Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting persoonlijkheidspsychologie €6,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting persoonlijkheidspsychologie

 153 vues  1 fois vendu

Samenvatting voor persoonlijkheidspsychologie! Alle te kennen hoofdstukken staan hierin: Zowel slides, handboek als notities. Alles staat er dus in! Ook de eventuele examenvragen en belangrijke dingen die ze in de les verklapte staan aangeduid met "(EX!) . Het zijn 120 pagina's. Gebaseerd op het b...

[Montrer plus]

Aperçu 5 sur 120  pages

  • Inconnu
  • 21 décembre 2016
  • 120
  • 2016/2017
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (12)
avatar-seller
Laura8572
Samenvatting persoonlijkheidspsychologie
Hoofdstuk 1: Inleiding tot persoonlijkheidstheorieën
 Wat is persoonlijkheid?

 Van het woord “persona”  Masker gedragen door acteurs bij Grieken 
Droegen dit om een rol en dus een valse verschijning te projecteren
 Geen echte definitie van persoonlijkheid
 Persoonlijkheid is wel een patroon van relatief permanente trekken en unieke
kenmerken dat consistentie en individualiteit aan gedrag van persoon geeft
 Traits (trekken):
 consistentie over tijd
 Individuele verschillen in gedrag
 Stabiliteit over situaties; relatief permanent; op zelfde manier gedragen in
verschillende situaties
 Kunnen uniek zijn, voor hele groep of zelfs hele soort zijn maar patroon
is anders voor elk individu
 Kenmerken
 Unieke kwaliteiten (vb. temperament, intelligentie,..)
 Niet alleen facaden maar ook de echte persoon die erachter zit
 Waarom gedragen mensen zich op bepaalde manier? Wat zorgt voor verschillen
en gelijkenissen tussen mensen?

 Wat is een theorie?

 Definitie: Een set van gerelateerde veronderstellingen die wetenschappers
toelaten om op basis van logisch deductief redeneren testbare hypotheses te
formuleren
 Niet hetzelfde als volkswijsheid: moet wetenschappelijk getest zijn!
 Kan soms met speculaties beginnen maar mag niet met speculatie verward
worden  Speculaties moeten onderzocht worden; Moet verbonden worden aan
empirische data en wetenschap!
 Hypothese = specifiek vermoeden dat ken getest worden adhv
wetenschappelijke methode  Volgt na theorie
 Taxonomie = classificatie volgens natuurlijke relaties (vb the big five theorie
begon zo, eerst ingedeeld in 5 groepen)
 Ook verschillend van filosofie; filosofie = wat zou moeten zijn etc

1

, Waarom bestaan er verschillende theorieën?

 Verschillende persoonlijke achtergronden  Ervaringen kindertijd en
interpersoonlijke relaties
 Verschillende filosofische oriëntaties
 Data gekozen om te observeren is verschillend  Hoe data geïnterpreteerd
wordt is persoonlijk
 Unieke manieren om naar de wereld te kijken

 De persoonlijkheid van theoretici en hun theorieën over persoonlijkheid

 Psychology of science  De empirische studie van het wetenschappelijk
denken en gedrag van een wetenschapper
 De persoonlijkheden en de psychologie van verschillende theoretici beïnvloedt
de aard van de theorieën die ze ontwikkelen; maar persoonlijkheid schept niet
ALLEEN hun theorie!

 Wat maakt een theorie zinvol: criteria evalueren v.e. theorie

 Dynamische interactie met onderzoeksdata

 Genereert onderzoek
 is falsifieerbaar (bevestigd of weerlegd worden)
 Organiseert gekende data  uitleg resultaten onderzoek
 Leidt handelen (praktisch)
 is intern consistent  componenten moeten verenigbaar zijn (moet niet
consistent zijn met andere theorieën!)
 is spaarzaam (niet complexer dan nodig)

 Dimensies voor een ‘concept’ over de mensheid

 Persoonlijkheidstheorieen verschillen over de natuur vd mens  Elke theorie
hangt af van de persoon zijn veronderstellingen over de mensheid

 6 dimensies:

 Determinisme vs vrije keuze: al dan niet controle over leven

2

, Pessimisme vs optimisme; zijn mensen gedoemd om miserabel te zijn of
kunnen ze groeien tot gelukkige mensen?; Determinisme hangt meestal samen met
pessimisme en vrije keuze met optimisme
 Causaliteit vs teleologie: Naar verleden of toekomst kijken; vb. Causaliteit =
gedrag is functie van eerdere ervaringen (verleden) en teleologie = verklaring
gedrag in termen van doelen  Gedragen mensen zich door wat gebeurd is in het
verleden of door wat kan/zal gebeuren in de toekomst?
 Bewuste vs onbewuste determinanten van gedrag
 Biologische vs sociale invloeden op persoonlijkheid; nature-nurture debat
 Individualiteit vs similariteit: kijken naar trekken dat mensen gelijk hebben of
kijken naar verschillen in trekken tussen individuen?

 De dimensies waartoe een theoretici behoort hangt af van kindertijd, ervaringen,
tijdsgeest,geslacht, educatie,..

 Onderzoek naar persoonlijkheidstheorieën

 Moet onderzoek genereren  Theorie geeft betekenis aan data + data komen
voort uit onderzoek ontworpen om hypotheses te testen die afgeleid zijn van de
theorie
 Systematische observaties  Predicties zijn consistent en accuraat
 2 empirische criteria voor meetinstrumenten:
1) Betrouwbaarheid: consistentie van het meten
2) Validiteit: Construct validiteit: convergerend, divergerend, discriminant;
predictieve validiteit
 Meet instrument wat het zou moeten meten?




3

,Hoofdstuk 2: Freud (1856-1939)
 Psychodynamische theorieën
 Psychoanalyse, meest beroemde persoonlijkheidstheorie:
 De methode die Freud toepaste bij de behandeling van psychische
stoornissen
 Vaak emotionele redenen achter stoornissen
 Psychoanalytische theorie:
 De persoonlijkheidstheorie van Freud
 Theorie in praktijk vertaald
 In victoriaans tijdperk: vooral mannen hebben het voor het zeggen
 Onbewuste motieven centraal
 Wat maakte deze theorie interessant?
 Bouwstenen: Seks en agressie
 Verspreid door een toegewijde groep
 Briljante taal
 Freud observeerde enkel klein aantal mensen

 Biografie

 Geboren in Freiberg, 1856
 Bracht grootste deel leven door in Wenen
 Was oudste zoon van 8 kinderen; heel goede relatie met moeder 
Vijandigheid tov jongere broer
 Studeerde geneeskunde, specialisatie psychiatrie  Interesse voor wetenschap
 Bestudeerde hysterie samen met Charcot & Breuer  Gevalsstudie Anna O 
Studies over hysterie in 1895
 Hysterie: idee dat het gevolg was van traumatische ervaringen in kindertijd 
Op jonge leeftijd seksueel misbruikt  Stoornis: niet goed functioneren van
bepaalde delen lichaam
 Catharsis: Het proces van hysterische symptomen verdrijven
 Verliet de verleidingstheorie  verving deze door oedipus-complex
 Had een midlife crisis
 Schreef in 1900 “Interpretation of dreams”  Vooral zijn eigen dromen!
 Ontwikkelde na 1900 internationale aanhang
 Uit Oostenrijk verdreven door de Nazi’s, 1938
 Overleden in Londen, 1939

4

,  Ipv kalmeermiddel voor angst  Onderzoeken wat achter angst zit
 Alles verwijst naar verleden
 Hij gebruikt figuurlijke beeldjes: mensen projecteren vaak iets van zichzelf bij
iets anders

 Freud’s model van de geest

 Vorm van Ijsberg  Ego (bewuste), superego (voorbewuste) en Id (onbewuste)
 Mensen zijn gemotiveerd vooral door driften waarvan ze niet bewust zijn
 Niveaus van het mentale leven:
 Het onbewuste:
 Was het belangrijkste voor hem
 Het onbewuste is de verklaring voor de betekenis van
dromen,freudiaanse versprekingen, en bepaalde dingen vergeten
(repressie)
 Buiten bewustzijn
 Omvat driften en instincten
 Is alleen indirect/onrechtstreeks gekend
 2 bronnen onbewuste processen: Repressie (verdediging tegen
angsten) en fylogenetische gave (een deel van ons onbewuste komt
voort uit ervaringen van voorouders  Overgeërfde onbewuste 
Komt overeen met Jung’s collectieve onbewuste maar bij Freud is
deze enkel laatste keuze )
 Het voorbewuste:
 Niet in bewustzijn aanwezig, maar kan het worden
 staan altijd klaar om bewust te worden, soms moeilijk
 vb. Bewuste perceptie  Hierna aandacht weg
 Het bewuste:
 Mentale leven dat direct beschikbaar is, speelt een beperkte rol
 Van 2 richtingen: van het perceptuele bewuste systeem  Naar
de externe wereld gericht; en van de mentale structuur

 vb. Mensen die enorm trauma meemaken + onderdrukken  ook echt vergeten
(voorbewuste)



5

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Laura8572. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

81849 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,99  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter