FILOSOFIE 2022-2023
LES 1 (20/03/2023)
PLATO’S IDEEËNLEER
2 grote verschillen
MATERIELE WERELD IDEEËNWERELD OF RIJK DER IDEEËN
= de wereld die we kunnen waarnemen met = alles wat we verstandelijk vatten of zien
onze zintuigen (horen, zien, ruiken, voelen,…)
voor alle soort objecten bestaat er een idee en
Zaken die tot de zintuigelijke wereld behoren bevatten een essentie van iets
zijn ooit ontstaan en dus een bepaald karakter
hebben -> zijn dus in staat tot verandering Het vermogen om een bepaald idee te
aanschouwen met JE ZIEL (heeft toegang tot
SENSIBILIA entiteiten die eeuwig bestaan
INTELLIGIBILIA
Ideeën = hogere werkelijkheid: ‘een idee is tijdloos, dus is nooit ontstaat’
Idee = voorafgaand aan materiële dingen
-> materiële dingen zijn dus eigenlijk afbeeldingen van het idee
-> van alle materiele zaken bestaan er meerdere versies, terwijl er maar 1 idee is => kopie is
dus nooit prefect
Om te zijn wat ze zijn, hebben afbeeldingen een model nodig
ALLEGORIE VAN DE GROT
= een groep mensen wordt vanaf hun geboorte in een grot vastgehouden, met hun rug naar het licht.
Op de rotswand zien ze telkens schaduwen van objecten die langs de grot passeren. De schaduwen
zijn dus het enige dat ze kennen en beschouwen dit ook als werkelijkheid. Maar de dag dat ze zullen
losgemaakt worden, zullen ze merken dat hetgeen dat ze dachten dat de werkelijkheid was, eigenlijk
alleen maar een schaduw is van de werkelijkheid.
CONCLUSIE: wij nemen uit gewoonte hetgeen zich aan onze zintuigen manifesteert als hetgeen dat
bestaat en dus de werkelijkheid, maar eigenlijk hetgeen dat wij als werkelijkheid zien, is slechts een
soort afschaduwing van de ware realiteit
=> filosofie belooft dus in eerste plaats een bevrijding
1
,Is die Ideeënwereld niet gewoon een verzinsel? Moeten we daar vandaag überhaupt nog bij
stilstaan?
Bv 1: “de som van de hoeken van een driehoek zijn 180 graden”
-> niemand kan dit veranderen, geldt voor elke driehoek gelijk waar je die aantreft
=> dit is dus onveranderlijk en dus tijdloos (elke generatie vat diezelfde inzichten over de driehoek)
=> onderscheid maken tussen dingen die echt bestaan en niet echt bestaan
Vb 2: de smurfen
= materieel, maar niet fictief => ideëel
Conclusie: Plato’s onderscheid tussen Ideeën en zintuiglijke dingen, die slechts afschaduwingen zijn
van die Ideeën, is een gepaste beschrijving van de relatie tussen het wezen van de driehoek en alle
mogelijke tekeningen van driehoeken die ooit bestaan hebben, bestaan of nog zullen bestaan.
= waarneembare entiteiten in onze materiele wereld -> veranderlijk, waarneembaar, ruimtelijk en
tijdelijk
Ideeënwereld: onveranderlijk, inzichtelijk maar niet zichtbaar met je ogen en tijdloos
Doel: vaststelling met betrekking tot 1 fenomeen uitbreidden en toepassen op alles = WISKUNDE
PYTHAGORAS
-> ontdekte muziekintervallen => er is meer dan wat je ziet!!
! Materiële dingen = continue in verandering !
2
,KOSMOS
= afkomstig van de Grieken = orde (wij gebruiken heelal)
Kosmos als verwijzing van de wereld, zij zien dit als orde
Grillige vormen van de natuur -> er is iets achter de fenomeen dat geordend is => achter alle grillige
dingen zit er iets, er is hier iets te begrijpen, de wereld is begrijpbaar
Je ziet het niet, maar er lijkt wel iets te zijn
Bv een cijfer, op het eerste zicht is het niet begrijpbaar, maar er zit wel een betekenis achter
VRAAG: vergelijk kip en mens -> hebben alle 2 twee poten en twee armen
Verwacht ANTWOORD: dit zijn geen kippen meer, want we kiezen deze naam specifiek voor een kip
met 2 poten
=> het is toevallig dat kippen bestaan , konden even goed niet bestaan kunnen hebben, het is wat het
is en we kunnen het niet meer veranderen
-> alles wat je rondom je ziet kon evengoed niet hebben bestaan
= DISCREPANTIE, verschil in statuut tussen:
1. Waarheid van een algemene uitspraak
2. Hetgeen waarover die uitspraak gaat
Waarom is die stelling altijd universeel? De stelling gaat over de oerkip, de essentie van een kip
Essentie = hetgeen dat je vat met je verstand
-> hetgeen wat je ziet is maar een schijn
=> een eeuwige essentie waarvan de uitspraak haar universele kracht ontleent
3
, RAADSEL VAN DE KENNIS
Hoe komt het dat ik iets universeel geldend kan zeggen over een veelheid van contingente dingen?
=> De theorie van de ideeën wereld is eigenlijk geen verzinsel, maar het is iets wat je moet
aannemen
=> Plato zijn wereldbeeld en zijn ontologische visie vloeien dus voort uit een epistemologische
kwestie
Hetgeen wat er is, wat je ziet kunnen we niet discussiëren bv 1+1=2
Hetgeen wat we met onze gevoelens waarnemen, is objectief en dus te discussiëren
Echte kennis (eptiseme) is universeel (altijd en overal) en heeft een betrekking tot ideeën
=> echte kennis is onveranderlijk en geldig voor iedereen (eeuwige essentie)
KENNIS BEREIKEN DOOR:
- met de ziel te richten tot ideeen
- afwenden van zintuigelijke wereld
- anamnese (= wederherinnering)
=> ideeen staan dus garant voor ware kennis en de ideeenwereld is daarom ‘transcendent’
Ideeen = essentieel en onruimtelijk
De zintuigelijke wereld leid enkel tot een mening (doxa)
= overtuigingen gebonden aan een beperkt perspectief (pleonasme)
=> de zintuigelijke wereld is ruimtelijk en tijdelijk
Volgens Plato is iedereen even slim, maar wordt de ene meer beperkt door zijn lichaam dan de
andere
ZINTUIGELIJKE DINGEN <-> IDEEËN
De dingen die je ziet, voelt,… (sensibilia)
en wat je met je verstand begrijpt van die dingen (intelligia)
4