Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Civiel bewijsrecht voor de rechtspraktijk - Civiele rechtspleging €7,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Civiel bewijsrecht voor de rechtspraktijk - Civiele rechtspleging

 174 vues  24 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Samenvatting van alle voorgeschreven literatuur (incl jurisprudentie en annotaties) in schooljaar

Aperçu 4 sur 103  pages

  • Non
  • Opgeven stof
  • 2 juin 2023
  • 103
  • 2022/2023
  • Resume
avatar-seller
Week 1A – Literatuur

Hoofdstuk 1 – Inleiding

Bewijzen

Een feit is in rechte bewezen, wanneer de rechter tot de overtuiging is geraakt dat gestelde feiten waar
zijn. Het gaat om een redelijke mate van zekerheid. Absolute zekerheid is niet vereist.

In een civiele procedure geschiedt bewijslevering in beginsel door partijen. Er geldt een vrije bewijsleer;
bewijs door alle middelen. De bewijskaracht van bewijsmiddelen is aan het oordeel van de rechter
overgelaten (152 Rv)

De regels van stel- en bewijslast zijn te vinden in 149 en 150 Rv.

In sommige gevallen hoeft iets niet bewezen te worden, maar slechts aannemelijk gemaakt te worden.
Dit is een lichtere vorm van bewijzen.

Zowel in de debatfase als de bewijsleveringsfase moet zijn voldaan aan de grondbeginselen van het
burgerlijk procesrecht, zoals te vinden in art 6 EVRM en art 19 e.v. Rv. Denk aan hoor- en wederhoor,
gelijke kansen en recht op informatie.



Hoofdstuk 2 – Uitgangspunt van bewijsrecht: Art. 149 Rv.

Art 149 lid 1 Rv, eerste volzin

Art 149 Rv formuleert het uitgangspunt van het bewijsrecht. Als grondslag voor zijn beslissing mag de
rechter alleen die feiten gebruiken die in het geding aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en
die zonder of met bewijslevering naar zijn oordeel vaststaan. De rechter mag geen feiten aanvullen die
niet zijn gesteld of gebleken, tenzij deze aanvulling feiten van algemene bekendheid betreffen of berust
op algemene ervaringsregels (lid 2).

De rechter onderzoekt en beslist de zaak op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering of
verweer ten gronde hebben gelegd (art 24 Rv). Een verbod op ambtshalve toepassing wordt ook in
specifieke artikelen genoemd (bijv. verjaring, klachtplicht). Wel mag de rechter ambtshalve
rechtsgronden aanvullen (art 25 Rv).

De rechter kan / moet een grond die of een verweer dat uit de vaststaande feiten kan worden afgeleid
maar niet door de belanghebbende partij is ingeroepen wel aan zijn beslissing ten grondslag leggen
indien het een rechtsgrond van openbare orde betreft.

De rechter mag onder omstandigheden kwesties ambtshalve aan de orde stellen, ook wanneer het niet
gaat om recht van openbare orde. Dit is het geval als de kwestie, gelet op het voorafgaande processuele
debat, voldoende voor de hand ligt.

De rechter kan ambtshalve een onderzoek instellen naar de waarheid van niet tussen partijen
vaststaande feiten. De rechter kan in alle gevallen en in elke stand van het geding een bevel geven tot
het toelichten van bepaalde stellingen en tot het overleggen van bepaalde op de zaak betrekking
hebbende bescheiden (art 22 Rv) en een mondelinge behandeling bevelen (art 87, 88 en 131 Rv), die
mede dient tot nader feiten onderzoek. Hij kan ook getuigenverhoor bevelen, een deskundigenbericht
en openlegging van boeken bevelen, een descente houden of een uitlating bij akte vragen.

Rol van de rechter in verband met hoor en wederhoor

,Op grond van art. 19 Rv mag de rechter in een civiele procedure slechts beslissen aan de hand van
stukken tot kennisneming waarvan en uitlating waarover aan partijen voldoende gelegenheid is
gegeven.

Over stukken waarvan de aard en de omvang klaarblijkelijk geen beletsel vormen om daarvan binnen
de beschikbare tijd kennis te nemen en daarop adequaat te reageren, kan de rechter aannemen dat
aan de eis van hoor en wederhoor is voldaan. Wanneer het gaat om stukken die naar aard en omvang
het vermoeden wettigen dat tot de betrokken zitting, de tijd en de gelegenheid voor een behoorlijke
kennisneming ervan en een deugdelijke voorbereiding van verweer er tegen hebben ontbroken, dient
de rechter – ook ambtshalve – erop te letten dat aan de eis van hoor en wederhoor is voldaan.

Wanneer het gaat om stukken die partijen reeds kennen, of gegevens betreft die al zijn besproken, dan
mag worden aangenomen dat partijen hier over zijn voorbereid.

Inachtneming van de in de wet (art 87 lid 6 Rv) of procesreglementen gestelde termijn staat er niet aan
in de weg dat toch op grond van bijzondere omstandigheden van het geval wordt geoordeeld dat de
stukken niet voldoende tijdig zijn overlegd. Schending van de termijn staat er andersom niet aan in de
weg dat de stukken toch bij de behandeling worden betrokken als de goede procesorde dat meebrengt.

De uitleg van gedingstukken is aan de feitenrechter voorbehouden. Daarbij behoort de rechter alle
ordentelijk en behoorlijk te zijner kennis gebrachte argumenten en gegevens bij de beoordeling van
een zaak te betrekken. Stukken die niet, of niet voldoende, worden toegelicht, hoeft hij hierbij niet te
betrekken.

EU-recht

Het EU-recht kan in de weg staan aan toepassing van nationaal recht indien dat nationale recht de
verwerkelijking van aan het gemeenschapsrecht ontleende aanspraken in de praktijk onmogelijk maakt
of uiterst moeilijk maakt (effectiviteits- of doeltreffendheidsbeginsel). Verder mag het nationale
procesrecht niet ten gevolge hebben dat aan het EU-recht ontleende vorderingen ongunstiger worden
behandeld dan aan het nationale recht ontleende vorderingen (gelijkwaardigheidsbeginsel).

Het HvJ heeft geoordeeld dat de nationale rechter in voorkomende gevallen EU-recht ambtshalve moet
toepassen (voornamelijk consumentenrecht).

Lindorff / Nazier: ambtshalve verplichting van de rechter is niet beperkt tot
consumentenbeschermende bepalingen van Europese herkomst.

Art 149 lid 1 Rv tweede volzin (processuele waarheid)

De partij die zich tegenover haar wederpartij beroept op bepaalde rechtsgevolgen zal in beginsel alle
feiten dienen te stellen die benodigd zijn voor het intreden van het door haar beoogde rechtsgevolg
(art 149 lid 1 tweede volzin en art 150 Rv).

Uit de toepasselijke regel van materieel recht kan worden afgeleid welke elementen nodig zijn om het
ingeroepen rechtsgevolg teweeg te brengen, wat de stelplicht inhoudt en welke partij de stelplicht
draagt. De feiten moeten op zodanige wijze met het beoogde rechtsgevolg in verband worden gebracht
dat dit voor rechter en wederpartij voldoende duidelijk is. De stellingen moeten voorst voldoende
draagkrachtig zijn (art 24 Rv). Bij de invulling van de stelplicht is men gebonden aan de waarheidsplicht
(art 21 Rv).

Heeft de eiser te weinig gesteld, dan kan de rechter de vordering kennelijk ongegrond verklaren. Laat
de gedaagde verstek gaan, dan kan de rechter de vordering toewijzen (139 Rv).

,Bewijslevering komt pas aan de orde wanneer enerzijds voldoende is gesteld en anderzijds voldoende
is betwist.

Of stellingen voldoende zijn onderbouwd, dient mede te worden bezien in het licht van wat de
wederpartij daar tegenin heeft gebracht. De stelplicht heeft daarom een dynamisch karakter.

Wanneer een rechtsregel hoge eisen stelt voor de totstandkoming van een rechtsgevolg, impliceert dit
ook hoge eisen aan de stelplicht. Bij sommige regels kunnen juist geen hoge eisen worden gesteld.

De eiser moet de door gedaagde naar voren gebrachte pre-processuele verweren in de dagvaarding
vermelden, alsmede de bewijsmiddelen en de getuigen waarmee hij zijn reactie op de pre-processuele
verweren kan ondersteunen (art 111 lid 3 Rv).

Gedaagde; voldoende gemotiveerd betwisten

De gedaagde dient gestelde feiten voldoende gemotiveerd te betwisten. Het verweer moet de
vordering juridisch, dan wel feitelijk raken. De gedaagde moet zijn verweer voldoende onderbouwen
en heeft een bewijsaandraagplicht (128 lid 5 Rv). Ook gedaagde is gebonden aan de waarheidsplicht.

Wanneer de gestelde feiten door de gedaagde niet voldoende gemotiveerd worden betwist, worden
deze als vaststaand aangenomen (art 149 lid 1 tweede volzin). Van niet of onvoldoende betwisting van
stellingen door de wederpartij is sprake bij het achterwege blijven van verweer, het niet voldoende
motiveren van verweer of wanneer een partij zich refereert aan het oordeel van de rechter. In geval
van erkentenis of na een verstekverlening is eveneens sprake van een niet betwisting.

Een in algemene bewoordingen opgenomen ontkenning en betwisting van de stellingen van de
wederpartij volstaat niet als betwisting. Hoe gespecificeerde wordt gesteld, hoe gespecificeerde zal
moeten worden betwist, en andersom.

Wanneer gedaagde geacht wordt meer wetenschap (deskundigheid) omtrent de gebeurtenis te
bezitten dan de eiser dan rust op gedaagde een verzwaarde motiveringsplicht / verzwaarde stelplicht.

De feitenvaststelling en daarna

De rechter stelt de feiten vast door toepassing van art 149 lid 1. Wanneer voldoende gestelde feiten
ook voldoende zijn betwist kan de rechter bewijs opdragen. Dit is alleen aan de orde als deze feiten
van belang zijn voor de zaak. Bij de bepaling of feiten relevant zijn, zijn de grenzen van 24 en 25 Rv van
belang.

Aan bewijslevering komt de rechter niet toe voor zover het gaat om een waardering die als zodanig
geen voorwerp van bewijs is, maar bijvoorbeeld een rechtsvraag die de rechter dient te beantwoorden.

De rechter moet motiveren waarom bepaalde feiten komen vast te staan. Het oordeel van de
feitenrechter kan in cassatie niet op juistheid, maar slechts op begrijpelijkheid worden getoetst.

Worden feiten waarover de eiser stelplicht heeft, door de wederpartij gemotiveerd betwist, dan rust –
in het geval van art 150 Rv van toepassing is - op eiser de bewijslast van die feiten. Ook draagt de eiser
het bewijsrisico. De rechter kan eiser ambtshalve toelaten tot bewijslevering. De eiser kan ook
bewijslevering afdwingen door een getuigenbewijsaanbod te doen. Schriftelijk bewijs moet eiser
spontaan en meteen leveren.

Het is mogelijk dat een gesteld feit, ondanks voldoende motivering, wel aannemelijk is gemaakt. In dat
geval kan de rechter, terwijl het bewijsrisico bij eiser blijft, het feit toch als bewezen aanmerken.

, Een partij draag in beginsel geen bewijsrisico en geen bewijslast voor feiten waarvoor die partij geen
stelplicht heeft.

Indien eiser elementen aan zijn stellingen toevoegt die niet behoren bij zijn stelplicht, hoeft hij deze
ook na betwisting niet te bewijzen.

De grenzen van het debat over feiten

Uitgangspunt is dat de rechter op grond van art 19 Rv geen acht mag slaan op gegevens waarover
partijen zich niet of onvoldoende hebben kunnen uitlaten.

In eerste aanleg:

- Art 88 lid 2 Rv; de rechter heeft de bevoegdheid om uit een niet-verschijnen op de mondelinge
behandeling de gevolgtrekking te maken die hij geraden acht.
o De beslissing moet zodanig worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de
daaraan ten grondslag liggende gedachtegang, om de beslissing zowel voor partijen als
voor derden controleerbaar en aanvaardbaar te maken.
o De rechter kan er slechts van uitgaan dat een partij een verweer heeft prijsgegeven,
indien dat, uitdrukkelijk of stilzwijgend, op ondubbelzinnige wijze is geschied.
- Wanneer gedaagde in de conclusie van dupliek nieuwe feiten aandraagt, mag de rechter deze
niet meenemen in zijn beslissing, tenzij de eiser zich hierover heeft kunnen uitlaten.
- Wanneer bij de mondelinge behandelingen nieuwe feiten worden aangebracht, mag de rechter
daarmee rekening houden als de wederpartij die feiten erkent of accepteert dat ze in dat
stadium nog worden opgevoerd.

In appel:

- Gelden dezelfde regels als in eerste aanleg
- Een voor het eerst bij memorie van antwoord aangevoerde, niet weersproken feitelijke stelling
mag niet door de appelrechter als vaststaand worden aangenomen, indien hij niet eerst aan
de wederpartij de gelegenheid heeft geboden op die stelling te reageren.
- Bij akte kunnen nieuwe feiten worden gesteld; de eisen van een goede procesorde kunnen
evenwel meebrengen dat de appelrechter op deze nieuwe geiten geen acht meer slaat

Rechterlijke bevoegdheid bewijs te verlangen

In zaken waarbij een beroep op rechtsgevolgen wordt gedaan die niet ter vrije bepaling van partijen
staan, is de rechter bevoegd bewijs te verlangen, ook al betwist de wederpartij een stelling niet (art
149 lid 1 Rv tweede zin, laatste zinsnede). Het gaat hierbij om zaken of rechtsregels die de openbare
orde raken.

Art 149 lid 2 Rv

Het tweede lid van art 149 Rv geeft een uitzondering op de in het eerste lid geformuleerde regel. Feiten
van algemene bekendheid en algemene ervaringsregels behoeven geen bewijs.

Feiten van algemene bekendheid zijn feiten die ieder normaal ontwikkeld mens kent of uit voor ieder
toegankelijke bronnen kan kennen. Bij algemene ervaringsregels gaat het wetmatigheden op grond
waarvan zich algemeen gesproken bepaalde feiten zullen voordoen. Mocht de rechter, voor zover dat
hem binnen de grenzen van art 24 Rv is toegestaan, gebruik willen maken van uit eigen wetenschap
bekende gegevens, dan dient hij partijen in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ciscadejonge. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

67474 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€7,99  24x  vendu
  • (0)
  Ajouter