
hemellichamen (zon, maan, 5 planeten), 7de dag is sabbatdag (><
kerkelijke inquisitie)
- formuleerde traagheidswet = ieder lichaam behoudt
bewegingstoestand als de resulterende kracht nul is, indien
Toekomstvisioen,
inwendige kracht => verandering toestand (>< oude visie: vwp dat
niet 'bezield' w, kan niet bewegen) intentionaliteit
Veel schedels van Descartes in
omloop (men weet niet welke echt
Aristoteles = als je iets wilt begrijpen moet je 4 vragen stellen
is): hij zou er mee lachen dat
Materiele oorzaak? Beeldhouwwerk, alles begrijpen en weten hierover WAT
mensen zijn schedel verafgoden
Formele oorzaak? BHW, modern klassiek, figuratief … vorm die naar iets verwijst
(bewondering in de schedel) want hij
HOE
was van mening: lichaam niets te
maken heeft4met wie we zijn als
Efficiënte oorzaak? Vraag waar/hoe iets begonnen is WNR/ WIE
Doel oorzaak? Thelos (= doel), wat is de functie/ doel van het ding WRM
persoon