In dit document vind u een samenvatting voor het vak Economie. In dit document vind u verschillende hoofdstukken uitgelegd zoals:
- Katern 2 Vraag en aanbod.
- Katern 3 Marktvormen en marktfalen.
- Katern 4 Ruilen over tijd.
- Katern 5 Samenwerken en risico.
- Katern 6 Welvaart en groei.
- Ka...
Bij het maken van een opgave met een tabel of bron moet je goed letten op de vraagstelling. Al staat
er “bereken” dan moet je een formule gebruiken, al staat er “lees af” dan gebruik je de tabel of
bron.
KATERN 2 – Vraag en aanbod.
Begrippen:
Concrete markt: Een concrete markt is een markt als ‘winkel’ met een zichtbare en vaste
ontmoettingsplaats. (rommelmarkt).
Abstracte markt: Geen concrete ontmoetingsplaats waar de vragers en aanbieders elkaar
ontmoeten. (huizenmarkt).
Drempelinkomen: Het inkomen dat je eerst moet verdienen voordat je geld gaat uitgeven aan
luxe goederen
Afzet: het aantal verkochte producten.
Omzet: het aantal verkochte producten. (pxq)
Substitutiegoederen: goederen die je voor een ander kunt vervangen Tablet -> mini laptop.
Complementaire goederen: goederen die elkaar aanvullen zoals een abonnement en een
telefoon die vullen elkaar aan
Noodzakelijke goederen: Bij noodzakelijke goederen neemt de gevraagde hoeveelheid in
verhouding licht toe na een stijging van het inkomen. (Brood)
Luxegoederen: Luxegoederen worden bij een stijging van het inkomen veel meer gekocht.
(Scooters/ verre vakantie reizen)
Inferieure goederen: Een stijging van het inkomen leidt dan tot een daling van de vraag naar deze
goederen. (Aardappelen worden minder gekocht en mensen kopen luxer zoals luxe
pastavarianten.
Constante kosten: Bij constante kosten blijft de hoogte van de kosten hetzelfde, ook al ga je meer
of minder produceren. (Huur)
Variabele kosten: Variabele kosten zijn kosten die wel veranderen als je afzet veranderd. Als je
meer producten verkoopt nemen de kosten toe. (Grondstoffen/ transportkosten en kosten van
het personeel).
Marginale kosten: Dit is het bedrag waarmee de totale kosten van een bedrijf toenemen als er
een extra eenheid wordt geproduceerd. De marginale kosten worden veroorzaakt door een
verandering in de variabele kosten.
Degressief variabele kosten: Variabele kosten die per eenheid product dalen als de
productieomvang stijgt
Progressief variabele kosten: Variabele kosten die per eenheid product stijgen als de
productieomvang stijgt.
Marktevenwicht: snijpunt van de aanbod lijn en vraaglijn
Evenwichtsprijs: de prijs die je afleest bij het snijpunt tussen twee lijnen, dit noem je de
evenwichtsprijs.
Evenwichtshoeveelheid: de evenwichtshoeveelheid lees je af bij op de horizontale as als je naar
beneden gaat bij de evenwichtsprijs.
, Vraagoverschot: bij een vraagoverschot ligt de prijs onder de evenwichtsprijs, de omvang van de
vraag is groter dan het aanbod.
Aanbodsoverschot: de omvang van het aanbod is groter dan de omvang van de vraag.
Vier vraag factoren:
- Het inkomen van consumenten (als mensen een hoger inkomen hebben en dus meer te besteden
hebben, zullen de betalingsbereidheid en vraag toenemen).
- De prijs van andere goederen zoals substitutiegoederen en complementaire goederen.
- De voorkeur van consumenten. Dit verandert per tijd heel erg en kan beïnvloed worden door
reclames via de tv.
- het aantal consumenten. Bijvoorbeeld minder baby’s zorgt voor een dalende vraag naar luiers.
Sprake van verschuiving van de vraaglijn gebeurt als:
Verschuiving langs de vraaglijn: Als een prijs stijgt, dan neemt de gevraagde hoeveelheid af.
Verschuiving van de hele vraaglijn: de vraaglijn verschuift naar rechts als de inkomens van
consumenten hoger wordt of de vraag naar een product is gestegen door bijvoorbeeld reclame op
tv.
Motieven om te gaan ondernemen:
- Het maken van winst, het verdienen van je eigen inkomen.
- Mensen vinden het prettig om hun eigen werkzaamheden te kunnen bepalen.
- Geen andere werkzaamheden hebben.
- Nieuwe producten willen ontwikkelen.
De vraag naar goederen en de reactie op de prijs is afhankelijk van:
- Het bestaan van substitutiegoederen. Als er substitutiegoederen zijn zullen vragers bij een
prijsverhoging overstappen naar een ander goed.
- Het soort goed. Bij een goed dat noodzakelijk is (brood) heeft de consument weinig mogelijkheden
om over te stappen naar een ander goed, hier heb je sneller een inelastische vraag. Bij luxe
goederen kan de consument ervoor kiezen om het goed niet te kopen, hier heb je dus een elastische
vraag.
- De termijnen die je in beschouwing neemt. Op lange termijn is het mogelijk om een alternatief te
bedenken, op korte termijn is dit vaak veel moeilijker.
Rekenen:
, Procenten berekenen: deel: geheel x 100 of nieuw – oud ÷ oud x 100 (met deze formule bereken je
hoeveel procent het oude bedrag is van het nieuwe bedrag.
Prijselasticiteit van de vraag:
Verandering van de gevraagde hoeveelheid % ÷ verandering van de prijs %
Elastische vraag: -1 en daar onder
inelastische vraag: -1 > daarboven
Hoe sterk reageert de omzet op een prijsverandering.
Prijs stijgt Prijs daalt
Elastische vraag Omzet daalt. Omzet stijgt.
(Consumenten stoppen met het kopen (Consumenten gaat het product
van producten) kopen)
Inelastische vraag Omzet stijgt. Omzet daalt.
(Consumenten stoppen niet met het (Dezelfde hoeveelheid
kopen van producten) consumenten blijft het product
kopen)
Verandering inkomen en hoeveelheid Waarde van de
elasticiteit
Noodzakelijke De vraag reageert zwak op een 0<E<1
goederen inkomensverandering.
Luxe goederen De vraag reageert sterk op een E>1
inkomensverandering
Inferieure goederen De vraag stijgt als het inkomen daalt. E<0
Vraaglijn kunnen tekenen en aflezen, dit doe je door het eerste punt op de (Q) lijn horizontale
Stel de vraagfunctie is Qv = -10P + 94 de formule voor het eerste punt is p = 0. Dus je voert 0 in de
formule. Dus dan wordt het –10P x 0 + 94 = 94 dus p = 94
Punt twee is te berekenen door Qv = 0. Dus 0 = -10P + 94 --> 10P + 94 --> (÷) P = 9,4
Totale kosten: variabele kosten + totale constante kosten. TK = TVK + TCK
Zet dit in een opbrengsten functie = TK = (variabele kosten) ...q + (constante kosten) …
bijv., TK = 50q + 3.000
Formule
Gemiddelde totale kosten Totale kosten ÷ hoeveelheid producten GTK = TK ÷ q
Gemiddelde variabele Totale variabele kosten ÷ hoeveelheid GVK= TVK ÷ q
kosten producten
Gemiddelde constante Totale constante kosten ÷ hoeveelheid GCK= TCK ÷ q of GTK
kosten producten = GVK + GCK.
Marginale kosten Δ totale kosten ÷ Δ hoeveelheid producten MK = Δ TK ÷ Δq
Δ totale variabele kosten ÷ Δ hoeveelheid MK = Δ TVK ÷ Δq
producten.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sterreg66. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,83. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.