SAMENVATTING IDENTITEITEN
Wat is identiteit?
- < Latijnse woord idem: hetzelfde
- Identiteit is datgene wat samenvalt met zichzelf (is identiek aan zichzelf): eenzelvigheid,
gelijkheid
- Iets of iemand met een eigen identiteit verschilt van de rest
- Gaat over het afbakenen van het zijn aan de hand van een bepaalde categorie of specifiek
kenmerk
- Ambieert het wezenskenmerk van het zijn vast te stellen: datgene wat maakt dat een kast
een kast is en geen stoel.
Mijn identiteit zegt iets over wie ik ben.
Maar wie ben ik?
- ik ben mezelf,
- ik ben ik,
- ik is ik
⇒ Ik val samen met mezelf
Toch impliceert identiteit een ontdubbeling: het gaat over iets dat met zichzelf samen valt: dat gelijk
is aan zichzelf. ⇒ Ben ik mezelf? Val ik volledig samen met mezelf?
Jean-Luc Nancy: ‘de indringer’
Jean-Luc Nancy
- Frans filosoof
- 1940 - 2021
- Geïnspireerd door werk van Kant, Hegel, Heidegger, Nietzsche
- Harttransplantatie en kanker als gevolg van de behandeling
- Herschrijven van Heidegger’s ontologie (= leer van het zijn)
o Seinsvergessenheit
o Dasein
o Seinsverständnis
o Zijn-in-de-wereld
Heidegger
Leerling Husserl
- Bewustzijn is bewustzijn van iets ⇒ voorbij subject/object-onderscheid
- Bewustzijn is nooit leeg, maar altijd op iets gericht
Seinsvergessenheit
- Westerse filosofie (= klassieke traditionele metafysica) is het zijn vergeten denken, heeft het
altijd over het ‘zijnde’ en niet het zijn
↓ gevolg van over het ‘zijnde’ denken
- Verdinglijking van het bewustzijn/denken en van de wereld de wereld als ‘ding’ gezien
waar we objectief over kunnen nadenken
- Werkelijkheid wordt als ‘object’ onderzocht
- Maar Heidegger zegt: We zijn altijd al in de wereld je kan zijn niet denken zonder de
context in rekening te houden de wereld is de plaats van ‘zijn’, het gebeuren van ‘zijn’
, - ! Ontologische Differentie: Heidegger stelt de vraag ‘wat betekent zijn?’ ‘hoe komt het dat de
dingen bestaan?’ voor het antwoord focust hij op dingen die bestaan
Hij maakt verschil tussen zijn en zijnde
o Zijn: het werkwoord, dat ervoor zorgt dat de dingen bestaan, manier waarop de
dingen bestaan
o Zijnde: dingen die bestaan, die aanwezig zijn
Dasein
- = de mens, maar Heidegger heeft het gevoel dat er daarover al teveel vooringenomenheden
zijn dus heeft hij het over dasein
- Dasein verwijst naar dat ‘zijn’, dat ‘wezen’ dat zich verhoudt tot zijn eigen zijn (≠ existeren:
verwijst naar de manier waarop dasein bestaat)
- Dasein vooronderstelt steeds al een hele (betekenis)wereld, verwijst naar het zijn dat zich
verhoudt tov een plaats/context waarbinnen het bestaat ≠ een wezen dat in het luchtledige,
op zichzelf bestaat
- Door dasein als centraal concept te gebruiken maakt Heidegger een link tussen bestaan en de
plek/context waarbinnen het zijn gebeurd = vernieuwend in zijn tijd >< kritiek op traditionele
metafysica van ‘zijnde’
- Dasein steeds geworpen in de wereld, de manier waarop we bestaan is obv geworpenheid
Seinsverständnis = zijnsverstaan
- Dasein heeft een begrip van het eigen bestaan en de context waarin het bestaat bevindt
zich altijd al in een soort zijnsverstaan
- Dasein staat open/uit naar het zijn (Ek-sistenz = iets wat uitstaat tov de rest)
- Ons zijn is altijd al gestempeld door cultuur, traditie, opvoeding (zonder dat we dit duidelijk
kunnen expliciteren/conceptualiseren)
Zijn-in-de-wereld
- Zijn = zijn-in-de-wereld er bestaat geen zijn dat niet in de wereld is
- Wereld is geen plaats waarin het Dasein bestaat, het is het plaatshebben (bestaan) van het
Dasein
- Wereld is niet object buiten ons bestaan
- Wereld als existentiaal (grondcategorie)
Jean-Luc Nancy
Zijn-met
- Doordenken van het Dasein en zijn-in-de-wereld zijn = zijn-met
- Zijn-met ≠ extern naast elkaar plaatsen van dingen
- Zijn-met ≠ intern delen van een bepaalde essentie/eigenschap
⇒ zijn-met ≠ vele Daseins naast elkaar
- Zijn-met = meervoudigheid van het Da (comparution)
- Zijn-met = meervoudig zijn
⇒ ”met” is geen eigenschap/kenmerk van zijn, maar is de manier waarop zijn is
- Nancy staat kritisch tov het zijn dat zich enkelvoudig, absoluut, onafhankelijk tegenover de
rest beschouwt (zoals in de traditionele metafysica, verlichtingsdenken)
o Want dit spoort aan om individu als iets onafhankelijk te zien
o Nancy wil aantonen dat die onafhankelijkheid niet bestaat want zijn impliceert altijd
een verhouding, relatie (je bestaat nooit alleen op de wereld) ‘relatie’ is het meest
, cruciale woord in de ontologie van Nancy, centrum van het bestaan is niet de mens
(Heidegger) maar de relatie
o Voor Nancy is de betekenis van het zijn in de 1e plaats gerelateerd zijn anderen
verwijzend naar datgene dat buiten onszelf ligt
Zijn-met = ex-position
- Zijn-met = ex-position (uitstaan, openstaan, blootstelling) van zijn onze huid verwijst naar
de relatie tov de andere (ex-peausition) = kritiek op hedendaags denken dat we op onszelf
bestaan
- Zijn is nooit de positionering, plaatsing, plaats hebben van een enkel ding dat bestaat op
zichzelf in het luchtledige, maar is steeds de blootstelling aan iets anders (je bent ge
exposeert naar buiten toe).
⇒ bestaan gebeurt niet op zichzelf, valt niet met zichzelf samen (is niet identiek aan zichzelf)
⇒ zijn gebeurt/is als zijn-met
⇒ zijn = enkelvoudig meervoudig (être singulier pluriel)
- Er is altijd al meer dan 1 zijn
- Er bestaat geen singulariteit zonder het andere
- Een singulariteit identificeert/singularizeert zich doorheen ex-positie doorheen de
blootstelling aan de andere singulariseer ik mezelf, door de relatie kan ik mezelf zijn
- De identiteit van iets, is niet afkomstig van het ding op zichzelf maar van haar verscgil tov de
andere dingen (geen wit zonder zwart) identiteit verwijst naar een ‘van de andere
verschillen’ veronderstelt relatie
- Een absoluut (zelf) zijn spreekt zichzelf tegen (ab-solus), is een denkfout
o Absoluut = volledig op zichzelf bestaan
o Om absoluut alleen te zijn, volstaat het niet dat ik alleen ben, maar moet ik alleen
zijn in mijn alleen zijn.” = contradictie volgens Nancy want je kan nooit absoluut
afgesloten zijn van iets anders als je u ‘alleen’ voelt verwijs je eigenlijk naar
mensen waar je bij zou kunnen zijn
Jean-Luc Nancy: de indringer
Verhaal over harttransplantatie die Nancy is ondergaan
- Volgens dokters is dit vanzelsprekend maar Nancy stelt zich verschillende vragen
o Wat zegt ons lichaam over onze identiteit?
o Wat zegt het hart over onze identiteit?
o Wat zegt onze representatie over onze identiteit?
o Wat zegt onze identiteit over ons (het eigene)?
o Wat is eigen?
o Wat is vreemd?
o Wie/Wat is/zijn ik/Wij?
- Hij vraagt zich af ‘wat betekent dat nu?’ want het hart word vaak gezien als de kern van
iemands bestaan en nu heeft hij het hart van iemand anders dus wat betekent dat
- Dezelfde vragen kan je toepassen op veel zaken vb waarden & normen dat je meekrijgt in
welke mate zijn die u eigen?
“Als mijn eigen hart me in de steek liet, in hoeverre was het dan nog ‘van mij’, en ‘mijn eigen’
orgaan?”
- Hart wordt zichtbaar op het moment dat het hem in de steek laat
- Het werd een vreemd iets: iets wat afgestoten moest worden
- Hart als Fremdkörper: iets wat er niet hoort, iets “vreemd”, oneigen