Materieel strafrecht
1 De strafwet
1.1 Het strafwetboek
- Onderscheid tussen algemeen & bijzonder strafrecht
o Het strafrecht valt uiteen in materieel strafrecht (strafwetboek) en formeel
strafrecht of het recht van de strafvordering/rechtspleging (wetboek van
strafvordering)
o In het strafwetboek is er een algemeen deel (artt. 1-100ter) en een bijzonder
deel (artt. 101-566)
▪ In deze cursus bekijken we de eerste honderd bepalingen van het
wetboek: het ‘algemeen strafrecht’
• = Het essentiële en permanente deel van het positief strafrecht
• Beschermt de juridische waarden die wezenlijk worden geacht
voor de maatschappelijke orde
• Toepassingssfeer is algemeen, naar de personen en naar plaats
▪ Bijzonder strafrecht komt aan bod in de master (als je daarvoor kiest):
toepassen van bepalingen uit algemeen deel I op bijzonder bepalingen
uit deel II
▪ Het algemeen deel zijn de algemene spelregels, het bijzonder deel zijn de
verschillende strafbaarstellingen
• Het algemeen deel wordt toegepast in relatie tot het bijzondere
deel
▪ Art. 54 ev.: misdaden en wanbedrijven
▪ Art. 565: overtredingen
o Verder onderscheid tussen bijzonder strafrecht en bijzondere strafwetten (bv.
Over milieu)
▪ Ook die laatste figureren in de Bamacodex strafrecht
▪ Verhouding tussen deel I van het strafwetboek en die bijzondere
strafwetten is geregeld in artikel 100 Sw
• Hier komen we later nog op terug
o Belangrijk om te beseffen dat er wel duizenden bijzondere strafwetten zijn
▪ Passen niet allemaal in de Bamacodex
▪ In andere wetboeken (van andere uitgevers) zal je selectie van andere
bijzondere strafwetten vinden
▪ Sommige bijzondere strafwetten vind je in alle wetboeken
▪ Bijvoorbeeld de wet op de voorlopige hechtenis (onderdeel
strafvordering)
- Het strafwetboek
o België in 1830 onafhankelijk, toen Franse Code Pénal van toepassing
o Het strafwetboek kwam in 1867 tot stand, na aanstelling commissie
▪ Doordrongen door principes van de klassieke school (denkrichting had
hoogtepunt in de eerste helft van de 19de eeuw)
• Mens = rationeel wezen
• De verantwoordelijkheid van de straf ligt in de morele schuld van
dat wezen
1
, • Schuld wordt gezien in het licht van wilsvrijheid
De mens treft schuld omdat hij kan kiezen tussen goed
en kwaad en omdat hij, door een misdrijf te plegen, voor
het kwade heeft gekozen
1.2 Basiskenmerken & kernbegrippen van (algemeen)
strafrecht
- Bepaling van het strafrecht
o De ordening van het leven in een gemeenschap veronderstelt een aantal
dwingende regels waarvan het geheel het geldende recht vormt. Recht is
afdwingbaar.
▪ Een rechtsregel is maar afdwingbaar wanneer de overtreding
gesanctioneerd kan worden
• Er kunnen verschillende sanctiesystemen worden toegepast:
Burgerlijke sancties
Administratieve sancties (bv; de gemeentelijke
administratieve sancties, of nog de schorsing of
intrekking van een vergunning)
Disciplinaire sancties (t.a.v. de leden van welbepaalde
beroepsgroep, die onderworpen zijn aan een
tuchtoverheid, zoals geneesheren, advocaten,…)
• In sommige gevallen hecht de wetgever aan bepaalde waarden
zodanig belang dat hij hun handhaving poogt af te dwingen
onder bedreiging van strafsancties of straffen.
Bv. De bescherming van de menselijke persoon of van de
eigendommen
Ook bijzondere wetten buiten het strafwetboek
beschermen onder bedreiging van straffen een aantal
waarden, zoals milieu; het dierenwelzijn, de naleving van
sociale of fiscale verplichtingen.
• Het openbaar karakter van de te beschermen waarden – en niet
zozeer van particuliere personen – verklaart waarom de
wetgever ter zake een beroep op straffen doet
▪ Hieruit vloeien drie kenmerken voort: strafrecht is publiekrecht, legaal
recht en sanctierecht
o Het positief strafrecht beoogt de handhaving van een aantal waarden in een
bepaald land op een gegeven ogenblik. Wat het strafrecht beschermt, is dus niet
statisch, maar varieert in tijd en ruimte
▪ In elke gemeenschap, welke ook haar politieke, economische of
ideologische grondvesten zijn, bestaan er misdrijven en sancties. Die
misdrijven en sancties maken het positief strafrecht uit. Ze zijn de
klassieke kernbergrippen van het strafrecht. Maar, sinds het einde van
de 19de eeuw gaat de aandacht van het strafrecht ook naar de dader.
• Misdrijven, sancties en daders zijn dus de huidige kernbegrippen
van het strafrecht
o De rechtsleer geeft verschillende, soms bevlogen definities van het strafrecht
naargelang de opvattingen van de auteurs omtrent het doel van het strafrecht en
de grondslag van het recht om te straffen
▪ Het strafrecht kan, vanuit juridisch-praktisch oogpunt, worden
gedefinieerd als het geheel van wetsbepalingen:
2
, • Die de strafbare gedragingen aangeven en de sancties bepalen,
hetzij straffen, hetzij beveiligingsmaatregelen, die op de daders
toepasselijk zijn
• Die de algemene principes weergeven die op de bestraffing van
die daders van toepassing zijn
1.2.1 Basiskenmerken van het strafrecht
- Publiekrecht = focus gaat uit naar de verticale relatie tussen burger (dader van het
misdrijf) & overheid, dat is een wezenskenmerk van het strafrecht
o Niet naar horizontale(privaatrechtelijke) rechtsverhouding (= herstelrecht)
▪ Tussen de dader en de het slachtoffer van het misdrijf
▪ Dit maakt, in tegenstelling tot de verticale rechtsverdeling, geen
wezenlijk deel uit van het strafrecht
▪ Hoogst onwenselijk dat overheid in een horizontale rechtsbetrekking
met burgers treedt
• Bij misdrijven zonder slachtoffer (bv. Inbreuk op het wegverkeer,
bepaalde inbreuken op de wetgeving m.b.t. verdovende
middelen, bepaalde inbreuken op de milieuwetgeving). In die
gevallen ontstaat er eenvoudigweg geen horizontale
rechtsverhouding door het plegen van een misdrijf
• Zelfs al is er een slachtoffer, dan nog is de regel geen initiatief
vereist van het slachtoffer om de strafprocedure mogelijk te
maken
Strafprocedure opgesteld door OM
Er zijn rechtsregels waarbij de strafprocedure niet in
werking kan treden zonder een klacht van het slachtoffer
▪ Zoals een burgerlijke procedure in de regel niet
in werking kan treden zonder een initiatief van
de eiser
▪ Dit is dus een vorm van privaat recht
▪ Uitzondering: klachtmisdrijven
• Het slachtoffer kan wel deelnemen aan de strafprocedure
Kan de strafvordering opstarten door een klacht met
burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter of
door een rechtstreekse dagvaarding voor de
vonnisgerechten
Maar steeds is de uitoefening van de strafvordering het
prerogatief (=voorrecht) van het OM
o Nuttige juridische onwaarheden zoals vermoeden van onschuld (in normatieve
en niet in cognitieve zin) zijn uitgangspunten
o Doen ”alsof”
o Vergelijk met rechtvaardigingsgronden = (juridisch gezien) geen misdrijf
o Strafrecht is recht tot straffen
▪ Recht ontworpen om strafexpedities en omstreden uitingen van woede
te koelen
▪ Van private vergelding (“oog om oog, tand om tand”) naar publiek
strafrecht
▪ Hygiëne van de strafhuishouding
o Recht om te straffen omvat instrumenteel en beschermend luik, beiden zijn
belangrijk
3
, o Hoewel de strafvordering uitgeoefend wordt door een overheidsorgaan (het
openbaar ministerie) wordt de straf gevorderd namens gemeenschap en niet de
staat
▪ Het recht tot straffen wordt in de moderne samenleving door die
gemeenschap overgedragen aan staatsorganen. Nochtans is de staat
geen noodzakelijk element van het strafrecht. De staat is enkel een
tussenkomende macht.
• Ook al ligt in strafzaken het initiatief vooral in handen van een
overheidsorgaan, namelijk het OM, dan nog dient onderstreept
te worden dat het OM de gemeenschap en niet de staat
vertegenwoordigt.
• Strafrecht kan dus wel losstaan van de staatsorganen, omdat het
steunt op de reactie van de gemeenschap. Wanneer de
samenleving ziet dat de overheid niet tegen strafbaar gedrag
opkomt, rijst het gevaar dat medeburgers zelf het recht in
handen nemen (de zgn. eigenrichting). Dit kan leiden tot
maatschappelijke onrust en chaos.
Het is daarom een gezind principe dat het monopolie om
te straffen bij de staat berust
o Publiekrechtelijk karakter verklaart (traditioneel) geringe aandacht voor het
slachtoffer
▪ Hierin kwam verandering in 1998 (zie ook cursus Strafprocesrecht &
mensenrechten)
▪ Men kan niet om de vaststelling heen dat de private verhouding tussen
dader en slachtoffer het strafprocesrecht meer en meer beïnvloedt.
• Deze evolutie heeft geleidt tot het herdenken en versterken van
de positie van het slachtoffer in de strafprocedure
Voorbeelden: het betrekken van het slachtoffer in de
procedure van de voorwaardelijke invrijheidstelling en
de uitbreiding van de mogelijkheden tot inzage in
lopende strafdossiers tot alle belanghebbenden
- Wettenrecht/legaal recht = feiten zijn enkel strafbaar uit kracht van een rechtsregel die
aan die (strafbare) gedraging voorafgaat
o Dit is het legaliteitsbeginsel (zie infra)
o Art. 2 Sw is een van de belangrijkste artikels in het wetboek
o Burgers moeten tot in de kleinste puntjes kunnen weten/uitkienen wat strafbaar
is en wat niet, houdt verband met rechtszekerheidsprincipe, daarom ook
moeten (straf)bepalingen op de geëigende wijze aan burgers kenbaar gemaakt
worden (in België via het BS)
o Tegen willekeur overheid
- Sanctierecht = strafrechtelijke sancties hebben een bestraffend karakter dat leed poogt
toe te voegen aan de dader
o Door de schuldige daders te treffen in zijn vrijheid, zijn vermogen of zijn eer
o Dader gaat er door het plegen van het misdrijf op achteruit
o = wezen van de straf
o Signaal afgeven dat gedrag onacceptabel voorkomt en geruststelling brengen
aan leden van gemeenschap die zich in tegenstelling tot de dader wel
normconform gedragen
▪ Repressieve en preventieve werking
o Vergelijk met sancties in privaatrecht (dus niet in strafrecht)
▪ Beogen vooral herstel van de geschonden regel of overeenkomst door
restitutie (schadevergoeding)
4