Etnografie en beoordelingsleer der
huisdieren
1. Evolutie, domesticatie en selectie van de huisdieren
Bakermat van de domesticatie van de meeste van onze huisdieren bevindt zich in Klein-Azië, Egypte
en Zuid-Oostelijk Europa. Hond, als aasvreter in nabijheid van de mens, als eerste gedomesticeerd en
als eerste een huisdiersoort (10.000 v. Chr.). De volgende gedomesticeerde soorten waren de geit (in
West-Azië, 9.000 v. Chr.) en het schaap (in huidige Irak, 7.500 v. Chr.). Varkens laten zich moeilijk
drijven, dus pas bij overgang van een nomadische naar sedentaire levenswijze werd het varken in
China gedomesticeerd rond 7.000 v. Chr.. Pas rond 6.000-4.000 v. Chr. werd de oeros, het primitieve
rund, ondanks zijn agressiviteit gedomesticeerd. Duiven vanaf 5.000 v. Chr. gedomesticeerd in
Mesopotamië. De ezel werd rond 4.500 v. Chr. gedomesticeerd in Noord-Oost-Afrika, de kip rond
4.000 v. Chr. in Indië, het paard rond 3.500 v. Chr. in Oekraïne en de kat rond 2.500 v. Chr. in Egypte.
Sinds 500 v. Chr. werd de parelhoen, afkomstig uit Afrika, als offerdier op feesten aangeboden door
de Grieken en vanaf 100 v. Chr. werd deze vogelsoort geconsumeerd door Romeinen. Vanaf de
Middeleeuwen waren de meeste bekende huisdiersoorten in omloop in Europa, behalve enkele die
later uit Amerika kwamen, zoals de kalkoen en de cavia. Konijnen werden pas vanaf 1.600 na Chr.
gedomesticeerd in Europa.
Sinds 1950 gebruik gemaakt van kunstmatige inseminatie, waardoor een mannelijk dier zijn
genetische aanleg op grote schaal kan verspreiden. Sinds negentiger jaren kennen M.O.E.T. (multiple
ovulatie en embryo transfer) en O.P.U./I.V.P. (ovum pick up en in vitro productie) een zekere opgang,
waardoor het voortplantingsstelsel langs de vrouwelijke zijde verhoogd wordt.
Door domesticatie en selectie trad er een verscheidenheid op in beharings- en andere
lichaamsbedekkingsvormen. De gebruikelijke monotone schutkleuren bij wildlevende dieren maken
plaats voor meer diversificatie bij de huisdieren.
Aanleren of africhten berust op vier onderdelen:
1. Herhaling: leidt tot automatisme
2. Ritme: bevelen gegeven in eenzelfde volgorde, onderhouden de memorisatie ervan
3. Continuïteit: door permanent onderhouden van hetgeen reeds werd geassimileerd wordt het
geheugen blijvend ingeprent
4. Progressiviteit: van eenvoudige verrichtingen naar meer ingewikkelde
Alle wilde diersoorten kennen een seizoensgebonden voortplanting. Deze is bewaard gebleven bij
bijvoorbeeld het paard en de kleine herkauwers. Andere soorten zijn het hele jaar seksueel actief,
zoals het rund, varken, konijn en de kip, de zogenaamde continue kwekers.
Tegenover wilde dieren is de hersenomvang van huisdieren afgenomen in het centraal zenuwstelsel
bij de delen die instaan voor de waarnemingen van de zintuigen, het gevoel en de motoriek. Delen
die verband houden met het geheugen en het verstand zijn toegenomen.
Het dierenrijk is op te delen als volgt van hoger naar lager:
- Klassen (classes)
- Orden (ordes)
- Families (familiae), met eventueel superfamilies en subfamilies
, - Geslachten (genera), met eventueel verdere ondergeslachten
- Diersoorten (species), met daarbinnen de rassen
Ons gaan de klassen vogels (aves) en zoogdieren (mammalia) aan. De zoogdieren kan men aan een
viertal hoofdkenmerken herkennen: warmbloedig (net als vogels), behaard (al is bij sommige
walvissen de beharing rudimentair), levendbarend (op sommige ei-leggende zoogdieren na), voeden
hun jongen met melk. Vanaf het niveau van de orden worden de volgende onderverdelingen
gemaakt:
a) Bij de vogels: opgedeeld in 26-tal orden, slechts 3 vermeld.
- Anseriformes/eendvogels (watervogels), tot familie anseridae (gansachtigen)
behoren dan nog: de anser anser (grauwe gans), anas plathyrhynchos (graseend) en
cygnus olor (knobbelzwaan)
- Columbiformes/duifachtigen: postduif, rotsduif, tortelduif, holenduif
- Galliformes/hoenderachtigen: kip (gallus gallus), kalkoen (meleagris gallopavo),
parelhoen
b) Bij de zoogdieren: eutheria worden onderverdeeld in 14-tal orden, waarvan 4 vermeld.
- Lagomorpha/haasachtigen: achter de 2 knaagtanden in de bovenkaak bevinden zich2
kleinere stifttanden (vandaar ook wel Duplicidentata), binnen familie leporidae
behoren hiertoe de haas (Lepus europeus) en konijn (Oryctolagus cuniculus), ook nog
Rodentia zonder stifttanden zoals rat, muis, cavia en chinchilla (vandaar ook wel
Simplicidentata)
- Carnivora/roofdieren: kat en hond, suborden van zeeroofdieren en landroofdieren,
binnen die laatste suborde behoort species huishond/Canis familiaris tot de
superfamilie van Canoidea, tot familie Canidae/hondachtigen en geslacht Canis, ook
species huiskat/Felis catus tot superfamilie Feloidea, tot familie Felidae/katachtigen
en geslacht Felis
- Perissodactyla/onevenhoevigen: binnen familie Equidae/paardachtigen onderscheidt
tussen volgende soorten:
i. Paard: equus przewalski (Mongoolse wildpaard = Takh), equus caballus
gmelini (Tarpan paard), equus caballus (gedomesticeerde paard)
ii. Ezel: equus asinus africanus (Nubische ezel, hiervan gedomesticeerde
huisezel equus asinus asinus), equus asinus somalicus (Somalische ezel)
iii. Halfezel
iv. Zebra
Bij halfezels en zebra’s zijn alle domesticatiepogingen mislukt, het blijven dus wilde
dieren.
- Artiodactyla/evenhoevige: varkens, runderen, schapen, geiten, suborde van niet-
herkauwers (Neobundontata, varkens) en herkauwers (Ruminantia, rund, schaap,
geit), wild zwijn en varken zijn species sus scrofa, superfamilie suoidea en familie
suidae, bij herkauwers o.a. familie bovidae/holhoornigen met o.a. onderfamilies
caprinae/bokken (soorten ovis aries/huisschaap en capra hircus/huisgeit) en
bovinae/runderen (soorten bubalus/buffels en bos (onderverdeeld in
bibos/bultrunderen, bison/bizons, poëphagus/jak en bos)) die laatste bos
onderscheiden in: bos primigenius/oeros, bos taurus/huisrund en bos indicus/zebu
2. Het paard
,Equus ferus eerst opgejaagd door de mens als vleesdier. In het Neolithicum werden weinig
agressieve dieren (dus ook paarden) en weerloze of jonge vrouwelijke dieren gespaard en tijdelijk
bijgehouden, resten dus vooral mannelijke dieren. Allereerste trekdieren waren runderen, maar
vervangen door dubbel zo snelle paarden. Eerste domesticatiehaard in Zuid-Oekraïne rond 3.500 v.
Chr. van Tarpan herkomst. Rond 2.000 v. Chr. eerste bereden paarden in Mesopotamië, rond 1.500 v.
Chr. ook in Mongolië. Vanaf 2.000 v. Chr. splitste het paard in 2 groepen: in Centraal-Azië en Klein-
Azië ontstonden kleine pony-achtigen als voorgangers van de Oosterse populaties, in Zuid-Oost-
Europa ontwikkelden zich hoogbenige lymfatische bospaarden als voorlopers van zware militaire
ruiterij- en wagenpaarden van de Romeinen en recentere trekpaarden. Vanaf 1.300 v. Chr. werden
paarden aangespannen en bereden door Chinezen, die vanaf 500 v. Chr. naast zadel ook stijgbeugels
uitvonden. Tijdens Middeleeuwen zwaardere rijpaarden. Na ontdekking buskruit werden opnieuw
kleinere en vinnigere paarden aangehouden, want de grote geharnaste paarden waren niet
wendbaar genoeg. In 1492 bij ontdekking van Amerika door Columbus geen enkel paard aanwezig op
het hele continent. Bij verovering van Mexico in 1519 bracht Cortes tientallen paarden mee die
dermate grote indruk achterlieten op een 80.000 koppig Azteekse leger dat er gesteld wordt dat de
onderwerping van deze mythische cultuur voor een groot deel te wijten was aan deze initiële angst
voor het paard. Eind 16e en 17e eeuw in Centraal- en Zuid-Amerika veel Spaanse paarden ingevoerd,
die stapel breidde zich uit door zeer grote belangstelling vanwege de Indianen. In 2 e helft van de 17e
en 18e eeuw brachten de Angelsaksische inwijkelingen in het noord-oosten van USA Engelse
halfbloedpaarden binnen. Bij de ontdekking van Australië en Nieuw-Zeeland eveneens geen enkel
paard. Op het einde van de 18e en vooral in de 19e eeuw werden daar vooral paarden van Engelse
origine ingevoerd.
Op wereldniveau numeriek hoogtepunt paardenbestand rond de Napoleontische periode tot aan
WOI. Europese staten zoals Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Hongarije en Rusland richtten
staatsstoeterijen op, waar zeer goede hengsten van allerhande rassen werden uitgebaat ter
verbetering van het paardenbestand. Tegelijkertijd nam aantal renpaarden en sportpaarden toe.
In ontwikkelde landen werden trekpaarden gedeeltelijk vervangen door rijpaarden en sportpaarden.
In verband met vrijetijdsbesteding van kinderen en het aanleren van eerste rijvaardigheid is er een
doorbraak van ponyrassen.
Sinds 1980 paardenbestand op wereldniveau gestabiliseerd op 60-65.000.000 eenheden, waarvan
West-Europa 8% heeft.
Elk jaar 1 nakomeling, dracht van 11 maanden. Tal van laboratoriumtechnieken laten toe om
individuen ondubbelzinnig van elkaar te onderscheiden, zoals bloedgroepen en DNA-merkers en
tegenwoordig alle veulens verplicht gechipt met microchips. Signalement met de volgende
onderdelen (GRHOKAD):
- Geslacht en naam
- Ras of bloedtype of gebruikerstype
- Hoogte (schofthoogte)
- Ouderdom of geboortedatum
- Kleur
- Aftekeningen en bijzondere kentekens
- Datum, naam en handtekening van de opsteller van het signalement
Naam en geslacht
Naam en stamboeknummer, maar geslacht gaat vooraf in volle woorden (hengst, ruin of merrie)
, Ras of bloed- of gebruikerstype
Soort: paard/ezel/muildier/muilezel
Ras: alleen gekend als men over de stamboom van het dier beschikt
Bloed- of gebruikerstype: volbloed/halfbloed of warmbloed/koudbloed
Hoogte
Gemeten in schoftstreek bij volwassen paard (4-4,5 jaar) dat vierkant staat op een effen bodem met
een maatstok. Maten: pony (max. 148 cm), cob of dubbele pony (rond 150 cm), middelmatig gestalte
(155-160 cm), groot gestalte (meer dan 160 cm).
Ouderdom of leeftijd
Handelswaarde hangt hier sterk van af, die neemt gemiddeld toe van 0 tot 5 jaar oud en neemt
daarna af. Tanden bekijken om een schatting te maken van de leeftijd, hierbij alleen de snijtanden
van alleen de onderkaak onderzoeken.
Soorten tanden: snijtanden (incisivi, I), haaktanden (canini, C) en maaltanden of kiezen (premolares
P, en molares M).
Opbouw van de snijtanden: elke snijtand bestaat uit een deel dat in de mondholte uitsteekt (kroon),
naast een deel dat in het kaakbeen vastzit (wortel). De overgang tussen beiden, waarop het
tandvlees vasthecht is de tandhals. Opgebouwd uit 3 substanties: dentine, glazuur en cement.
Hoofdmassa is tandbeen (dentine, ivoor) dat geelachtig-wit is. Het glazuur (email) vormt een
continue laag rondom de dentine en is wit. Elke snijtand vertoont bij jonge paarden een
spleetvormige uitholling of kroonholte, op de bodem ervan vormt het glazuur een lokale ophoping,
de glazuurkegel. Cement vormt de buitenste laag van de gehele tand en is geel. Vanuit de tandwortel
stijgt een pulpaholte op, die tot diep in de kroon reikt en waarin zich o.a. bloedvaten en zenuwen
bevinden. Wegens een continue afzetting van secundaire dentine of tandbeen van tweede vorming
na de eruptie van de tand wordt dit kanaal geleidelijk aan nauwer. Het tandwortelkanaal loopt aan
de voorzijde van de tand hoger op dan de bodem van de kroonholte, zodat vooraleer de glazuurkegel
weggesleten is een tandster optreedt op het slijtvlak van de snijtand. Deze tandster is in feite
secundaire dentine. De snijtanden vertonen een licht gewelfde lipzijde, een uitgeholde tongzijde,
twee zijranden en bovenaan een wrijfvlakte met een verheven voorrand en een kroon is bezet met
talrijke kleine groefjes op de lipvlakte. De definitieve snijtanden zijn veel zwaarder en groter met aan
de lipvlakte 1 of 2 brede groeven. De snijtanden ondergaan een vormverandering, van eerst ovaal
over trapeziumvormig naar driehoekig.
De haaktanden: ingeplant in de lagen of gebitsruimten. Onderaan staan ze iets meer naar voor dan
bovenaan.
Blijvende kiezen: sterk ontwikkelde wortels. De van buiten naar binnen oplopende wrijfvlakken zijn
voorzien van kammen. De bovenkiezen zijn iets breder dan de onderkiezen.
Melkgebit: 3Id 0Cd 3Pd
3Id 0Cd 3Pd
Blijvend gebit: 3I 1C 3P 3M
3I 1C 3P 3M
Bij volwassen hengsten en ruinen komen per kaak 6 snijtanden, 2 haaktanden en 12 kiezen voor. De
haaktanden raken elkaar niet. Bij merries ontbreken de haaktanden meestal, zodat dan slechts 36
tanden geteld worden. Soms in de bovenkaak een P1, een klein wolfskiesje. Algemeen beschouwd
spreekt men van isodontie als de tandformules van onder- en bovenkaak identiek zijn. Anisodontie
duidt op het tegenovergestelde, zoals bij herkauwers en in minder uitgesproken mate bij vleeseters.
Overzichtsschema leeftijdsbepaling tot 15 jaar op basis van de snijtanden op bladzijde H2-9!!!
Haak, tandboog, tandrichting en groef van Galvayne: haak of échancrure ontstaat achteraan op de
hoeksnijtanden (I3) van de bovenkaak. Dit is een eerste keer op 7 jarige leeftijd en een tweede keer