Verbintenissenrecht noties + cursus
Inleiding:
Contracten: geen synoniem van contractuele documenten
Contract is een wilsuiting en contractueel document is de akte. Het contractuele document
is tastbaar of anderszins zintuigelijk waarneembaar en daarom veel concreter dan het
contract. Het contract staat in het contractuele document: instrumentum/= negotium.
1. contract als individueel en maatschappelijk instrument
Contracten brengen twee of meer personen voor een bepaald doel. Het kan gaan om een
eenmalige uitwisseling van een goed of dienst, een langdurige uitwisseling met
voortdurende of opeenvolgende prestaties, of een samenwerking.
Ook aan elke transacties zijn risico’s verbonden. Aan contract is a priori bedoeld als een win-
win-transactie, maar het kan evengoed uitdraaien in een win-lose- of zelfs een lose-lose-
transactie
Contractenrecht doorspekt met technische regels.
2. contract als een van de bouwstenen van ons privaatrechtelijke vermogensrecht
=> ons privaatrechtelijk vermogensrecht is gebouwd op een aantal fundamentele basisregels
waarmee rechtssubjecten of personen rekening moeten houden. Het gaat om principes
a.d.h.v. waarvan onze maatschappij op juridische wijze wordt georganiseerd.
Een vermogen behoort toe aan een persoon. Het gaat om een geheel van activa en passiva
van een persoon. In principe elke persoon 1 vermogen (er zijn uitzonderingen). De
schuldeiser kan zich verhalen op alle goederen van de schuldenaar. Als het vermogen van
een schuldenaar te klein is om aan de aanspraken van alle samenlopende schuldeisers te
voldoen, dan wordt de verkoopopbrengst ervan in principe evenredig verdeeld onder de SE’s
dit pondspondsgewijze (art. 3.36 BW); op basis van het aandeel in totale schuldenpot. De
wet of een contract kan uitzonderingen creëren op die evenredige verdeling.
3. Contracten: algemeen contractenrecht versus bijzonder contractenrecht
We bespreken in deze cursus het algemeen contractenrecht. Het bevat de algemene regels
die gelden voor contracten, ongeacht het type contract dat wordt gesloten.
Deze regels gelden voor elk contract, tenzij de wetgever ervan afwijkt voor een
bijzonder type van contract.
4. Internationalisering, Europeanisering, digitalisering, regionalisering en
constitutionalisering
,PICC: principles on international commercial contracts
PECL: principles on European contract law
DCFR: Draft common frame of reference
CESL: common European sales law
Het gaat over een international of Europese set van beginselen/regels die academici hebben
uitgewerkt om van toepassing te zijn over de grenzen heen.
Het PICC gaat over internationale handelscontractten. Het PECL is het algemeen contracten
recht zoals we het in deze cursus ook zien. Het is van toepassing op alle contracten ongeacht
de hoedanigheid van de contractspartij. Het DCFR was bedoelt als een Europees BW, dit niet
alleen van contractsregels maar ook van buitencontractuele aansprakelijkheid,
koopovereenkomst, verzekering. Het CESL is zeer beperkt in toepassingsgebied omdat alleen
over kooprecht gaat.
In essentie is contractenrecht nog steeds nationale, ondanks de vele pogingen blijft
het nationaal ingericht. Er is wel een set van princopes en tedens om te zoeken naar
gemeenschappelijke principes.
5. Het oude BW en het BW
Nieuw BW is in negen boeken opgedeeld:
Boek 3 (= goederenrecht) en boek 8 (= bewijsrecht) zijn al in werking getreden.
DEEL 1: ontstaan van geldigheid van contracten
Hoofdstuk 1: contractvrijheid:
= een basisbeginsel van het contractenrecht is ongetwijfeld nog steeds de contractvrijheid.
Aan de contractvrijheid is de verbindende kracht van contracten gekoppeld Wanneer een
persoon zijn contractsvrijheid uitoefent dat hij een contract sluit, is hij gebonden door de
rechtsgevolgen die het contract met zich brengt. In die mate is hij dus niet langer vrij. Een
contract markeert met andere woorden de overgang van vrijheid naar gebondenheid.
A. Basisbeginsel, grondrecht en vrijheid
Een partij krijgt dus eerst vrijheid en als je deze uitoefend dan ben je gebonden. Een contract
is bindend en dit omdat de wet het zegt = art. 1134 lid 1 oud BW. Een contract is bindend
omdat partijen dit gewilt hebben = art. 1156 oud BW. Contractvrijheid is een fundamenteel
beginsel en is ook van openbare orde.
De contractvrijheid wordt traditioneel vastgeknoopt aan de wilsautonomie. De
wilsautonomie vertolkt het beginsel dat iedere persoon in een democratie zich moet
kunnen ontplooien. Iedereen is vrij om te beschikken over zijn eigen rechtsfeer.
,De theorie van de justum pretium of le juste prix die wel een controle op de
rechtvaardigeheid van een contractspartij voorstaat, heeft men enkele eeuwen geleden al
als principe het best geplaatst zijn om te oordelen of ze er goed aandoen om een bepaalde
transactie al dan niet te sluiten. De partij hebben het gewild dus wij komen er niet tussen in.
Het is ook moeilijk voor een rechter om juiste waarde goed te kennen. Dit is tussen partijen
en niet voor een rechter. De wil van een bepaalde partij die een VB aangaat, de andere
partij mag dan verwachten dat de schuldenaar zich aan VB gaat houden en dat hijnde VB
gaat nakomen. => vertrouwensleer: de ene partij heef wil aangegaan en andere partij mag
verwachten wat andere heeft gezegd.
Bv: een online aankoop. Door de daartoe voorziene knop op de website aan te klikken, geeft
u in deloop van het aankoopproces uw akkoord met algemene voorwaarden van de online
onderneming. Binden die algmene voorwaarden u omdat u ze daadwerkelijk heeft gewild? U
heeft ze meestal niet eens gelezen. Dat die algmene voorwaarden u toch binden is wellicht
veel meer te verklaren door de erdoor gecreeerde efficiëntie en de assumptie dat de sociale
welvaart er wel mee vaart, dan door de wilsautonomie.
Vrijheid <-> subjectief recht
Iedereen heeft contractvrijheid, maar een subjectief recht kom alleen toe aan de
houder van subjectieve rechten en je kan het wel bekomen door gebruik te maken
van die contractsvrijheid. Vrijheid is zeer algemeen en komt toe aan iedereen en
subjectief komt alleen toe aan de houder
B. Contractvrijheid heeft wee facetten:
a) Materiële contractsvrijheid:
- vrij om te onderhandelen of niet te onderhandelen
- vrij om te contracteren met wie je wilt
- vrij in beginsel om te bepalen wat je wilt in het contract, uiteraard zijn er beperkingen,
maar het uitgangspunt is dat je vrij bent.
=> geen contractdwang, uitzonderlijk legt de wetgever partijen op om een contract te
sluiten.
b) Formele contractvrijheid
consensualisme: je moet geen voorwaarden hebben om een contract te sluiten. Zodra
the meeting of the minds er is bestaat een contract. Natuurlijk moet je het wel kunnen
bewijzen. Bewijzen /= bestaan.
C. Beperkingen aan de contractvrijheid:
a) Materieel:
1) Algemene zorgvuldigheidspersoon en rechtsmisbruik spelen een belangrijke rol in de
onderhandelingsfase. Bv: je kan de onderhandeling niet zomaar stoppen wanneer niemand
het zou verwachten.
2) contractpartijen mogen niet om het even welke inhoud aan een overeenkomst geven.
, 3) dwingendrecht / openbare orde: hiervan kan niet worden afgeweken. Dit is verschillend
met aanvullend recht, want hier kan wel worden afgeweken. Het onderscheid ligt onder
andere in de nietigheid, verjaring en een regel van dwingend recht is geschreven ter
bescherming van het algemeen belang.
b) formeel:
1. de wetgever vereist voor de totstandkoming dat aan bepaalde vormvoorwaarden moeten
voldoen. Een louter conensus is niet genoeg, je hebt een consensus nodig voor alle
contracten maar soms ook voldoen aan bepaalde vormen. Als vorm voorwaarden niet zijn
vervuld da komt contract niet tostand.
2. Art. 5.5 BW
C. Grondrechten kunnen tot het gevolg hebben dat een contract nietig kan worden
verklaard. Bv: rookverbod is dit afdwingbaar? recht van de eigenaar en recht van privé
leven.
Hoofdstuk 2: onderhandelingen
= onderhandelingfase = pre-contractuele fase
fase voor het sluiten van het contract.
A. onderhandelingsvrijheid
In principe zijn partijen vrij om onderhandelingen aan te vatten, te voeren en af te breken.
Het is wenselijk voldoende terughoudend te zijn in het beperken van die vrikheid.
Onderhandelingen dienen om informatie in te winnen om dan te beslissen al dan niet een
bepaalde activiteit te ondernemen en te bepalen hoe en met wie een partij iets wil
ondernemen. Die onderhandelingsvrijheid, zeker wat de keuze van de contractpartij betreft,
geldt in mindere mate voor overheden die bij het contracteren door allerhande specifieke
regels gebonden, zoals overheidsopdrachtenregels.
Gelet op de contractvrijheid, is het in principe niet foutief om onderhandelingen af te
breken. Een partij kan vele legitieme reden hebben om de onderhandelingen te verlaten.
Meer nog, een partij is in regel zelfs niet verplicht om te motiveren waaarom zij de
onderhandelingen afbreekt. Dit is opnieuw anders voor de overheid.
Zelfs als partij een onderhandelingen opstart, dan nog is ze in beginsel vrij helemaal geen
contract te sluiten, bijvoorbeeld omdat ze de voorgenomen activiteit uiteindelijk toch niet
zal ondernemen of, omgekeer, de activiteit volledig zelf zal verrichten.
B. Precontractuele aansprakelijkheid
Wat kan er allemaal fout lopen tijdens de onderhandeling van een contract?
Alleen buitencontractuele aansprakelijkheid, dit omdat er nog geen verbintenis is