Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Hoorcolleges Bedrijfseconomie voor notariëlen €6,29   Ajouter au panier

Notes de cours

Hoorcolleges Bedrijfseconomie voor notariëlen

1 vérifier
 19 vues  4 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Dit document bevat de hoorcolleges van bedrijfseconomie voor notariëlen volledig uitgewerkt.

Aperçu 4 sur 48  pages

  • 27 mai 2023
  • 48
  • 2021/2022
  • Notes de cours
  • -
  • Toutes les classes

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: raidalin2 • 5 mois de cela

avatar-seller
Hoorcolleges Bedrijfseconomie
Week 1
Inleiding Financieel Management
Bedrijfseconomie bestaat uit financieel management, management accounting en externe
verslaggeving (randvoorwaarden voor het opstellen van een jaarrekening, onder andere Titel
9 Boek 2 ‘de bijbel’ voor accountants).
Relaties met andere vakgebieden  auditing, accountancy, belastingrecht, marketing,
bedrijfsadministratie, maar ook; psychologie/sociologie.

Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid (natuurlijke personen)
Kenmerken  inkomstenbelasting, geen publicatieplicht van financiële resultaten. Wel
wettelijke plicht om administratie te voeren.
Ze hoeven niets te deponeren bij de KvK, dus voor buitenstaanders is het lastig om te weten
hoe het bedrijf ervoor staat.
1. Eenmanszaak
o Wil niet zeggen dat er slechts een werkend persoon is, starters of een persoon
aansprakelijk.
o Salaris binnen eenmanszaak is privéopname = niet fiscaal aftrekbaar.
2. Vennootschap onder firma (VOF)
o Bijzondere VOF = man/vrouw firma.
o Twee of meer eigenaren allemaal persoonlijk aansprakelijk. Hoofdelijke
aansprakelijkheid.
o Vennootschapscontract met afspraken resultatenverdeling; percentage van
ingebracht vermogen, arbeid, restant winst.
o Authentieke akte niet verplicht.
3. Commanditaire vennootschap (CV)
o Stille vennoot  brengt geld in.
 Beperkt aansprakelijk voor ingebracht kapitaal.
o Beherend vennoot  heeft de dagelijkse leiding in handen.
 Hoofdelijk aansprakelijk.
4. Maatschap  vaak bij dienstverlenende beroepen, bijv. tandartsen, advocaten.
o Individuele ondernemingen, maar naar buiten toe hebben ze een
gemeenschappelijke naam.
o Vrije beroepsoefenaren met vaak een gezamenlijke naam.
o Geen hoofdelijke aansprakelijkheid, maar evenredig deel met uitzondering van
de belastingschulden.

Organisaties met rechtspersoonlijkheid (rechtspersonen)
- Kenmerkend  vennootschapsbelasting (VpB) en publicatieplicht.
- Spelregels Titel 9 Boek 2 BW of IFRS
- Afhankelijk van drie criteria; omzet, balanstotaal, aantal werknemers (tabel in
samenvatting).
- Indeling in micro/klein/middelgroot/groot op basis van drie criteria; omzet,
balanstotaal en aantal werknemers.

, - Micro  omzet < €700.000; balanstotaal < 350.000; aantal werknemers < 10.
- Groot  omzet > 40 miljoen; balanstotaal > 20 miljoen; aantal werknemers > 250.
o Deze bedrijven moeten de meeste informatie naar buiten brengen over de
financiële informatie. De kleine bedrijven hoeven het slechts te deponeren bij
de KvK.
- Hoe groter, hoe meer informatie  belangrijk voor transparantie over financiële
informatie.
o Maatschappelijk belang om informatie te hebben is groter.
- Deponering gegevens Kamer van Koophandel.

Jaarverslag is veel ruimer dan een jaarrekening. De jaarrekening houdt slechts de financiële
gegevens in, terwijl het jaarverslag alles van dat jaar weergeeft.

Stel je koopt een auto, dan gaat het bezit omhoog. Je bezittingen zijn niet gewijzigd, want
auto omhoog en kas naar beneden. Er is geen sprake van winstdaling. Er is slecht sprake van
een uitgave en niet van kosten. Indirect ontstaan wel kosten, want je gaat over de auto
zitten afschrijven. Stukje voor stukje ga je kosten creëren die de winst wel omlaag brengen.
De investering op zich zorgt er niet voor dat de winst omlaaggaat.

1. BV
o Aandelen op naam
o Als eigenaar ook de algehele leiding heeft, dan is het een directeur-
grootaandeelhouder.
o Organen  Raad van Bestuur en Algemene vergadering van Aandeelhouders
(AvA), Raad van Commissarissen (RvC).
o Oprichting notarieel/statuten/aandeelhoudersregister.
o Winstverdeling = dividend, belastingen (vennootschapsbelasting, ingehouden
dividendbelasting), tantièmes en winstreserve.
2. NV
o Aandelen aan toonder
o Als eigenaar ook de algehele leiding heeft, dan is het een directeur-
grootaandeelhouder.
o Organen  Raad van Bestuur en Algemene vergadering van Aandeelhouders
(AvA), Raad van Commissarissen (RvC).
o Oprichting notarieel/statuten/aandeelhoudersregister.
o Winstverdeling = dividend, belastingen (vennootschapsbelasting, ingehouden
dividendbelasting), tantièmes (bonus afhankelijk van geleverde prestaties) en
winstreserve.
o Vaak beursgenoteerd = spelregels IFRS veel overeenkomsten met de BV.
3. Vereniging
o Gezamenlijk doel
o Leden kiezen bestuur
o Inschrijving handelsregister en notarieel oprichten.
o Veel voorkomend naast de tennis, voetbal  Vereniging van Eigenaren (VvE) bij
appartementen.
4. Stichting
o Heeft een bestuur, maar geen leden.

, o Notarieel oprichten en inschrijving in het handelsregister.
o Geen winstuitkering, heel soms vennootschapsbelasting.
5. Coöperatie
o Heeft leden
o Kan winst maken, maar heeft het niet als hoofddoel. Winst kan onder de leden
worden verdeeld.
o Woningbouwvereniging, agrarische sector, Rabobank.
Tarief vennootschapsbelasting, 15% van de eerste €395.000 (1 e schijf), 25,8% boven de
€395.000.
Salaris fiscaal aftrekbaar van de winst, gebruikelijk loon €48.000 (2022).
Corporate governance code  stoplichten neerzetten om dingen te voorkomen.

Resultatenrekening (Winst- en Verliesrekening, exploitatieoverzicht)
- Het is een overzicht van kosten en opbrengsten gedurende een periode. Het verschil
tussen beiden leidt tot resultaat. Periode = maand, kwartaal, jaar.
- Besluit modellen Jaarrekening  inrichtingseisen balans en resultatenrekening qua
prestatie (externe verslaggeving).
- Scrontovorm  naast elkaar, heeft een debetzijde (kosten) en creditzijde
(opbrengsten).
- Staffelvorm  onder elkaar, te beginnen met Omzet (opbrengsten) minus Kosten.
- Resultaat is onderdeel van het Eigen Vermogen. Dus men kan eventueel zonder
Resultatenrekening werken door het resultaat rechtstreeks te verwerken in het Eigen
Vermogen.
o Je weet dan niet waardoor de winst is ontstaan en dat laat de
Resultatenrekening juist zien. Als je alles laat lopen over de rekening van Eigen
Vermogen dan zie je dat niet meer en die informatie is juist belangrijk.
- Grote voordeel Resultatenrekening  het specificeren van het ontstane resultaat.
- Dus meer transparantie, meer inzicht noodzakelijk voor het nemen van
(management)beslissingen.
- Onderscheid interne en externe resultatenrekening.
o Intern  specifiek voor het management (analytisch).
o Extern  voor belanghebbenden, zoals (verantwoording afleggen) aan
aandeelhouders en andere stakeholders.

Begrippen
- Omzet (opbrengsten) = afzet x verkoopprijs per stuk.
o Omzet is niet de winst.
- Inkoopprijs van de verkopen = afzet x inkoopprijs per stuk.
o Kijken wat de afzet/verkoop heeft gekost.
- Inkopen  ingekochte stuks x inkoopprijs per stuk.
o Kijken wat de totale inkoop heeft gekost.
Beredeneer waartoe het verschil tussen Inkopen en Inkoopprijs van verkopen leidt 
voorraadmutaties
- Brutowinst = omzet – inkoopprijs van verkopen
- Exploitatiekosten  onder andere afschrijvingskosten, huisvestingskosten,
loonkosten en overige bedrijfskosten.

, o Alle kosten die een bedrijf met zich meebrengt om het bedrijf draaiende te
houden, behalve de rentekosten.
- Bedrijfskosten = brutowinst – alle exploitatiekosten (met uitzondering van de
rentekosten).
o Ook wel EBIT genoemd  Earnings Before Intrest and Taxes.
o Voor degene die er geld in hebben gestopt; eigen vermogen verschaffers en
vreemd vermogen verschaffers. Eigen vermogen krijgt als vergoeding winst en
vreemd vermogen krijgt als vergoeding rente.
- Nettowinst voor belastingen = bedrijfsresultaat – rentekosten.
- Nettowinst na belastingen = nettowinst voor belastingen – belastingen.

Voor alle mutaties in (grootboek)rekeningen zijn boekingsdocumenten noodzakelijk.
Zonder boekingsdocument is er geen sprake van een financieel feit/gebeurtenis. Er zijn altijd
minimaal twee rekeningen nodig.
Boekingsdocument leidt tot verwerking in;
1. Inkoopboek (inkoopfactuur op rekening) crediteuren
2. Verkoopboek (verkoopfactuur op rekening) debiteuren
3. Bankboek (ontvangsten en uitgaven)
4. Kasboek (ontvangsten en uitgaven)
5. Diverse Postenboek (memoriaal) (alles wat niet in de vier bovenstaande dagboeken
komt hierin)  afschrijving, dotatie voorzieningen, toerekenen van kosten en
opbrengsten aan een periode.

Verwerken van financiële feiten leidt tot minimaal twee wijzigingen.
Financiële feiten met gebruikmaking van de resultatenrekening betekent dat;
- Afhankelijk van het financiële feit  niet alleen een balanspost wijzigt, maar ook een
post op de resultatenrekening.
- Maar een financieel feit kan ook twee resultatenrekeningen wijzigen.
- Uiteraard leidt niet elk financieel feit tot wijziging van de resultatenrekening.
Uitsluitend als het leidt tot verandering in kosten/opbrengsten/verlies of winst.

Privéopnames staan niet op de resultatenrekening. Privéopnames drukken de winst niet. Ze
beïnvloeden wel het eigen vermogen. Eigen vermogen wordt op twee manieren gewijzigd;
resultaat en door privé. Aflossen op een lening verandert het Eigen vermogen niet, want
bank en lening veranderen. Er is niet sprake van een resultatenrekening, dus geen
verandering van eigen vermogen.
Eigen vermogen = bezittingen – schulden.

Voorbeelden van financiële feiten met invloed op resultatenrekening (zowel een balanspost
alsmede een post van een resultatenrekening verandert).
1. Verkopen op rekening
2. Afschrijven op duurzame productiemiddelen (waardevermindering)
3. Maandelijkse loonbetalingen
4. Maandelijkse betaling van huisvestingskosten

Voorbeelden van financiële feiten zonder invloed op resultatenrekening (alleen
balansposten veranderen).

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur vanhemertjulia. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,29. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

66579 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,29  4x  vendu
  • (1)
  Ajouter