inleiding ontwikkelingspsychologie
Doelstellingen
● Definiëren ontwikkelingspsychologie als een wetenschappelijke studie van de
menselijke ontwikkeling van de conceptie tot de dood.
● Beschrijven belangrijke kenmerken van ontwikkeling
● Becommentariëren (actuele) vraagstukken uit de ontwikkelingspsychologie als
wetenschap:
- betreffende discontinuïteit of continu proces
- betreffende de kritieke en/of gevoelige periodes
- betreffende het nature - nurture debat
- betreffende het levensloopperspectief of de focus op specifieke gebieden
● Kunnen voorbeelden van nature en nurture herkennen in een casus (videofragment)
● Benoemen en beschrijven de uitgangspunten van het levensloopperspectief
● Beschrijven het verschil tussen normatieve en niet-normatieve gebeurtenissen die de
ontwikkeling beïnvloeden
● Benoemen normatieve en niet-normatieve gebeurtenissen met concrete voorbeelden
● Verbinden ontwikkelingsdomeinen en ontwikkelingsfasen aan casussen en typische
kenmerken van de ontwikkeling van het individu
● Tonen in hun beschrijving de nodige kritische zin en flexibiliteit t.a.v. het benoemen
van ontwikkelingsfasen.
● Kunnen de samenhang tussen ontwikkelingsfasen en ontwikkelingsdomeinen
begrijpen en illustreren met voorbeelden.
● Begrijpen en illustreren met voorbeelden dat er verschillende perspectieven zijn
waarop naar ontwikkeling kan worden gekeken.
, Wat is ontwikkeling (opdracht)
foto 1 foto 2
ontwikkelingsfase ⇒ peuterfase ontwikkelingsfase ⇒ ouderdom (fase die veel langer duurt
domein ⇒ want we worden steeds ouder / start bij 65 jaar)
● sociaal - emotioneel ontwikkeling domein ⇒
● peuterpubertijd ● motorische ontwikkeling
● koppigheidsfase ● lichamelijke ontwikkeling
→ het ontwikkelen met het eigen wil ● sociale en emotionele ontwikkeling
→ heel wat ouderen leven in eenzaamheid, het is
heel belangrijk om sociale contacten te
onderhouden
→ ouderen kampen meer met verlies
→ de ouderen nemen een rol op als grootouders
→ terugblikken op het leven
foto 3 foto 4
ontwikkelingsfase ⇒ jongvolwassenheid ontwikkelingsfase ⇒ babyfase
domein ⇒ domein ⇒
● sociaal - emotionele ontwikkeling ● afhankelijk van andere → zorg staat centraal
→ partnerrelaties ● lichamelijke ontwikkeling
→ periode dat men ouders worden → menselijke hersenen zijn enorm ingewikkeld
→ sommige studeren nog → frontale deel ontwikkelt zich tot 25 jaar
→ begin werken → bij geboorte zijn de hersenen vrij onrijp
→ reflexen + archaïsche reflexen (belangrijk voor
overleving) verdwijnen nadien ook, belangrijk om
deze te erkennen want kan wijzen op bepaalde
defecten
foto 5 foto 6
ontwikkelingsfase ⇒ kleuterfase ontwikkelingsfase ⇒ adolescentie
domein ⇒ domein ⇒
● spelontwikkeling ● zelfontwikkeling
→ belangrijk component om veel bij → identiteit
te leren → loskomen van je ouders
→ kunnen samen spelen → sommige voelen zich onoverwinnelijk
● taalontwikkeling ● verantwoordelijkheidszin
● denkontwikkeling
foto 7 foto 8
ontwikkelingsfase ⇒ lagere school ontwikkelingsfase ⇒ peuterfase
domein ⇒ domein ⇒
● denkontwikkeling ● motoriek
→ leren schrijven, wiskunde, lezen → toren maken
● motoriek → handcoordinatie
→ pen vasthouden
● ontwikkeling van hobbies
● vriendschappen tussen kinderen
,definiëring
de wetenschappelijke studie naar de patronen van groei, verandering en stabiliteit die zich
voordoen bij toenemende leeftijd en dus van de conceptie ( de bevruchting) tot aan de
dood
wetenschappelijke studie
= de leerstof die we aan krijgen is wetenschappelijk gefundeerd
→ onderzoek, hypotheses, wetenschappelijke bewijzen
→ gebruik van methodische, wetenschappelijke technieken om de juistheid van die
theorieën systematisch aan te tonen
Menselijke ontwikkeling
➢ groei (bv. het proces van leren schrijven en de daarbij horende motoriek)
➢ verandering → dingen die je kan waarnemen (bv. van kruipen naar lopen
➢ stabiliteit → onveranderlijk (bv. de definitieve lichaamslengte neemt niet af)
⇒ het is een continu proces
verschillende benadering op de menselijke ontwikkeling:
● universele ontwikkelingsprincipes? ⇒ we focussen op de “normale” ontwikkelingen,
die gelden voor de meeste mensen
● culturele invloed ? ⇒ binnen de context van hechting merken we een verschil bij
andere culturen
→ kijken naar de culturele, raciale en etnische principes
● unieke aspecten? ⇒ binnen een de ontwikkeling in de levensloop zitten er ook
unieke aspecten en variaties op (bv. iedereen heeft een ander eerste woord,
sommige zijn rapper op sommige domeinen dan anderen)
→ kijken naar de kenmerken en eigenschappen die de ene mens aan de
andere onderscheiden
periodes
⇒ groei en verandering tot het einde van hun leven
→ een mens ontwikkelt zich in alle periodes van zijn leven
Wat is ontwikkeling ?
het veranderen van een aanwezige structuur (persoon in zijn geheel : lichaam en geest)
de aanwezige structuur gedurende de gehele levenscyclus
- ontwikkelen
- ontvouwen
- ontplooien
⇒ bepaalde handelingen gaan complexer worden naarmate de levensloop
→ verwerven maar ook verliezen van een paar mogelijkheden
,kenmerken van ontwikkeling
gedurende de hele - vroeger dacht dat wanneer adolescentie gedaan was de
levenscyclus ontwikkeling ook, dit is niet het geval
- de ontwikkeling blijft doorgaan
- volume bij de babytijd is aanzienlijk
gedragsverandering - een toename / winst in concreet denken (bv. als jong kind
kan je niet abstract en toekomstgericht werken, later
wordt er gehamerd op het reflecteren)
- een afname / verlies
→ de archaïsche reflexen zullen verdwijnen
levenslang proces - het is geen foto die we nemen, het is geen
momentopname
- de ontwikkeling is heel subliem
- het is niet herhaalbaar, je kan niet twee keer dezelfde
vaardigheid leren
actuele vraagstukken
continu verandering versus discontinue verandering
voltrekt de ontwikkeling op een continu of dicontinue manier?
● continu proces → iets kwantitatiefs
⇒ de ontwikkeling is geleidelijk aan en de prestaties vloeien op een bepaald
niveau voort uit die van de vorige niveaus
⇒ de onderlinge ontwikkelingsprocessen de aanzet geven tot verandeirng
blijven het hele leven hetzelfde
(bv. woordenschat, lichaamslengte, …)
● discontinu proces ⇒ iets kwalitatief / stapsgewijs
, ⇒ vindt plaats in verschillende stadia, elk stadium levert gedrag, gevoelens,
gedachten op die kwalitatief anders zijn dan het gedrag, gevoelens of
gedachten in eerdere stadia
⇒ het is in feite een stap die eerst voltooid moet worden om de volgende aan
te pakken
(bv. in denkontwikkeling moet je de ene factor verwerven om verder te kunnen gaan)
⇒ binnen in de ontwikkeling heb je beide processen nodig
kritieke en gevoelige periode
● kritieke periode
⇒ specifieke periode in onze ontwikkeling waarbij een bepaalde gebeurtenis de
grootste consequenties heeft
(bv. gedragsstoornissen ten gevolge van de oorlog waarbij kinderen zich niet konden
hechten aan een voorbeeldfunctie)
→ er is sprake van een kritieke periode wanneer de aanwezigheid van bepaalde
soorten omgevingsstimuli noodzakelijk zijn voor een normale ontwikkeling
→ latere ervaringen kunne wel voorafgaande achterstanden inhalen
● gevoelige periode
⇒ een periode waarbij bepaalde vermogens optimaal naarvoren komen en extra
ontvankelijk zijn voor omgevingsstimuli
→ de afwezigheid van stimuli heeft niet altijd onomkeerbare consequenties
(bv. taalontwikkeling word van begin best gestimuleerd, moeilijker voor kinderen van 12 jaar
dei een nieuwe taal moeten beheersen)
,nurture versus nature
● nature ⇒ verwijst naar de eigenschappen, vermogens en capaciteiten geërfd van de
ouders. → de biologische componenten / erfelijkheid
→ ontstaat van geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische
informatie = maturatie
● nurture ⇒ verwijst naar de omgevingsinvloeden die bepalend zijn voor ons gedrag
→ de sociale componenten / milieu
→ binnen de ontwikkeling hebben we beide invloeden nodig om optimaal te kunnen
ontwikkelen
levenslooppersepectief versus focus op specifieke noden
⇒ er word gekeken naar de totale levensloop (bv. de groei in elke levensfase)
→ vroeger enkel gekeken naar de kritieke periodes (bv. adolescentie en babytijd)
het levensloopperspectief = uitgangspunten
ontwikkeling is een levenslang proces
➔ alle levensfases hebben evenveel impact op elkaar
➔ eerdere ontwikkelingen kunnen invloed hebben op latere ontwikkelingen
➔ verschillende ontwikkelingstaken die moeten worden vervult per levensfase
ontwikkeling is multidimensioneel en multidirectioneel
● multidimensioneel
⇒ ontwikkelingen kan plaats hebben op verschillende domeinen (bv.
lichamelijke, cognitieve, emotionele, … ontwikkeling)
● multidirectioneel
⇒ de ontwikkeling van je vaardigheden is niet oneining. Er komt een toename
binnen een bepaalde domein of een afname binnen een ander domein
→ soms kan afname van vaardigheden juist deuren openen tot nieuwe mogelijkheden en
aanpassingen
,ontwikkeling is plastisch
⇒ veranderbaar of buigszaam (dit is op alle leeftijden zo)
bv. ouderen trainen hun hersenen door kruiswoordraadsels
→ als de mogelijkheid en kansen tot veranderingen afnemen zal de ontwikkeling ook minder
plastisch zijn
bv. uiteenlopende leefomstandigheden
ontwikkeling word beïnvloed door meerdere interagerende factoren
● historisch- culturele context
⇒ mensen zijn een product van het sciale tijdperk waarin ze leven
● specifiek cohort
⇒ een groep mensen die ronde dezelfde tijd (generationeel) op dezelfde plek
is geboren (bepaalde sociale omstandigheden kunnen invloeden hebben op
cohorten)
● normatieve gebeurtenissen (als effect op een cohort)
het levensloopperspectief (effecten)
● normatieve gebeurtenissen = kijken naar wat dat de norm is, gebeurtenissen die
zich voor de meeste individuen op dezelfde manieren onttrekken
➢ normatieve historisch bepaalde invloeden
→ omgevings en biologische invloeden die gemeenschappelijk binnen een
generatie omwille van de historische omstandigheden
(bv. traumas en lichamelijke gevolgen door oorlog)
➢ normatieve leeftijdsgebonden invloeden
→ omgevings en biologische invloeden die gelijk zijn voor mensen in een
bepaalde leeftijdsgroep
bv. menopauze bij vrouwen
➢ normatieve socio-cultureel bepaalde invloeden
→ etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van een subcultuur
● niet normatieve effecten = het unieke voor iedereen, geldt niet voor de grote groep.
Individuele ontwikkelingen die niet iedereen zullen meemaken (atypische
gebeurtenissen)
bv. borstkanker op je 29 jaar
ontwikkelingsfasen
● de prenatale ontwikkeling ● de lagere schooltijd (6 tot 12 jaar)
● de geboorte en de pasgeborene ● de adolescentie (12 en 20 jaar
● de babytijd (eerste levensjaar) ● de jongvolwassenheid (20 en 40 jaar)
● de peutertijd (1 tot 3 jaar) ● de volwassenheid (40 tot 60 jaar)
● de kleuterijd (3 tot 6 jaar) ● de ouderdom (60 jaar tot de dood)
, ontwikkelingsdomeinen
lichamelijke ontwikkeling de lichamelijke groei die het kind meemaakt (lengte gewicht en
lichaamsbouw)
motorische ontwikkeling de ontwikkeling van de motoriek of de bewegingen. Het gaat
zowel om grote bewegingen met Bv de armen en of benen zoals
het leren lopen, rennen, voetballen (grove motoriek), als om de
kleine bewegingen met bv. handen en vingers zoals het leren
schrijven of tekenen (fijne motoriek)
tekenontwikkeling dit is een deelaspect van de motorische ontwikkeling, maar kan
ook gezien worden als deelaspect van de spelontwikkeling
perceptuele ontwikkeling hier staat de ontwikkeling van de zintuigen centraal. Het zicht,
maar ook de reuk, smaak, tast en gehoor zin maken
verschillende ontwikkelingen door
seksuele ontwikkeling hierbij gaat het niet alleen om seksualiteit zoals wij die als
volwassenen (en ook bij de adolescent) kennen, maar ook om
het leren kennen en verkennen van het eigen lichaam en dat van
de andere kinderen, alsmede de gevoelens die daarmee gepaard
gaan
sociaal - emotionele ouders, leerkrachten, leeftijdsgenoten, broers, zussen,
ontwikkeling begeleiders,... het zijn alle belangrijke personen in de
ontwikkeling van het kind. Via contacten met anderen leert een
kind sociale en ook emotionele vaardigheden
cognitieve ontwikkeling de ontwikkeling van het denken. Hoe denkt een kind en waarom
denkt het zo? WElke vaardigheden leert het bij en welke
denkfouten maakt het (nog)
taalontwikkeling het jonge kind leert praten, leert een taal om zich op een
betekenisvolle manier uit te drukken in de communicatie met
anderen. Het kind verwerft de volwassenentaal door deze eerst
te spreken en later ook te lezen en te schrijven
morele ontwikkeling wat is goed en wat is kwaad? en waarom? dit leerproces moet
het jonge kind doormaken. Geleidelijk aan leert het wat het wel
mag en wat niet
spelontwikkeling kinderen spelen veel en graag. Elk materiaal, elke situatie kan
hen uitnodigen tot spelen. Tijdens het spelen leren kinderen. Dit
maakt dat deze bezigheid een belangrijke factor is.
persoonlijkheidsontwikkeling elk mens ontwikkelt zich tot een unieke persoon met een eigen
identiteit. in de persoonlijkheidsontwikkeling leert het kind zijn
eigen “ik”- je kennen
● horizontale samenhang ⇒ de ontwikkelingsgebieden binnen 1 leeftijdsgroep
● verticale samenhang
⇒ over de verschillende leeftijdsfasen is er een samenhang binnen 1
ontwikkelingsdomein
, Theoretische perspectieven
→ verschillende perspectieven waaruit kinderen en jongeren en hun gedrag worden
bekeken
→ nadruk op verschillende aspecten van de ontwikkeling
de psychodynamisch ● de psychosociale analytische theorie van freud en de
perspectief psychosociale theorie van Erikson
● freud = richtte zich vooral op het onbewuste en op het
opbouwen van en ich (het rationele een redelijke deel van
de persoonlijkheid) dat een balans kan vinden tussen de es
(het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de
persoonlijkheid) en de eisen van de omgeving “uber - ich”
● erikson = onderscheid acht ontwikkelingsstadia die elk
worden gekenmerkt door conflicten of crisis die dienen te
worden opgelost
het behavioristische ● gaat uit van het stimulus respons leren
perspectief ● bv. de klassieke conditionering, operante conditionering en
de sociaal - cognitief leertheorie
● het gedrag van buitenaf word geobserveerd en wordt van
een “tabula rasa” uitgegaan “ onbeschreven blod”
● gedrag bepaald door invloeden van de omgeving
het cognitief perspectief ● richt zich op de processen waarmee mensen in staat zijn om
de wereld te kennen, te begrijpen en erover na te denken
● piaget onderscheid verschillende ontwikkelingsfasen die elk
kind zou moeten doorlopen
● iedere fase word gekenmerkt door kwalitatieve verschillen in
het denken
het contextueel ● benadrukt de onderlinge verbanden tussen
perspectief ontwikkelingsgebieden en het belang van culturele factoren
bij de menselijke ontwikkeling
● het bio - ecologisch model van Bronfenbrenner richt zich op
het microsysteem, het mesosysteem, het exosysteem, het
macrosysteem en het chronosysteem
● verband in de invloed van sociale interacties tussen leden
van een cultuur en de cognitieve ontwikkeling
de evolutionaire ● gedrag gelinkt aan de genetische erfenis van onze
ontwikkeling voorouders (niet enkel huidskleur,... maar ook
karaktereigenschappen
, de prenatale ontwikkeling
Bevruchting (= het moment van conceptie)
= een zaadcel en een eicel die samen een eencellige zygote gaan creëren waarmee het
leven van elk mens begint
→ een vrouw produceert om de 28 dagen een eicel (eisprong)
→ man produceert miljoenen zaadcellen per dag
Stadia prenatale ontwikkeling
DE GEMINALE PERIODE
➢ 0-2 weken
➢ De zygote → bevruchte eicel
➢ de celdeling gaat van start en de cel nestelt zich (innesteling fase)
● de zygote begint zich te delen en in complexiteit toe te nemen
● deze cellen bewegen zich verder door de eileider om zich na een vijftal dagen in de
baarmoeder te nestelen ( de wand bevat veel voedingsstoffen)
● start van de methodische celdeling: de cellen van het organisme nemen toe in
aantal en krijgen een meer gespecialiseerde functie
● de moederkoek, de navelstreng en de vruchtzak wordt gevormd
Hoe zie je dat iemand zwanger is?
eens de cel zich in de baarmoeder nestelt komt er een zwangerschapshormoon vrij die ook
zichtbaar is in de urine
differentiatie?
elke cel krijgt een specifieke functie