Deze samenvatting is gemaakt met het boek 'Algemene economie en bedrijfsmanagement', maar deze wordt niet meer verkocht.
Alleen hoofdstuk 16 mist in deze samenvatting.
Algemene economie en financieel management
HOOFDSTUK 3 – MARKTEN EN OVERHEID: CONJUNCTUUR
Kennisclip 1.1 + 1.2
Consumptiebepalende factoren
Consumptiebepalende factoren zitten verstopt in de black box (= autonome deel van de consumptie)
- Rente
- Toekomstverwachtingen
- Nationaal inkomen
Macro-economische vraag
Dat wil zeggen dat de totale vraag naar goederen en diensten in een land, gelijk is aan de producten,
is de economie in evenwicht (EV = Y).
Besparen is noodzakelijk voor investeringen. Door te investeren in kapitaalgoederen, onderwijs en
onderzoek kun je in de toekomst juist sneller groeien.
Heeft geen zin als de lonen sneller stijgen dan de productie. De loonstijging kan niet worden omgezet
in goederen. Gevolg is dat prijzen stijgen. Hoge loon en hoge prijzen zorgen dan nog niet voor extra
koopkracht.
Nationaal spaarsaldo
Saldo rekening van de betalingsbalans
Conjunctuur
Golfbeweging rondom de capaciteit in de economische bedrijvigheid
Conjunctuuruitslag
Verschil tussen de feitelijke economische groei en de trendmatige economische groei
,Invloed belastingverhoging
Door belastingheffing verliest de belastingbetaler een deel van zijn koopkracht, ander krijgt er iets
bij.
Vraag technisch gezien is een dergelijke transactie dus neutraal, maar voor aanbodzijde zijn er
risico’s. Belastingverhoging is ongunstig voor investeringsklimaat (stijgende productiekosten en
afnemende rendementen).
- Vraagzijde (consument): neutraal
- Aanbodzijde: verandering aanbod en prijs.
Nationale bestedingen gelijk aan nationale productie
Bestedingen en besparingen worden altijd gelijkgetrokken met binnenkomende geldstromen.
Nationale productie tegen marktprijzen is gelijk aan de waarde van het eindproduct.
Macroniveau:
- C = consumptiegoederen
- I = investeringen
- O = producten en diensten voor de overheid
- X = buitenland
- M = import
Nationale inkomen kan op drie manieren worden aangewend:
1. Een deel gaat op aan consumptie uitgaven (C)
2. Een deel gaat op aan belastingen (B)
3. Waarna een bedrag aan besparingen resteert (S)
Y + C + I + O (X – M) = C + S + B
(S – I) + (B – O) = X – M
Gedwongen investeringen ontstaan als de voorraden oplopen en de afzet tegenvalt. Omdat de
vergroting van de voorraad ongewenst is, zal dit leiden tot een productieaanpassing.
Verdeling van besparingen
Bruto investeringen worden gefinancierd uit besparingen en afschrijvingen.
Als het land geld uitleent aan het buitenland, betekent dat het zelf een spaaroverschot heeft.
- Nationaal spaaroverschot (uitvoeroverschot) = nationale bestedingen zijn achtergebleven
bij het nationale inkomen.
Spaaroverschot is ongewenst, omdat het betekent dat andere landen een tekort hebben en
ertoe kunnen overgaan de import en daarmee de internationale handel te beperken.
- Nationaal spaartekort (invoeroverschot) = ontstaat door een verschil in groeitempo tussen
verschillende landen.
, Spaargeld oppotten
Dan wordt het verdiende geld niet uitgegeven, maar onttrokken aan de economische kringloop.
Het geld komt dan in speculatiekassen of in voorzorgkassen.
- Speculatiekassen: vraag naar speculatiekassen hangt samen met de verwachtingen omtrent
de rente en het beursklimaat. Het geld is bedoeld om te beleggen, maar gezien het financiële
klimaat blijft het voorlopig in de kas.
- Voorzorgkassen zijn bedoeld voor zekere uitgaven op onzekere tijdstippen (vervangen van
goederen).
Transactiekassen
Vraag naar transactiekassen hangt af van het nationaal inkomen.
Het is geld dat daadwerkelijk dienst doet als betaalmiddel in de economie. Het speelt een actieve rol
in de economische kringloop en wordt actief geld genoemd.
Binnenlandse en buitenlandse productie
- Binnenlandse productie wordt gerealiseerd door Nederlandse en buitenlandse
productiefactoren.
- Nationale productie wordt gerealiseerd door Nederlandse productiefactoren
- Als buitenlandse factoren werkzaam zijn in Nederland wordt er loon, rente of winst betaald aan
het buitenland (“er worden primaire inkomens betaald aan het buitenland”).
- Nederlandse productiefactoren in het buitenland zorgen voor een inkomensstroom naar
Nederland (“er worden primaire inkomens ontvangen van het buitenland”).
Economische groei
Economische groeit wordt bepaald door:
- Groei van de productiecapaciteit
- De ontwikkeling van de vraag
Groei van de productiecapaciteit valt zelden samen met groei van de vraag.
Aanbodzijde van de economie betreft het aantal beschikbare productiefactoren en hun kwaliteit
Tekort aan kapitaalgoederen kan leiden tot structurele werkloosheid. Het niet benutten van
capaciteit leidt tot conjuncturele werkloosheid.
Kapitaal coëfficiënt
De hoeveelheid kapitaal die nodig is voor de productie van één eenheid.
Productiecapaciteit
Het vermogen van een land (of bedrijf) om een bepaalde hoeveelheid goederen en diensten voor te
brengen. De productiecapaciteit is afhankelijk van de hoeveelheid en kwaliteit van de
productiefactoren.
Structurele werkloosheid
Werkloosheid door een gebrek aan kapitaalgoederen of kwalitatieve mismatch op de arbeidsmarkt.
- In de Nederlandse economie kan structurele werkloosheid ook het gevolg zijn van een tekort aan
gevraagde scholing = kwalitatieve structurele werkloosheid.
Conjuncturele werkloosheid
Werkloosheid door een tekortschietende macro-economische vraag
Werkloosheid dat ontstaat door onderbesteding
Arbeidsproductiviteit
Productiviteit per werknemer of per tijdseenheid
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jardyklok. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.