Geschiedenis van de Nieuwste Tijd
Inleiding
1. Moderniteit
1.1. Definities
• Eerste groep definities:
o Wikipedia: ‘Verwijzing naar het feit dat iets recent of nieuw is’
o Woordenboek A: ‘Tot de nieuwe tijd behorend’
o Woordenboek B: ‘Het tegenovergestelde dan klassiek’
o Woordenboek C: ‘Passend bij of geneigd tot de nieuwste opvattingen’
o ‘Antoniem: ouderwets’
o ‘…opvallend nieuw’; ‘ongewoon’
o ‘Van deze tijd’; ‘volgens de laatste mode’
o Synoniemen: actueel, progressief, up-to-date
è Cirkelredenering: al als juist aangenomen wat nog bewezen moet worden
è Per definitie ‘iets goed’ à vaak positieve connotatie MAAR is dit zo?
• Andere definitie: kijken naar geschiedwetenschap
‘The term modern ... refers to the historical evolution of societies and cultures that may be said to
have had the greatest influence in shaping the modern world – a phase of human history that
began to develop about five or six centuries ago and is now evolving more rapidly in more places
than ever before’ (Palmer et al., A History of the Modern World, 2006, p. xxviii)
è Opnieuw moderniteit voorgesteld als iets positief, wel ten minste afbakening in tijd
è Opnieuw cirkelredenering (moderniteit leidde tot de moderne wereld)
• Definitie ‘moderniteit’ van Gerard:
‘Moderniteit impliceert verandering op politiek vlak …, op sociaal-economisch vlak … en op
cultureel vlak (culturele homogenisering als resultaat van een nationaal onderwijsnet en pers…, de
identiteit steunt niet meer op de loyauteit tegenover de vorst of een leidende elite maar op de
door de volksgemeenschap gedragen waarden)’ (Gerard, 2018, p. 67)
è Al betere definitie
è Voor Gerard betekend ‘moderniteit’ dus:
o Gecentraliseerde staat (politieke verandering)
§ Niet meer lokaal/stedelijk, maar een natiestaat
o Industriële samenleving (economische verandering)
§ Vernieuwing, technologie
o Homogene cultuur (culturele verandering)
§ Onderwijs, vrijetijdsbesteding, cultuur… per staat
o Volkssoevereiniteit
§ I.p.v. de vorst (die zich beroept op een god) of de kerk is het het volk dat
bepaald in welke richting de samenleving gaat
≈ Moderniseringstheorie: in de jaren ‘60/’70 in de VS op gang gekomen à golf van
dekolonisering leidde tot de vraag “wat nu?” à socio- & politicologen: modernisering
• Gilman over de moderne samenleving:
1
, ‘Shils defined modernity as social leveling to minimize class distinctions; state-guided industrialism;
an exaltation of rationalism, science and expertise as the guide for democratic institutions; and
convergence on a consensual model of social organization based on progressive taxation and state
provision of social benefits’ (Gilman, Mandarins of the Future, 2003)
è Wetenschap & expertise staan centraal vs. religie vroeger
è Sociale consensus gedragen door belastingen + welvaartsstaat (staat komt tussenbeide)
è Ongeveer gelijk aan Gerard
1.2. Moderniteit = Verlichtingsproject?
• Idee dat de moderniteit goed is à vrijheid, vooruitgang, democratie, gelijkheid, (v)rede
o Verlichtingsdenkers dachten dan ook dat er uiteindelijk wereldvrede zou uitbreken
• Bracht ook effectief heel veel goeds:
o Transportrevolutie (bv. treinen), communicatie (bv. telegraaf), onderwijs, gezondheid
(bv. kennis rond geneeskunde, meer (vrouwelijke) dokters), cultuur, vrije tijd…
• Maar bracht ook negatieve zaken:
o Kinderarbeid, kolonisatie, autoritarisme, extremisme, nucleaire wapens, stemrecht
lang zonder inbegrip van vrouwen, massatoerisme met impact op milieu…
o Realisatie dat technologie & wetenschap niet alleen positieve maar ook slechte
zaken kunnen voortbrengen
1.3. Complexe definitie
• Verschillende vormen
• Verschillende visies
o Olympe de Gouges, Toussaint L’Ouverture, Napoleon, Marx, Bakunin, Nietzsche,
Emma Goldman, Lenin, Trotsky, Mao, Che Guevara, Jawarharlal Nehru…
§ Hadden andere visies op normen & waarden
§ Vrijheid niet uniform = zorgt voor conflict
• Inherente tegenstellingen: iets kan zowel positief als negatief gebruikt worden!
1.4. Et alors, bruikbaar of niet?
• Moderniseringstheorie (zie boven)
o = ideaal van liberale denkers (filosofisch liberalisme in de 18e/19e E)
§ Volgens hen zou het alleen maar beter worden… maar strookt noetn
§ Vooruitgang voor ene groep is achteruitgang voor andere groep
o ≠ Realiteit
o Vooral zelfperceptie: van zichzelf vinden dat ze dingen beter deden dan hun
voorgangers
§ ‘Modernization is a state of mind’ (Jean Monnet): denken dat je modern bent
è Vanaf de 18e definieerde men zichzelf ook als ‘modern’
• Bruikbaarheid term ‘moderniteit’? Ja!
o Wel degelijk een razendsnelle verandering + grote schaal à complexere wereld
o Wel degelijk een breuk met Ancien règime à deze ook aanduiden
2. Kenmerken van de moderne wereld
• Bayly: ‘The Birth of the Modern World’ à niet beperkt tot de westerse wereld!!
2
,• ‘Great domestication’
o Sedentarisme (c. 1650): men begint zichzelf te settelen, soms wel generaties lang
o Voordien: veel meer migratiestromen, niet noodzakelijk ver weg maar wel op zoek
• ‘Industrious revolutions’
o = Periode voor de Industriële Revolutie en die te maken had met globiale handel
o Dit vooral door het kolonialisme
o Grote vraag naar exotische goederen/luxegoederen (bv. suiker, koffie, aardappel)
o Strakke tijdsindeling (bv. ontbijt, dag indelen in werkuren & vrije tijd…)
§ Hierdoor in elke dorp een klok: geen toeval!
• Het lichaam
o Klok (gewoon worden aan indeling), kledij, voeding, ziektes verspreiden
§We beginnen ook zelfde kledij te dragen (Toussaint L’Ouverture die FR kleding
droeg)
o Uniformisering maar NIET gelijkheid à nog steeds veel ongelijkheid
• Globale communicatie
o Het is makkelijker te weten te komen wat er gebeurt aan de andere kant v/d wereld
2.1. Moderniteit in de westerse wereld
2.1.1. Secularisering en individualisering
• Kwam op gang tijdens de Renaissance & het humanisme (mens centraal geplaatst)
o Verandering mensbeeld tijdens late ME & vroegmoderne periode
o Voordien: oppermachtige god die het lot van de mensen bepaald ó mens centraal
o Bekijken in het licht van verschillende rampen in Europa (14e E), bv. de pest
§ Mensen raken in paniek & zien in dat gebed hen niet uit de situatie hielp
§ MAAR leidde niet tot atheïsme, men bleef geloven!! Men wil lot verbeteren
o Hier begint de individualisering
• Verdere impulsen tijdens de Verlichting (17e/18e E)
Culturele & wetenschappelijke revoluties: mensen denken anders na over zichzelf
(menselijk lichaam, bewustzijn) en over de wereld (hier begint de secularisering)
• Belangrijke (wereldwijde) invloeden op de Renaissance in Europa:
o Afrikaanse, Chinese, Indische, Perzische en natuurlijk Griekse filosofie
o Averroës (12e E)
§ Vertaalde Griekse filosofische teksten naar het Latijn
§ Uit Andalousië, belangrijk islamitisch-filosofisch centrum in die tijd
§ Belangrijk in de introductie van Griekse filosofie in West-Europa (cf. Petrarca)
o Allereerste universiteiten (eerste in Afrika (Fez, 9e E) opgericht (nog voor Bologna)
§ Hierdoor enorme circulatie van kennis
o Maarten Luther (15e-16e E):
§ Vader van het protestantisme, stapt af van de katholieke kerk
§ Belang van het individu veel meer naar voren in het protestantisme
§ Ook belang van zelf Bijbel begrijpend te lezen à zelf nadenken & interpreteren
§ Arbeidsethos: als je hard werkt kan je veel dingen oplossen (begin meritocratie)
3
, o Zera Yacob (17e E):
§ Ethiopische filosoof die ‘Hatata’ schreef (‘onderzoek’)
§ We kunnen de werkelijkheid vatten d.m.v. onderzoek & empirische analyse
§ Bepleitte de gelijkheid van mensen (anti-slavernij) & de gelijkheid man & vrouw
§ Enorm veel invloed op bv. John Locke of Descartes
o Omgekeerd hadden de Europese denkers ook invloed op de rest v/d wereld
• Nieuwe mindset: de maakbaarheid van de wereld, dat mens leven kan verbeteren (God)
o Mentaliteitswijziging è wetenschap & technologie è pol. & econ. hervormingen
2.1.2. Economische reorganisatie en expansie
• Engeland (eind 17e E), maar ook in China & India econ. belangrijk in die periode!
• Geeft aanzet agrarische & industriële revoluties die plaatsvinden
• Voorwaarden die ervoor zorgen dat de evolutie plaats kon vinden (tegelijkertijd):
o Uitgebreide markt: Engeland op dat moment een koloniale macht à afzetmarkten!
o Bevolkingsgroei: enorme bevolkingsgroei tss 17e & 18e E à veel jonge mensen!
o Nieuwe productiemethoden: om vraag kunnen bijhouden à naai- & stoommachine
o Kapitaalaccumulatie: kolonialisme à econ. elite zag voordelen & ging investeren
o Beschikbare arbeidskrachten: gepaard met bevolkingsgroei à landbouw ook
gemoderniseerd & deel landbouwbevolking nr fabrieken (proletariseringsproces)
§ Had ook te maken met ‘enclosures’: landbouwgebieden ingepalmd door
vermogende bezitter die ging moderniseren à minder werkkrachten nodig
à werklozen gingen werken in de fabrieken
• Uitkomst: the ‘Great divergence’*: Europa dat vanaf ca. 1830 razendsnel economisch
groeit terwijl China & India (belangrijke concurrenten) inzake industriële output juist
steeds minder van belang is à enorme kloof tussen Europa & rest v/d wereld
è Europa domineert tot 20e eeuw, wanneer tij keert (‘Great Convergence’)
2.1.3. Staatsvorming
• Liberale theorieën overheersten in dezelfde periode (Locke, Smith, Kant…):
o Pleiten voor staatsrecht: hoe ervoor zorgen dat de staat efficiënter wordt?
§ O.a. scheiding der machten
§ Inspiratie o.a. door China: relatie vorst-onderdanen op gezondere manier
t NIET democratisch maar wel minder discriminatoir
o Op economisch vlak: laissez-faire, vrije handel: ‘onzichtbare hand’ reguleert de
economie, komt vanzelf, OH moet niet tussenbeide komen
§ Sluit aan op de wil van de industriëlen: ze willen zelf kunnen doen wat ze willen
§ Kapitaal moet voor hen regeren
• Impact van de veranderingen: enorme groei MAAR ook enorme verpaupering
o Slechte werkomstandigheden: lage lonen, 15u/dag werken vaak…
o Heel veel onrust
è Om erger te voorkomen: besef dat interventie/regulering v/d staat nodig is!
è Zorgen over veiligheid: massa’s (‘vuile’) mensen die in/rond de steden gaan wonen…
• Zorgen & besef hierboven leiden tot hervorming van het leger & de bureaucratie
o Hervorming van het leger:
4