Taalkunde
Week 1: Dinsdag 14/02
Inleiding
- Centraal thema: contacten tussen de Europese talen zowel in ruimte als tijd
- Livestream + opname
- Eerste drie lessen hebben nadruk op diachronie
- Laatste drie lessen => synchronie (dezelfde tijd)
- Examen
o Meerkeuze-examen (40 vragen met 4 mogelijke antwoorden)
o Met cesuur 25 van 40 vragen
o Er is voorbeeldexamen!
o Ppt!
o 2 lectuuropdrachten
▪ Integrerend materiaal
▪ Bijkomende info ten opzichte van de lessen
o Begrippenlijst
- Lessen volgen!!
1
,1. Het Proto-Indo-Europees en de Indo-Europese taalfamilie
1.1 De Indo-Europese taalfamilie
“Indo-Europees” = (IE): grote taalfamilie die bevat:
A: de meeste Europese talen
- De grote meerderheid van de talen zijn afkomstig van deze taalfamilie.
- De meeste Europese talen
o Niet drie Fins-Oergische talen (Fins, Ests, Hongaars)
o Niet Baskisch
B) De antieke talen van Iran, India en andere gebieden in het Oosten
- De IE-talen hebben zich in de loop der tijd gedifferentieerd t.g.v. migraties en contact met andere
talen.
- Gelukkig: hoog aantal regelmatige overeenkomsten
o Linguïstische kenmerken die het mogelijk maken om talen te vergelijken.
- Er is dus een gemeenschappelijke oorsprong: Proto-Indo-Europees (PIE)
o Geen sporen van PIE, is een puur hypothetische taal
o Geen overblijfselen
o Puur theoretische (want gereconstrueerde) taal
IE heeft ook invloed op andere talen →
2
,10 subgroepen
De IE taalfamilie omvat een 10-tal subgroepen (op basis van de graad van verwantschap). De vier
oudste overgeleverde zijn
1. Anatolische talen
- Vinden we in Turkije
- Zij leveren ons de oudste schriftelijke documenten op
- De talen die we best kennen zijn het Hittitisch (ca. 25000 tabletten in spijkerschrift, uit de periode
van 1700 . – 1200 v.Chr.), het Luwisch, het Palaïsch en het Lydisch
-
2. Grieks
- Oudste getuigenissen vinden we in het Myceense dialect (1400–1200 v. Chr., uit Kreta, Pylos,
Mycene en Thebe) geschreven in het Lineair B (syllabisch schrift). Bestaan van verschillende
dialecten (zie beneden)
- Worden in literatuur gebruikt
3. Indo-Iraans:
- Oud- Indisch (bekendste taal: Sanskriet)
o We hebben teksten in Sanskriet als ook echte grammatica in 4e E voor Chr
- en Iraanse talen (met inbegrip van Avestisch en Oudperzisch): vanaf amper 1500 v.Chr.
- Deze taalgroep geeft het meeste info over PIE
- Zeer duidelijke en doorzichtige structuur
4. Italische talen
- Latino- Faliskisch, Sabellisch: vanaf de 7e/6e eeuw v.C.
Belangrijkste voor reconstructie van PIE!!
De deskundige in PIE moeten zeker deze 4 taalfamilies onder de knie te hebben om verschillende
hypotheses te maken.
Maar dat betekent niet dat we enkel deze nodig hebben!
o Ook Germaanse
o Keltische, Albanese …
Verdere info bij Beekes (pp. 39 – 53)
1,2,3,4, samen met het Balto-Slavisch, zijn de belangrijkste talen voor de reconstructie van het PIE
omdat zij er de oudste fasen van documenteren (vanaf het midden van het 2 de millennium)
Andere IE talen of taalgroepen: Germaans, Keltisch, Albanees, Tochaars
3
,Men spreekt over “verwante talen” met termen als taalfamilie, zusstertaal, dochtertaal
1.1.1; 1e model: Stamboommodel – August Schleicher (1873)
- Stam, tak, aftakking …
Beide modellen gaan terug op 19e eeuwse opvatting die talen ziet als natuurlijke organismen die
een eigen leven leiden (ontstaan, groei, bloei, verval, dood).
Model: Charles Darwin “The Origin of Species
- Foto boom met talen
o Hoe dikker de stam, hoe belangrijker de taalfamilie
o Vergelijking talen met boom
- Er zijn ook pogingen gedaan om alle talen in een stamboommodel te zetten, soms zelfs omgekeerd.
Voordelen
- Overzichtelijke weergave van hoe dochtertalen zich verder ontwikkelen.
- Boomstructuur: overzichtelijke weergave van hoe dochtertalen zich aftakken en verder
ontwikkelen.
4
,Nadelen
- Gebrek aan historisch materiaal
o De meeste geschreven bronnen zijn van ongeveer 1700 v. Chr. en dan nog maar van enkele
talen. (Hittitisch, Grieks, Vedisch, Avestisch)
o De eerste concrete sporen gaan terug op een veel latere tijd.
- De indeling hangt af van de criteria waarmee talen als nauw of ver verwant beschouwd worden.
o Als we andere linguïstische kenmerken hanteren, kunnen we dezelfde 2 talen als niet zo
nauw verwant beschouwen.
o Het is moeilijk om de afstand tussen 2 talen te bepalen.
- De splitsende takken geven de indruk dat het om plotselinge en radicale aftakkingen gaat.
o Maar talen zijn constant in contact met andere talen
o Dus stamboommodel houdt niet rekening met feit dat talen evolueren
o We hebben beeld van bepaald moment, maar niet van langdurig
- Een dergelijk model laat duidelijke afsplitsingen zien, maar suggereert geen samensmelting van
groepen tot dialectcontinuüm
- Een stamboomdiagram geeft niet weer hoe een nieuwe tak ontstaat.
o Elke tak onderscheidt zich door bepaalde taalkundige innovaties die elders niet
voorkomen of onafhankelijk ontstaan.
1.1.2; 2e soort model: Golfmodel
Taalkundige veranderingen verspreiden zich als
golven over een gebied. Niet alle golven gaan
dezelfde kant uit of komen even ver.
Als je steen werpt in water, ontstaan er
verschillende cirkels. Hoe verder de cirkels, hoe
kleiner ze zijn.
o Dus talen die dichter staan bij PIE zijn
groter.
o De andere talen zijn minder
conservatief dus meer geëvolueerd
o We zien steeds 1 deel dat
gemeenschappelijk is beide talen =>
realistischer beeld over talen
5
, 1.2 Het Proto-Indo-Europees: specifieke kenmerken
A. Taalkundige kenmerken
B. Erfwoordenschat als spiegel van de cultuur
1.2. (A) Taalkundige kenmerken
1) typologie
Typologisch gezien: IE talen zijn flecterende en fusionerende talen.
Flexie: uitgangsmorfemen (suffixen) die aan het stammorfeem worden gehecht (verbuiging,
vervoeging).
Fusioneren (versmelten): de uitgangen drukken complexen van functiecategorieën uit.
- Ik zag
o Er is een versmelting tussen eerste persoon & enkelvoud en verleden tijd.
o Er is geen eenduidige relatie tussen vorm en inhoud.
▪ Verschil tussen agglutinerende talen
• Agglutinatie
o Affixen worden toegevoegd aan de stam, maar elk morfeem
o Bv. Turks
2) morfologie
Substantief - 3 getallen
- 8 naamvallen
- 3 geslachten
o Mannelijk
o Vrouwelijk
o Onzijdig
Werkwoord - 3 persoonsvormen
o Eerste, tweede, derde
- 3 getallen
o Enkelvoud, mv, dualis
- 2 diathesen
o Actief
o Mediopassief
▪ Subject van ww is direct betrokken bij de actie zelf
▪ Is tegelijk subject, maar ook patiënt van actie
▪ Vanuit mediopassief heeft … ontwikkeld
6