Neuroanatomie
Input vanuit inwendig of uitwendig via receptoren naar zenuwbanen, die het signaal naar
ruggenmerg sturen. Vanuit ruggenmerg worden er via interneuronen outputsignalen afgegeven naar
de zenuwbanen (reflexboog).
90% gliacellen, 10% zenuwcellen
Een zenuwcel differentieert zich van andere celtypen doordat een zenuwcel prikkelbaar is en deze
prikkel vervolgens in unidirectionele richting kan geleiden.
Zenuwcellen worden in het perifere zenuwstelsel gemyeliniseerd door de Schwanncellen.
Myelinisatie afhankelijk van type zenuwcel. Bij lage myelinisatie gaat prikkelgeleiding langzamer
dan bij hoge. Hoe groter de diameter van het axon, hoe sneller de prikkel getransporteerd wordt.
Zenuwcellen die instaan voor spieractiviteit (motorische) zijn meestal goed gemyeliniseerd,
zenuwcellen die instaan voor pijn of temperatuur (sensorische) zijn meestal niet (goed)
gemyeliniseerd.
Oligodendrocyten vormen myelineschedes rond axonen van het centrale zenuwstelsel. Astrocyten
spelen een rol in de vorming van de bloed-hersenbarriere en zorgen voor de communicatie tussen
hersencellen. Ependymcellen vormen cerebrospinaal vocht ter hoogte van de hersenventrikels.
Microgliacellen zijn de lokale macrofagen van het centrale zenuwstelsel.
,Embryologie – neurulatie
Ectoderm ondergaat verandering tot neuroectoderm en neurale lijstcellen onder invloed van het
notochord. Neuroectoderm is eerst een neurale plaat en vormt dan een groeve, waaruit de neurale
buis ontstaat. De neurale lijstcellen zullen zich dan afsplitsen. De neuroectodermale cellen zullen zich
gaan vermeerderen en vormen een mantellaag. Hun uitlopers vormen de marginale laag. De neurale
buis wordt dikker en gaat plooien vertonen. Centraal ligt het ependymkanaal, met daaromheen de
mantellaag en de marginale laag. De mantellaag wordt ook wel de commissura grisea genoemd, of
grijze stof. De uitloper naar dorsaal wordt de cornu dorsalis genoemd, de uitloper naar lateraal
wordt de cornu lateralis genoemd en de uitloper naar ventraal wordt de cornu ventralis genoemd.
Lamina allaris (afferent) en lamina basalis (efferent).
In het rode gedeelte liggen somatische efferenten (spieren). In het blauwe gedeelte zitten
somatische afferenten (pijn, temperatuur). In het groene liggen de viscerale afferenten (organen).
In het oranje gedeelte liggen de viscerale efferenten (kliercellen).
De neurale lijstcellen migreren naar verschillende regio’s in het lichaam en differentiëren tot
pigmentcellen, perifere Schwanncellen, chromafiene bijniercellen of spelen een rol in het perifere
autonome zenuwstelsel.
Verwijding ter hoogte van de plexus brachialis en ter hoogte van de truncus lumbosacralis. De cauda
equina ligt achteraan in het ruggenmerg, dat wordt gevormd door de zenuwen die meegetrokken
worden door de ruggenwervels. Dit komt doordat de ruggenwervels harder groeien dan het
ruggenmerg. Op het niveau van het sacrum ligt geen ruggenmerg meer. De ruggenmergsegmenten
liggen hier niet meer bij de bijbehorende wervels.
De marginale laag wordt ook wel de commissura alba of witte stof genoemd. Dorsaal ligt de
funiculus dorsalis, lateraal de funiculus lateralis en ventraal de funiculus ventralis.
In de funiculus dorsalis liggen diepe ascenderende banen (opklimmend), in de funiculus lateralis
liggen oppervlakkig ascenderende banen en diepe descenderende banen (afdalend). In de funiculus
ventralis liggen oppervlakkige descenderende banen.
Anatomie hersenen
Ter hoogte van de kopregio wordt de neurale buis afgesnoerd en bestaat hier uit 3 blaasjes. Caudaal
ligt het rhombencephalon, in het midden het mesencephalon en craniaal ligt het prosencephalon.
Het rhombencephalon wordt ook wel de hersenstam genoemd. Uit het rhombencephalon onstaan
het myelocephalon (verlengde merg) en het metencephalon. Het metencephalon geeft aanleiding
,tot de pons en het cerebellum. Uit het prosencephalon ontstaan het diencephalon (ogen) en het
telencephalon (grote hersenen).
Als men een mediane doorsnede door de hersenen maakt, is het corpus callosum te zien. Dit is een
witte strook weefsel dat de overeenkomstige delen van de schors van beide hemisferen met elkaar
verbindt. De hemisferen zijn met elkaar verbonden via commissuren. De vezels van de fornix
verbinden het linker en rechterdeel van de hippocampus met elkaar.
Medulla oblongata
Bij het ruggenmerg verdikking van lamina allaris en lamina basalis naar buiten toe, ter hoogte van
het verlengde merg (medulla oblongata) wordt de verdikking echter zo zwaar dat het omklapt en
een dunne plaat vormt. Er ontstaat zo een vierde hersenventrikel. Hierdoor zijn de lamina allaris en
basalis ter hoogte van het verlengde merg eerder horizontaal georganiseerd in plaats van verticaal.
De dunne plaat zorgt ervoor dat bloedvaten die hierboven lopen in deze plaat zakken en zo een
bloedvatennetwerk vormen → plexus choroideus. Deze bloedvaten staan niet in een open
verbinding met de zenuwbanen, er ligt een barrière tussen. Een deel van de afferente neuronen van
de lamina allaris migreren naar ventraal = nucleus olivarius.
Het verlengde merg vormt de verderzetting van het ruggenmerg. Het geeft oorsprong aan de laatste
zeven paar hersenzenuwen = kopzenuwen.
Heuvelachtige structuur op verlengde merg = pyramis. De pyramiden spelen een grote rol bij het tot
stand komen van bewuste bewegingen. Deze verdwijnen op het einde van het verlengde merg =
decussatio pyramidum. Ter hoogte van het decussatio pyramidum kruisen de vezels over naar de
andere kant.
De fissura mediana ventralis ligt ventraal in de mediaanlijn van het myelencephalon. Aan beide
kanten hiervan liggen de pyramiden.
Het verlengde merg ligt op het pars basilaris van het os occipitale. Het wordt rostraal begrensd door
de achterrand van de pons en caudaal begrensd door de decussatio pyramidum.
Het corpus trapezoideum is de plaats waar de nervus facialis en de nervus cochlearis met elkaar in
verbinding staan. Het maakt deel uit van de gehoor pathway, hierin lopen ascenderende vezels van
de n. cochlearis en ook ligt hierin de nucleus olivarius superior.
Hersenkernen kunnen afferente (blauw) informatie of efferente (rood) informatie verzamelen. De
meeste kernen zijn sigaarvormig en kunnen overlappen. Dorsolateraal bevinden zich somato-
afferente kernen → nucleus cuneatus, nucleus gracilis en een uitloper van de nucleus tractus
spinalis NV. Hiernaast liggen visceraal-afferente kernen → nucleus tractus solitarius. Nog meer naar
mediaal liggen visceraal-efferente kernen → nucleus parasympatici
Het meest mediaal liggen dan de somatisch-efferente kernen → nucleus ambiguus en motorkern
van de n. hypoglossus
Ventraal ligt de somatisch-afferente nucleus olivarius.
Nucleus gracilis en nucleus cuneatus
Somato-afferent
Ze verzamelen proprioceptieve informatie vanaf de nek tot en met de staart
Nucleus cunateus: C1-T6 (voorbeen)
Nucleus gracilis: >T6 (achterbeen)
Nucleus tractus spinalis NV (nervus trigeminus)
Verzameling somato-afferenten vanuit innervatiegebied NV
Nucleus tractus solitarius
, Visceraal-afferent
Sensibel en sensorisch
Ligt in de medulla oblongata
Krijgt informatie met betrekking tot smaak (sensorisch, NVII, NIX, NX) en van het middenoor
(sensibel, NIX)
Chemoreceptoren en mechanoreceptoren vanuit carotislichaampje (NIX en NX) en vanuit andere
organen (NIX en NX). Verzorgt dus het afferente been van de slikreflex, hoestreflex, carotis-sinus
reflex, aortareflex, baroreceptor en chemoreceptor reflex, ademhalingsreflex,
spijsverteringsstelselfuncties.
Nucleus parasympatici
Viscero-efferent
Bevat eerste neuronen van de viscerale motor respons
Geassocieerd met nervus vagus, nervus facialis en nervus glossofaryngeus
Nucleus ambiguus
Somatisch-efferent
Motorneuronen innerveren de spieren van het zachte gehemelte, larynx, farynx
Lopen via NIX en NX
Motorkern n. hypoglossus NXII
Somatisch-efferent
Motorneuronen innerveren de tongspieren
Nucleus olivarius
Somatisch-afferent
Gelegen in de pons en verlengde merg
Nucleus olivarius inferior → verbonden met cerebellum, betrokken in de motoriek
Nucleus olivarius superior → ter hoogte van corpus trapezoidum, betrokken bij het gehoor
Motorneuronen in de hersencortex kunnen via de tractus corticospinalis skeletspieren aansturen. De
tractus corticospinalis is afkomstig van de hersenschors en schakelt ter hoogte van het decussatio
pyramidum over naar de andere kant. Hersenletsel links kan daardoor verlamming geven aan de
rechterkant van het lichaam en vice versa.
Metencephalon
Bestaat ventraal uit de pons. Lateraal liggen de pedunculi cerebellares met daarop het cerebellum.
Dorsaal ligt het velum medullare rostrale. Het geheel van de pons wordt dorsaal omgeven door het
cerebellum.
Lamina allaris vormt een rhombic lip en zal dorsolateraal het cerebellum vormen. Hier bevinden zich
dus geen efferenten. In de pons bevinden zich de efferenten en een deel van de afferenten. Het
midden van de pons bevat een indeuking = sulcus basilaris. Ter hoogte van deze sulcus bevindt zich
de arterie basilaris. De arterie basilaris ontstaat uit de fusie van de twee arteriae vertebralis. Uit de
arterie basilaris ontstaat een arteriële ring = circulus arteriosus cerebri, die uiteindelijk zal vertakken
naar de verschillende hersengebieden als aa. cerebri rostrales, media en caudales. De arterie carotis
interna vormt een back-up systeem.
De pons geeft oorsprong aan twee kopzenuwen → de n. trigeminus (NV) en de n. trochlearis (NVI).