Samenvatting Inleiding recht voor de ondernemer, Saxion Hogeschool
67 vues 7 fois vendu
Cours
Inleiding recht voor de ondernemer
Établissement
Saxion Hogeschool (Saxion)
Bevat alle leerstof (of een verwijzing) voor het vak inleiding recht voor de ondernemer, Saxion Hogeschool, leerjaar 1, kwartiel 4. Eigen eindcijfer: 7.
Praktisch Bedrijfsrecht – p. 186 -
188 & H9;
Praktisch Ondernemingsrecht – p.
13 t/m 27 & 42 – 46.
D.W.F. Verkade, Commentaar op
art. 1 Hnw;
J.L. van de Streek, Cursus
Belastingrecht;
De grondslag van het
vermogens- en
ondernemingsrecht Deel 2
– p. 33 t/m 51;
Ondernemingsrecht en
Faillissementsrecht – H5;
Bedrijf & Recht – H4;
Bedrijf en internationaal
privaatrecht – H1;
Overzicht overige leerstof.
,J.W.J. Fiers & L. Oosterhout – Praktisch Bedrijfsrecht, p. 186 - 188
Hoofdstuk 9
9.4.1. Wat is handelsnaamrecht?
In tegenstelling tot het merkenrecht gaat het er bij de handelsnaam niet om het ene product
van het andere te onderscheiden, maar om de hele organisatie. De handelsnaam is de naam
waaronder de onderneming wordt gedreven. Niet iedere naam mag zo maar gebruikt worden
voor een onderneming. De regels hieromtrent staan in de Handelsnaamwet (Hnw). Die stelt
dat ondernemers in principe vrij zijn om een naam te kiezen, maar dat de naam wel
voldoende onderscheidend moet zijn. Dit criterium was bij het merkenrecht ook al van
belang. Het houdt in dat soortnamen ook voor een handelsnaam niet zijn toegestaan. Als
een bakker zijn zaak ‘de bakkerij’ wil noemen kan dit verwarring opleveren bij de consument.
Als de bakker zijn eigen naam ervoor zet, dan kan het weer wel. Een handelsnaam moet
kunnen worden uitgesproken om bescherming te verkrijgen; daarin verschilt het van het
recht op een merk.
9.4.2. Aanvraagprocedure
Een handelsnaam hoeft om bescherming te krijgen niet te worden ingeschreven in het
Handelsregister. M.b.t. de intellectuele eigendomsrechten1 staat de bescherming los van de
inschrijving. De bescherming vangt aan op het moment dat de handelsnaam gebruikt wordt
in het handelsverkeer, niet ingeschreven namen die worden gebruikt worden dus ook
beschermd door de Hnw. Ook houdt het in dat handelsnamen die wél zijn ingeschreven,
maar (nog) niet gebruikt worden, niet beschermd worden. Inschrijving in het Handelsregister
is uiteraard wel een sterke aanwijzing dat de naam gebruikt wordt en alleen al daarom zeer
aan te raden voor de startende ondernemer. Indien een ondernemer het oneens is met een
gevoerde handelsnaam i.v.m. strijd met de Hnw, dan staat de weg naar de rechter open. Die
oordeelt of er sprake is van een inbreuk of niet.
In beginsel geeft het Nederlandse Handelsnaamrecht geen internationale bescherming. Het
blijft beperkt tot het gebied waar de naam gebruikt wordt, regionaal dan wel landelijk. Een
buitenlandse onderneming kan hier wel zó bekend zijn, dat hij onder het Nederlandse
handelsnaamrecht valt en op die manier dus bescherming geniet. Voor Nederlandse
bedrijven in het buitenland kan hetzelfde gelden (afhankelijk v/h rechtssysteem). Om zeker te
zijn van een ruime bescherming in het buitenland verdient het de aandacht om de
handelsnaam als merk te laten deponeren.
9.4.3. Beschermingsomvang en -duur
Centraal staat dat de gekozen handelsnaam geen verwarring of misleiding mag veroorzaken
bij het publiek. Denk aan:
In de handelsnaam mag niet onterecht een verkeerde rechtsvorm worden gebruikt
(art. 4 Hnw). Bijv. bij een vof achter de handelsnaam bv zetten mag niet.
In de handelsnaam mag niet de persoonlijke naam van een ander worden gebruikt
(art. 3 Hnw).
In de handelsnaam mag niet een geregistreerd merk worden gebruikt of een naam
die met een bestaand merk kan worden verward (art. 5a Hnw).
Verwarring of misleiding kan tevens ontstaan door het voeren van exact dezelfde
naam als een al bestaande onderneming of als de naam daarmee veel gelijkenis
vertoont (art. 5 en 5b Hnw), Of verwarring mogelijk is wordt beoordeeld door 2
handelsnamen te vergelijken en te beoordelen op:
o Spelling en uitspraak: lijken de handelsnamen op elkaar en/of wordt de naam
hetzelfde uitgesproken?
o Plaats: zijn het lokale ondernemingen of heeft een van de 2 regionale of
wellicht landelijke dekking?
o Doelgroep en branche: zitten de ondernemingen in dezelfde branche en
richten ze zich op dezelfde doelgroep?
,In zijn algemeenheid geldt dat bescherming net zo lang duurt als de onderneming wordt
gedreven.
S.S.M. Rutten – Praktisch Ondernemingsrecht, p. 13 - 23
Hoofdstuk 1
Het ondernemingsrecht omvat alle in Nederland voorkomende bedrijven en organisaties,
winstgericht of niet. Deze kunnen in verschillende juridische modellen worden gegoten, die
rechtsvormen worden genoemd (verder besproken in 1.2).
1.1. Het ondernemingsrecht binnen het Burgerlijk Wetboek
Het begrip onderneming heeft binnen het vermogensrecht geen vaste definitie. Als juridische
entiteit is de onderneming onbekend; het is slechts een economisch begrip. Het verschijnt
dan ook onder meerdere definities in verschillende wetten. Vgl. bijv. art. 1 van de Wet op de
ondernemingsraden (WOR) met art. 2 van het Handelsregisterbesluit. Zoals ook in het
Handelsregisterbesluit, valt veelal onder de definitie dat de organisatie winstgericht dient te
zijn. Hierdoor wordt ook wel gemeend dat het ondernemingsrecht slechts winstgerichte
bedrijven betreft. Als in dit boek gesproken wordt over het drijven van een onderneming
wordt inderdaad een commerciële, winstgerichte organisatie bedoeld. Echter, wanneer het
gaat om het ondernemingsrecht, wordt de definitie van de WOR gehanteerd. Het
ondernemingsrecht omvat in dit boek dus alle rechtsvormen die in de Nederlandse of
Europese wet geregeld zijn, ook indien zij geen (winstgerichte) onderneming drijven (zoals
de stichting).
1.1.1. Rechtspersonen en rechtssubjecten
Het ondernemingsrecht valt onder het privaatrecht en is geregeld in meerdere wetten, mede
naargelang het soort rechtsvorm. Hierbij worden 2 categorieën onderscheiden:
rechtspersonen en niet-rechtspersonen. Dit onderscheid is van belang vanwege de gevolgen
die het zijn van rechtspersoon heeft. Onder Nederlands recht zijn namelijk niet alleen
mensen (natuurlijke personen) rechtssubject, maar ook rechtspersonen. Een rechtssubject is
drager van rechten en plichten. Dat betekent simpelweg dat hij zaken in eigendom kan
hebben, dat het recht erkent dat zaken van hem kunnen zijn en dat hij schulden kan hebben.
Anderzijds betekent dit dat hem verplichtingen kunnen worden toegerekend. Een
rechtsobject is datgene waarop een rechtssubject recht kan hebben; bijv. goederen.
Ondernemingen hebben volgens art. 2:3 een vorm van persoonlijkheid, namelijk
rechtspersoonlijkheid, en daarom worden zij rechtspersonen genoemd. Rechtspersonen
worden o.g.v. art. 2:5 gelijkgesteld met natuurlijke personen, voor wat het vermogensrecht
betreft. Alle rechtspersonen zijn geregeld in BW 2. Zowel de natuurlijke persoon als de
rechtspersoon is als rechtssubject vervolgens rechtsbevoegd; bevoegd en vrij tot het genot
van burgerlijke rechten (art. 1:1). Rechtsbevoegdheid heeft bijv. betrekking op de
mogelijkheid om rechtshandelingen te verrichten, overeenkomsten te sluiten, schulden aan
te gaan etc. Slaven waren vroeger rechtsonbevoegd, dus geen rechtssubject, maar
rechtsobject.
Naast rechtspersonen bestaan er in Nederland ook personenvennootschappen, zoals de
maatschap en de vennootschap onder firma (vof), en er is de veelvoorkomende
eenmanszaak. Op dit moment zijn geen van deze soorten rechtsvormen rechtssubject. Ook
dieren zijn nimmer rechtssubject. Nu de personenvennootschappen en de eenmanszaak
geen rechtspersonen of natuurlijke personen zijn, hebben ze geen rechtsbevoegdheid. De
functionarissen binnen deze rechtsvormen zijn uiteraard als natuurlijke personen wel
rechtssubject en zullen zodoende in beginsel gezamenlijk de rechten en plichten binnen de
onderneming dragen. Zoals gesteld worden rechtspersonen voor wat het vermogensrecht
betreft gelijkgesteld met mensen. Het personen- en familierecht van BW 1 is
vanzelfsprekend niet aan de orde. Voor het speelt buiten BW 2 in beginsel slechts het
, vermogensrecht een rol. Zij kunnen bijv. een overeenkomst sluiten en daarmee het
eigendom krijgen van iets (art. 5:1). Alle boeken van het BW m.b.t. het vermogensrecht
kunnen in beginsel dus wel van toepassing zijn op rechtspersonen. Ook kan een
rechtspersoon bijv. een onrechtmatige daad plegen (art. 6:162).
Rechtspersonen zijn rechtssubjecten en worden daardoor vermogensrechtelijk gelijkgesteld
met natuurlijke personen, maar zullen altijd d.m.v. natuurlijke personen (zoals bestuurders of
vennoten) dienen te functioneren. BW 1 vindt dus soms wel zijn toepassing door de
aanwezigheid van personen. De rol van de functionarissen is daarbij uiteraard sterker bij
rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid, aangezien de onderneming dan geen
zelfstandig drager van rechten en plichten is, en dus geïdentificeerd wordt met haar
functionarissen. Als een functionaris van een eenmanszaak overlijdt, is daarmee in beginsel
de eenmanszaak ook ten einde, terwijl bij het overlijden van een functionaris van een bv,
deze bv als rechtssubject in beginsel blijft voortbestaan.
1.1.2. Soorten rechtspersonen (incl. 1.2.1)
In Nederland komen 6 soorten privaatrechtelijke rechtspersonen voor:
1. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bv);
Een rechtspersoon met eigen kapitaal, dat d.m.v. het uitgeven van aandelen is verkregen.
Dient te worden opgericht met een notariële akte, waarin statuten worden opgenomen. Een
zeer populaire rechtsvorm vanwege de beperking van de persoonlijke aansprakelijkheid van
bestuurders en aandeelhouders. Deze rechtsvorm moet zich inschrijven bij de KvK. Er
bestaan alleen aandelen op naam en daardoor kan de bv geen beursgang maken.
Aandeelhouders storten geld in de bv in ruil voor stem- en winstrecht. Ook kunnen er bij de
bv stem- of winstrechtloze aandelen worden uitgegeven.
2. De naamloze vennootschap (nv)
Net als de bv een kapitaalvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, maar de nv heeft
wel een verplicht minimumoprichtingskapitaal. Ze wordt op dezelfde wijze als de bv opgericht
en eveneens ingeschreven bij de KvK. De aandelen kunnen op naam of aan toonder zijn, en
met laatstgenoemde aandelen kan een beursgang worden gemaakt. Er bestaan geen stem-
of winstrechtloze aandelen.
3. De coöperatie
Een verenigingsvorm waarbij een ledenorgaan verplicht is. Gericht op winst en heeft als doel
het voorzien in stoffelijke behoefte van leden door het sluiten van overeenkomsten met hen.
De coöperatie dient bij de notaris te worden opgericht en ook te worden ingeschreven bij de
KvK. De bestuurders zijn in beginsel niet aansprakelijk en het is mogelijk dat de
aansprakelijkheid van leden ook wordt beperkt of uitgesloten, zoals bij de bv en nv.
4. De onderlinge waarborgmaatschappij (OWM)
Hetzelfde als de coöperatie, behalve dat ze als doel moet hebben dat ze met haar leden
verzekeringsovereenkomsten sluit.
5. De vereniging (2 soorten: formeel en informeel)
Een rechtspersoon met leden die een ander doel heeft dan de coöperatie en de OWM, en
die niet is gericht op winst. Ze mag behaalde winst niet uitkeren aan leden. Een vereniging
kan met notariële akte worden opgericht, waardoor ze een formele vereniging is met
volledige rechtsbevoegdheid; in dat geval geldt een verplichte inschrijving bij de KvK. Als ze
zonder notariële akte is opgericht, is de vereniging informeel en daarmee beperkt
rechtsbevoegd. Inschrijving bij de KvK is dan optioneel. Een vereniging kan een
onderneming drijven, maar dat hoeft niet.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur hidingfixtures. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,50. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.