Praktijkonderzoek
Praktijkonderzoek: ver van je bed?
- Als toekomstige jeugdprofessional:
o onderneem je acties, doe je interventies i.f.v. het welzijn van kinderen en jongeren,
o in een samenleving die verandert,
o in een werkveld dat voortdurend in beweging is,
o in een vakgebied dat zich verder ontwikkelt,
- onderzoekende beroepshouding – leerlijn onderzoekend vermogen:
o studenten ontwikkelen een onderzoeksmatige basishouding
o studenten verwerven kennis van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en
praktijkonderzoek
o studenten kunnen zelf een praktijkonderzoek opzetten
o studenten baseren hun professioneel handelen op resultaten van onderzoek en
andere actuele kennis
- doelstellingen praktijkonderzoek – verkenning
o Inzicht in en kunnen toepassen van de verschillende fasen van de onderzoekscyclus
voor praktijkonderzoek
o Inzicht in en kunnen hanteren van kwaliteitscriteria voor onderzoek, theorieën en
concepten i.v.m. (praktijk)onderzoek en onderzoeksmethodologie
o Informatievaardigheden: bronnen zoeken, beoordelen en verwerken
o Inzicht in en kunnen toepassen van het kader van kritisch denken van SRW
- Onderzoekend vermogen als centrale competentie
o Kennis = inzicht in:
cyclus voor praktijkonderzoek, fasen en deelactiviteiten, verschillende
onderzoeksmethoden, concepten en begrippen i.v.m. statistiek, kwantitatief
en kwalitatief onderzoek, het zoeken, raadplegen en beoordelen van
(wetenschappelijke) bronnen, rapporteren, … (cfr. PO1)
maar ook: psychologische inzichten (bv. ontwikkeling, denkfouten,
interpretatiefouten door de werking van onze hersenen,…) (cfr. OPO
psychologie)
o vaardigheden = inoefenen en trainen van:
het opzetten van een praktijkonderzoek, het doorlopen van de
onderzoekscyclus (cfr. PO2 en BAP), het opzoeken, verwerken en
rapporteren over wetenschappelijke teksten, zelf helder en wetenschappelijk
onderbouwd, ‘praktijkgericht’ kunnen rapporteren (cfr. SV, PO2-3, BP en
andere OPO’s)
o attitude = een houding, de wil tot:
Kritisch denken: zit in de hele opleiding, in elk OPO en je later professioneel
functioneren
is een onderdeel van je (toekomstige) ‘beroepshouding’. (cf. BP, PIW maar
ook de meer theoretische OPO’s zoals sociologie, psychologie, pedagogie,
SID, …)
1
,HO 1 inleiding op praktijkonderzoek
onderzoek in het dagelijks leven en wetenschappelijk onderzoek
- meer overeenkomst dan verschil
- beiden: op zoek naar hoe de werkelijkheid in elkaar zit of naar de waarheid
- bv: een zoekgeraakte sleutel opsporen, meest voordelige skivakantie zoeken
wat is het verschil?
- De resultaten van het wetenschappelijk onderzoek moeten onafhankelijk zijn van de
onderzoeker
- Intersubjectieve kennis, d.w.z. kennis die tussen de betrokken subjecten, dus van
onderzoeker tot onderzoeker, gelijk blijft
Drie noodzakelijke voorwaarden voor een wetenschappelijke houding:
- 1: weerlegbaarheid = centrale eis
o Uitspraak is informatief en niet normatief
o Niet weerlegd
- 2: precisie
o In het aangegeven van het domein: tijd en ruimte
o In de beweringen die we over de verschijnselen doen
- 3: verantwoording – transparantie
o Verantwoordingsplicht t.a.v collega’s en openbaarheid
Wat is het verschil tussen wetenschappelijke kennis en pseudo – wetenschap?
- Volgens de filosoof Karl Popper:
o wetenschappelijke kennis: door opstellen van voorlopige theorieën én de poging
deze te weerleggen
o wetenschap ‘moet’ theorie proberen te weerleggen (falsifieerbaarheid)
o theorie bevestigen a.h.v. feiten (verificatiebeginsel) volstaat niet, zou oneindige
reeks van waarnemingen of feiten vereisen terwijl aantal waarnemingen altijd
beperkt is
o Bv. 1000 bevestigingen van witte zwanen: nog steeds geen afdoend bewijs voor de
bewering ‘alle zwanen zijn wit’, geen garantie dat de 1001 ste zwaan wit zal zijn…
o Wetenschappelijke kennis volgens Popper: altijd hypothetisch, voorlopig en onzeker
- Sommige hypothesen lijken op wetenschap, maar zijn eigenlijk niet wetenschappelijk
o Reden: ze zijn niet weerlegbaar. Ze zijn altijd waar, wat er ook gebeurt.
Bv. ‘Morgen zal het regenen maar misschien ook niet’
o Een theorie moet weerlegbaar zijn, d.w.z. voldoende precies zodat theorie op de
proef gesteld kán worden
Bv. ‘Het regent.’ (zie ook 3 eisen voor wetenschappelijke houding)
Hoe verhoudt praktijkonderzoek zich tot fundamenteel en toegepast
onderzoek?
- Ander doel naargelang type onderzoek
- 3 types onderzoek
kunnen elkaar aanvullen
- Elk type onderzoek heeft
zijn waarde
2
,Drie onderzoek benaderingen of paradigma’s
Positivistische onderzoek benadering
- Er is één bestaande werkelijkheid, de werkelijkheid is objectief
- Onderzoek a.h.v. ‘metingen’ - resultaten zijn observeerbaar en kwantificeerbaar
- Algemene wetmatigheden (als … dan… o.b.v. statistische onderzoek)
- Onderzoeksresultaten zijn makkelijker te veralgemenen (tijd- en context overschrijdend)
- Storende factoren moeten geminimaliseerd worden
o Bv. kwantificeerbare observaties die via statistische methoden kunnen worden
geanalyseerd - geen ruimte voor menselijke interpretatie
o opgelet: vaak gezien als ‘de gouden standaard van valide en betrouwbaar onderzoek’
constructivistische of interpretatieve onderzoeksbenadering
- Er kunnen meerdere interpretaties van de werkelijkhied naast elkaar bestaan (cfr. OPO
Pedagogie: visies op opvoeding)
- kennis = interpretatie van de werkelijkheid
- door iedere mens op eigen wijze geconstrueerd, in interactie met anderen en omgeving
- op zoek naar interpretaties van gebeurtenissen
- niet op zoek naar algemene wetmatigheden
kritisch – emancipatorische onderzoeksbenadering
- Kennis is niet waardevrij, wordt bepaald door machtsrelaties
- Onderzoek moet bijdragen aan de emancipatie van groepen en mensen - empowerment
- Veel belang gehecht aan ervaringskennis en –deskundigheid
- Veel aandacht voor perspectief van betrokkenen zelf
- Bestaande structuren moeten in vraag gesteld worden
o Bv. actieonderzoek: gericht op verwerven van kennis maar ook op het veranderen
van de sociale werkelijkheid, bv. het vergroten van de competenties van de
betrokkenen
Een definitie van praktijkonderzoek
- Definitie uit de handboek:
o “Praktijkonderzoek in zorg en welzijn is onderzoek dat wordt uitgevoerd door zorg-
en dienstverleners, waarbij op systematische wijze in interactie met de omgeving
antwoorden verkregen worden op vragen die ontstaan in de eigen beroepspraktijk en
gericht zijn op verbetering van deze praktijk”
- Andere benamingen: actieonderzoek, praktijkgericht onderzoek, ontwerponderzoek
- Twee vormen
o Kennisgericht praktijkonderzoek -> inzicht verzamelen
o Ontwerponderzoek -> iets maken, eerst systematisch te werk gaan
3
, De cyclus voor praktijkonderzoek
- Oriënteren is heel breed
- Bij richten ga je bepalen waar je de focus gaat leggen
- Plannen -> hoe, wanneer -> je gaat kiezen welke onderzoeksmethode je gaat gebruiken
- Oriënteren -> richten -> plannen -> verzamelen -> analyseren en concluderen -> ontwerpen
en innoveren -> rapporteren en presenteren
Spelregels van praktijkonderzoek en kwaliteitscriteria
- Criteria om te kunnen spreken van wetenschappelijk onderzoek
o Intersubjectiviteit
o Precisie
o Verantwoording
o Weerlegbaarheid
- Criteria die de kwaliteit van onderzoek bepalen:
o Fouten tegen de betrouwbaarheid en de validiteit = methodologische kwaliteitseisen
o Bruikbaarheid en relevantie van het onderzoek
Betrouwbaarheid
- betrouwbaar ⁓ eerlijk en integer
- in onderzoek: de mate waarin dezelfde resultaten worden gevonden bij herhaling van de
metingsprocedures
o = de mate waarin het resultaat van een meting stabiel is bij andere onderzoeker,
ander tijdstip, …
- Waarborgen door goede meetprocedures waarmee toevalsfouten of toevallige verstoringen
vermeden kunnen worden
o Vb. 1: onderzoeker die 3 dagen na elkaar interviews afneemt, op einde van dag 2
trekt hij met vrienden naar de Oude Markt, ze zakken stevig door, het wordt laat …
bij de interviews op dag 3 is de onderzoeker dan ook niet meer zo fris en alert als op
dag 1 ...
o Vb. 2: je wil als onderzoeker in kaart brengen hoeveel jongeren het JAC bezoeken.
Door omstandigheden vinden alle waarnemingen plaats op dezelfde dag en hetzelfde
4