Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Biologie voor tandartsen: volledige samenvatting €7,99
Ajouter au panier

Resume

Biologie voor tandartsen: volledige samenvatting

5 revues
 290 vues  2 fois vendu

Een volledig samenvatting van de cursusteksten en de powerpoints voor het OLA biologie voor de tandartsen. De verschillende hoofdstukken: Hoofdstuk 1: Van biomolecules tot cel Hoofdstuk 2: Inleiding tot de histologie Hoofdstuk 3: Ontwikkeling van een organisme Hoofdstuk 4: Stamcellen (integratie)...

[Montrer plus]
Dernier document publié: 7 année de cela

Aperçu 5 sur 82  pages

  • 20 décembre 2016
  • 19 janvier 2017
  • 82
  • 2015/2016
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (3)

5  revues

review-writer-avatar

Par: VV1THK • 2 année de cela

review-writer-avatar

Par: PijpOrgel • 5 année de cela

review-writer-avatar

Par: taniavermeire • 6 année de cela

review-writer-avatar

Par: paulieneeckeleers • 7 année de cela

review-writer-avatar

Par: marileneputs • 6 année de cela

avatar-seller
marievr
Hoofdstuk 1: De oorsprong van de aarde en het ontstaan van leven

1 Ontstaan van de aarde en de prebiotische situatie

De geschiedenis van het leven hangt nauw samen met het ontstaan van het heelal.



1.1 Ontstaan van het heelal

− Wanneer: ± 13 miljard jaar geleden.

− Theorie: ‘big bang’-theorie (Lemaître): geen ontploffing maar uitdijende materie, een geconcentreerde

vorm van energie (warmte, chemische, stralings- en elektrische energie), het was de start van een

nooit eindigende ketting van energie omzettingen.

− Belangrijk resultaat: het ontstaan van chemische elementen door kernfusies in sterren (= grote gaswolken), met als

eerste het eenvoudige waterstofatoom met atoomgetal 1 > alle chemische elementen zijn eigenlijk

meer- of veelvouden van deze universele bouwsteen. De elementen voor het ontstaan van leven

waren al vroeg tijdens de vorming van het heelal aanwezig, nog voor het ontstaan van de aarde.



1.2 Ontstaan van de aarde

− Wanneer: ± 4,6 miljard jaar geleden.

− Hoe: planeten zijn steraggregaten van brokstukken die door exploderende sterren in de interstellaire

ruimte werden geslingerd > onder invloed van zwaartekracht gingen de brokstukken aggregeren.

− Gloeiende bol: door meteorietinslagen kwam er impactwarmte vrij, temperatuur steeg zeer hard, door

vermindering van meteorenregen koelde de aarde af (na ± 700-800 miljoen jaar)



− Water: aanvankelijk dacht men dat dit water ontstond door inslag van twee grote ijsmeteorieten maar nu

suggereren metingen door Rosina/Rosetta van de gassen rondom de ‘badeendkomeet’ dat het

oceaanwater een andere samenstelling heeft.

− Atmosfeer: ontstond door vulkaanuitbarstingen en gloeiende magma, CO2 kwam vrij en zorgde voor ‘mantel’

rond het aardoppervlak, de zonnewarmte werd opgeslagen en aarde warmde terug beetje op.

− Leven op aarde: vanaf het moment dat water op aarde vloeibaar werd (± 3,2 miljard jaar geleden)



 Evolutie aarde: 1) aarde was een watermassa

2) het aardoppervlak begon te bewegen > ontstaan van één groot continent ‘Pangea’

3) opsplitsing van continent ‘Pangea’ in deelcontinenten

4) deelcontinenten dreven en botsen > ontstaan aardbevingen + gebergten (= continentendrift)




1

,2 De organische bouwstenen van de levende materie

 Oorspronkelijk: geen zuurstof in de atmosfeer (enkel anaerobe organismen)

 Oorsprong leven: onvoldoende begrepen > wij blijven evenwel aanhanger van de idee “Generatio spontanea” waarbij

we aannemen dat op gegeven “kortstondig” ogenblik op Aarde omstandigheden heersten die de

vorming van interagerende moleculen en uiteindelijk echt leven mogelijk maakten.

Enkele denkpatronen ter verklaring: Creationisme of intelligent design verwijst naar tussenkomst

God, zoals alternatieve theorie Panspermie of extra terrestrische oorsprong van leven op aarde.



 Bouwstenen: de atomaire bouwstenen van levende materie verschillen amper van die van niet-levende materie

 levende materie gebruikte enkel elementen die ze nodig hadden: C, H, O, N, S, P, F.

 om organische moleculen functioneel te maken: I, Zn, Fe, Cu, Mg en Mn

 belangrijkste moleculen: nucleïnezuren (DNA en RNA), proteïnen of eiwitten,

polysachariden of koolhydraten en vetten (lipiden)



Het ontstaan van organische moleculen:

‘Millerexperiment’: Miller toonde met zijn experiment, hij trachtte hij de toenmalige heersende condities na te bootsen. Hij maakte

een oersoep van H2O, CH4, NH3 en H2 en voegde hier ook elektriciteit in de vorm van bliksem aan toe. Zo konden eenvoudige

organische moleculen (bv. aminozuren) gevormd worden.



Maar organische moleculen op zich vormen nog geen leven. Deze bouwstenen moeten aan elkaar gelinkt worden om functionele

moleculen te vormen (nucleotiden vormen nucleïnezuren, aminozuren vormen proteïnes…). Nog moeten de moleculefamilies

aggregeren en functionerend geheel vormen, waarbij metabolisme en reproductie als kenmerken ingebakken dienen te zijn.



Hypothesen omtrent hoe deze interagerende aggregatie van moleculen zou tot stand gekomen zijn verschillen naargelang de

locatie van de wieg van het leven die men aanhangt. Kleipartikeltjes hebben als coacervaten wellicht een belangrijke rol gespeeld.

In oorsprong mag men verwachten dat deze prebiotische aggregaten een eenvoudig metabolisme hadden, doordat zij als

heterotrofen steeds de novo ontstane materie als ‘voedsel’ konden consumeren. Eens leven scheppende voorwaarden ophielden,

dienden zij in hun eigen energievoorziening en moleculereconversies te voorzien.



De basiskarakteristieken van leven:

Men spreekt pas van leven als er sprake is van:

 cellulaire organisatie = wanneer fosfolipiden dubbellaag als celmembraan het intracellulaire kan afschermen van het

extracellulaire, en wanneer er communicatie en interactie tussen beide compartimenten mogelijk is.

 metabolisme (heterotroof >< autotroof): complex van chemische en fysische processen die zich voordoen bij de opbouw,

de afbraak en de instandhouding van de weefsels alsmede bij de productie van energie.

 reproductie (erfelijkheid/ variabiliteit/ evolutie)




2

,3 De eerste genetische informatiedrager

Waarom neemt men aan dat DNA niet de oorspronkelijke genetische informatiedrager kan geweest zijn?

> celdelingen worden steeds voorafgegaan door S-fase waarbij DNA-verdubbeling optreedt, hierbij is DNA-polymerase vereist is

(= katalytisch eiwit gecodeerd door een gen van DNA) → kip-ei probleem → mogelijk antwoord kwam er met de ontdekking van

ribozymen (Carl Woese, Francis Crick, Leslie Orgel).



Ribozymen zijn katalytische RNA- enzymen die fosfodiesterbindingen kunnen knippen, aminotransferase activiteit op ribosomen

kunnen vertonen (= translatieverzekering) en kunnen instaan voor hun eigen synthese (net zoals RNA-polymerase).

> de theorie: “eerste levende organismen bestonden uit RNA en niet uit DNA” verdere inzichten in integratiemechanismen van

retrovirussen (herpes, aids) hebben aangetoond dat het niet zo moeilijk geweest moet zijn om over te stappen van RNA-wereld

naar de stabielere DNA-wereld.



Voorbeeld:

Retrovirussen (RNA-virussen) geven bij infectie

reverse transcriptase enzym mee dat viraal RNA in

gastheercel omzet in dubbelstrengs viraal DNA dat

vervolgens in de kern integreert in het chromosomaal

DNA en als een gewoon gen overgeschreven wordt

naar viraal mRNA. Deze RNA’s worden dan vertaald

naar virale eiwitten die samen met viraal RNA verpakt

worden tot nieuw retrovirus dat de gastheercel verlaat.



Reverse transcriptase wordt vandaag nog gebruikt om

mRNA over te schrijven naar intronloze cDNA (copy

DNA).



4 Van prokaryoot naar eukaryoot

Endosymbiose theorie

 Door wie: Merezhkowsky en Margulis

 Wat: leverden ons verklaring voor ontstaan van mitochondriën en chloroplasten: prokaryoten (cellulaire

ademhaling + fotosynthese) werden gefagocyteerd door progenoot > symbiotische versmeltingen

van progenoot met prokaryoot



 Gegrondheid: hypothese onderbouwd met vaststelling dat beide organellen omgeven zijn door een dubbele

celmembraan en zelfs deels nog beschikken over eigen genen. Invaginaties van de celmembraan

met zakvormige uitstulpingen in het cytoplasma kunnen zowel het ontstaan verklaren van ER en

van de nucleaire membraan. Voor het ontstaan van Golgi (afsplitsing ER?) of centrosoom zijn

voorlopig geen verklaringen voorhanden.




3

,Hoofdstuk 2: Het ontstaan van eumetazoa of meercellig georganiseerde dieren

1 Het ontstaan van multicellulariteit

Een ééncellig dier of een bacterie kan op zichzelf bestaan, signalen, voedingsstoffen en zuurstof opnemen en afvalstoffen

uitscheiden, en zich reproduceren. Een complex multicellulair organisme zoals de mens bevat miljarden cellen die samenwerken

om verschillende functies te vervullen die nodig zijn voor het in stand houden van leven. Verschillende cellen zijn gespecifieerd

om verschillende functies te kunnen uitvoeren.



1.1 Hoe wordt een multicellulair organisme opgebouwd?

Tijdens evolutie is multicellulariteit verschillende keren ontstaan. Vaak bood het evolutionair voordeel. Van bepaalde klassen

cyanobacteriën is geweten dat ze in kolonies samen leven, en dat ze differentiëren om verschillende functies te kunnen uitvoeren

> maar komen deze niet voor als een echt organisme met weefsels > deze ontwikkeling vinden we wel terug bij eukaryoten.



Multicellulaire eukaryoten hebben een aantal gemeenschappelijke karakteristieken:

Meerdere cellen ondergaan celdeling en zullen samenhangen (adhesie), communiceren en differentiëren tot weefsels.

 Cellen kleven aan elkaar door adhesie-eiwitten > cadherines, integrines en andere membraaneiwitten

 Mechanismes ontwikkeld om signalen, voedingsstoffen en zuurstof door te geven, zoals bv. het circulatiesysteem.

 Efficiënt cellulair communicatiesysteem: vb. receptoren op celmembraan om signalen op te vangen en interpreteren

 Kunnen aan gecontroleerde celdeling doen + nieuw gevormde cellen hebben capaciteit om te differentiëren of specifiëren.



Tijdens de ontwikkeling van een dier worden prolifererende (= delende) cellen meestal georganiseerd in lagen, zoals bv. epithelen

die de buitenzijde van het lichaam, alsook de lichaamsholtes aflijnen. In epithelen liggen cellen zij aan zij en maken contact door

adhesie-eiwitten zoals cadherines. Cadherines maken deel uit van de “adherens junctions”, die samen met tight junctions en gap

junctions de connecties tussen cellen kunnen verzekeren. Verder secreteren cellen extracellulaire matrix, een mengsel van

eiwitten en glycoproteines waarin cellulaire membraanproteines zoals integrines zich kunnen verankeren. Cadherines, integrines

en andere membraaneiwitten zorgen dus voor een basis adhesiemechanisme dat dierlijke cellen in een groep samenhoudt.



1.2 Hoe is multicellulariteit ontstaan?

De meest primitieve multicellulaire eukaryoten vinden we terug bij de algen en de protista. We kennen de genetische code van

vele van deze organismes, en we weten dat de eiwitten die zorgen voor adhesie van cellen evolutionair geconserveerd zijn. Maar

deze organismes zijn vaak niet georganiseerd in epithelen, dus waarvoor dienden deze eiwitten dan?

- Verklaring 1: uit observatie kwam dat cellen niet enkel aan mekaar konden kleven > ook aan rotsen of sedimentmateriaal.

Deze functie werd geherinterpreteerd en adhesie-eiwitten kregen extra functies, bv. in stand houden van cellagen.

- Verklaring 2: de eiwitten waren belangrijk voor vangen van prooi. Onderzoek op de choanoflagellaat Salpingoeca rosetta

toonde aan dat deze enkel aggregeren in aanwezigheid van hun lievelingsgerecht, bacterie Algoriphagus machipongonesis.

Meer nog, een gesecreteerde substantie van deze bacterie was voldoende om aggregatie te induceren.

Het ontstaan van celadhesie is dus terug te voeren tot het aanpassen van de functie van bestaande eiwitten die oorspronkelijk

niet gebruikt werden als cel-lijm.




4

, 1.3 Complexe multicellulariteit vereist communicatie tussen cellen

Om een functionerend organisme te maken is het is echter niet voldoende dat cellen gewoon aan mekaar kleven. Cellen moeten

zich met mekaar kunnen communiceren. Tijdens ontwikkeling is communicatie belangrijk voor celspecificatie. De functionele

integratie van cellen in weefsels en weefsels in organen hangt af van de informatieflow tussen cellen.



Cellen communiceren door uitsturen van boodschapper molecules (kleine zoals hormonen of grotere zoals groeifactoreiwitten) >

deze worden uitgestuurd en opgevangen door receptoren op het celmembraanoppervlak van naburige cellen of verder weg >

zet vaak cascade aan reacties in gang die eindigt met gewijzigde gentranscriptie. Voor ééncelligen was het immers belangrijk de

omgeving op te meten, soortgenoten aan te trekken of voedsel te vinden. Verder weten we ook dat cellen direct informatie kunnen

doorgeven door gap junctions aan naburige cellen > ter hoogte hiervan liggen celmembranen met kanaaltjes (gevormd door

eiwitten) > ionen en kleine molecules kunnen zo uitgewisseld worden.



1.4 Complexe multicellulariteit vereist een genetisch programma voor gecoördineerde groei en differentiatie

Het hele organisme ontwikkelt zich van één enkele gefertiliseerde eicel, en het genoom is in principe gelijk in elke lichaamscel.

Toch bestaat ons lichaam uit zo’n 210 verschillende celtypes die heel precies georganiseerd worden in weefsels en organen. Hoe

komt dit tot stand? Een bepaald celtype komt tot stand wanneer de juiste code wordt geladen om dit celtype te maken. Dan

worden de juiste genen “aan” of “uit” geschakeld en worden bepaalde vormgevende en functiebepalende eiwitten al dan niet

aangemaakt. Dit aan- en uitschakelen is afhankelijk van invloeden en signalen uit de omgeving, het is de omgeving die bepaalt

welke cel zal differentiëren tot pakweg een hartspiercel, en welke cel tot een neuron.



Ontwikkeling van organisme kan men dus zien als proces van geprogrammeerde celdeling en differentiatie. Dit is gemakkelijker

terug te linken aan levensstijl van ééncelligen > wijzigen soms van vorm tijdens levensduur onder invloed van externe

omstandigheden. Voorbeeld: Dinoflagellaten ondergaan sterke vormverandering bij tekort aan voedsel, ze fusioneren en maken

ruststadium aan. Een tekort aan voedingsstoffen is dus een signaal om van gedrag en vorm te veranderen. Wanneer voedsel

terug wordt aangeboden, ondergaan deze cellen meiose om terug naar hun oorspronkelijke stadium terug te keren.



In complexe multicellulaire organismes gebeurt soortgelijke vormverandering o.i.v. externe signalen > bij multicellulair organisme

komen de buitenste cellagen in contact met andere hoeveelheden van signalen dan de binnenste lagen (gradiënt aan signalen)

> binnenste cellen hadden in primitieve multicellulaire organismes minder toegang hadden tot voedingsstoffen dan buitenste lagen

en dit lokte een vormverandering uit.



Een toegenomen genetische controle over cellulaire reactiemechanismes leidde tot grotere variatie in differentiatiemogelijkheden.

Voorbeeld: een groene alg (Volvox) die zeer simpele meercellige structuur vormt met een specificatie in twee celtypes: vegetatieve

cellen die aan fotosynthese doen en verantwoordelijk zijn voor beweging, en reproductiecellen. Het gen dat verantwoordelijk is

voor de specificatie in deze twee celtypes is niet nieuw uitgevonden voor Volvox, maar vindt men ook terug in ééncellige

Chlamydomonas, zodat ook dit weer een voorbeeld is van het herbruiken van dezelfde eiwitten voor nieuwe functies.




5

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur marievr. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

52507 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,99  2x  vendu
  • (5)
Ajouter au panier
Ajouté