1
BOEK 1 BIS
VERBINTENISSEN UIT ONRECHTMATIGE DAAD
INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK 1: DE GRONDEN VAN AANSPRAKELIJKHEID UIT ONRECHTMATIGE DAAD
AFD 1: INLEIDENDE BEGRIPPEN
1) Foutaansprakelijkheid, foutloze aansprakelijkheid en alternatieve vergoedingssystemen
2) Persoonlijke en kwalitatieve aansprakelijkheid
AFD 2: PERSOONLIJKE AANSPRAKELIJKHEID
1) Drie voorwaarden voor aansprakelijkheid
2) Twee bestanddelen van de fout
A. Objectief bestanddeel: een onrechtmatig handelen of nalaten
B. Subjectief bestanddeel: schuldbekwaamheid en toerkenbaarheid
AFD 3: KWALITATIEVE AANSPRAKELIJKHEID
1) Aansprakelijkheid voor personen voor wie men instaat
A. Geen algemeen beginsel van aansprakelijkheid voor andermans daad
B. Aansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen
C. Aansprakelijkheid van onderwijzers en ambachtslui voor hun leerlingen en leerjongens
D. Aansprakelijkheid van aanstellers voor hun aangestelden
2) Aansprakelijkheid voor zaken die men onder zijn bewaring heeft
A. Algemene aansprakelijkheid voor zaken die men onder zijn bewaring heeft
B. Aansprakelijkheid voor dieren
C. Aansprakelijkheid voor gebouwen
, 2
HOOFDSTUK 4: DE AANSPRAKELIJKHEIDSREGIMES
AFD 1: BEGRIPSAFBAKENING
1) De soorten aansprakelijkheid
A. Twee soorten civielrechtelijke aansprakelijkheid
B. Strafrechtelijke aansprakelijkheid
2) De beginselen samenloop en co-existentie
A. Samenloop of cumul van aansprakelijkheden
B. Co-existentie van aansprakelijkheden
AFD 2: SAMENLOOP EN AANSPRAKELIJKHEIDSREGIMES
1) Samenloop van strafrechtelijke en civielrechtelijke aansprakelijkheid
A. Samenloop mogelijk
B. Procesrechtelijke gevolgen
C. Gevaren
2) Samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid
A. Probleemstelling
B. Het huidige standpunt van het Hof van Cassatie
C. De voorgeschiedenis: een evolutie in drie periodes
1. Periode VOORAFGAAND aan het Stuwadoorarrest: geen samenloopverbod
2. Periode VANAF het Stuwadoorarrest; relatief samenloopverbod
3. Periode VANAF het arrest-Tiercé Franco Belge: (nog meer) relatief
samenloopverbod
AFD 3: CO-EXISTENTIE VAN CONTRACTUELE EN BUITENCONTRACTUELE
AANSPRAKELIJKHEID
1) Actieve co-existentie of co-existentie in hoofde van de eiser
A. Probleemstelling en basisconfiguratie
B. De quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent
C. Bijkomende verfijningen
2) Passieve co-existentie of co-existentie in hoofde van de aangesprokene
, 3
HOOFDSTUK 1: DE GRONDEN VAN AANSPRAKELIJKHEID VOOR ONRECHTMATIGE DAAD
AFD 1: INLEINDENDE BEGRIPPEN
1) Foutaansprakelijkheid, foutloze aansprakelijkheid en alternatieve vergoedingssystemen
Gemeen aansprakelijkheidsrecht
- Artikel 1382 ev.
- Betreft een fout aansprakelijkheid of een aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad
- Dader van de fout of de aansprakelijke in beginsel gehouden tot integrale schadevergoeding
Bijzondere aansprakelijkheidsregimes
- Objectieve of foutloze aansprakelijkheid
- Iemand kan tot schadevergoeding zijn gehouden zonder dat er bewezen moet worden dat hij
een fout beging die in oorzakelijk verband staat met de schade
- Objectieve aansprakelijkheidsrecht
o Eigen toepassingsgebied met voorwaarden
o In principe het bewijs leveren van een oorzakelijk verband tussen de schade en een
al dan niet rechtmatige daad van de aangesprokene
o Risicoaansprakelijkheid
▪ Niet vereist dat de schade rechtstreeks of onrechtstreeks werd veroorzaakt
door een gedraging van de aangesprokene
2) Persoonlijke en kwalitatieve aansprakelijkheid
Persoonlijke aansprakelijkheid
- Voor eigen foutieve gedraging
Kwalitatieve aansprakelijkheid
- Voor personen voor wie men instaat
- Voor zaken en dieren waarvoor men instaat
Contractuele aansprakelijkheid
- Contractant zelf is contractueel aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door de
hulppersonen en de hulpzaken die hij voor de nakoming van de overeenkomst inzet of
gebruikt
, 4
Buitencontractuele aansprakelijkheid
- Artikel 1384, lid 1
o Niet alleen aansprakelijk voor eigen fout, maar ook voor “ook voor die welke
veroorzaakt wordt door de daad van personen voor wie men moet instaan, of van
zaken die men onder zijn bewaring heeft”
▪ HvC weigert een algemeen beginsel van kwalitatieve aansprakelijkheid voor
personen af te leiden
- Aansprakelijkheid voor andermans daad
o Artikel 1384, lid 2
▪ Ouders voor hun minderjarige kinderen
o Artikel 1384, lid 3
▪ Aanstellers voor hun aangestelde
o Artikel 1384, lid 4
▪ Onderwijzers en ambachtslieden voor hun leerlingen en leerjongens
Bij de verschillende gevallen van kwalitatieve aansprakelijkheid wordt telkens gebruikgemaakt van
vermoedens van fout in hoofde van de personen die kwalitatief aansprakelijk worden geacht
- Op de ouders, onderwijzers en ambachtslieden
o WEERLEGBAAR vermoeden van fout in het toezicht en/of opvoeding van de kinderen
en leerlingen
▪ Artikel 1384, lid 5
- Op de kwalitatief aansprakelijke personen voor zaken, aangestelde, dieren en gebouwen
o ONWEERLEGBAAR vermoeden van fout in de keuze van de persoon, de zaak of het
die waarvoor men instaat
▪ Artikel 1384, lid 5
▪ Of de aangesprokene zelf al dan niet een fout heeft begaan, is irrelevant
▪ Vanuit de gedachte om het slachtoffer een grotere zekerheid te geven op
een volledige schadevergoeding – garantiegedachte
AFD 2: PERSOONLIJKE AANSPRAKELIJKHEID
1) 3 voorwaarden voor aansprakelijkheid
Artikel 1383
- Bewuste foutieve daad
- Nalatigheid
- Onvoorzichtigheid
Hieruit worden 3 toepassingsvoorwaarden afgeleid: fout, schade en oorzakelijk verband
, 5
2) Twee bestanddelen van de fout
Cumulatieve bestanddelen
A. Objectief bestanddeel: een onrechtmatig handelen of nalaten
- Objectieve/materiële bestanddeel
o Objectieve onrechtmatigheid of een onrechtmatige gedraging
o Schending opgelegde gedragsnorm
▪ Schending van specifieke rechtsnorm die een welbepaald gebod of verbod
oplegt
• Kan worden vergeleken met de niet-nakoming van een
resultaatsverbintenis
• Schending leidt automatisch tot een fout
▪ Schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm
• Indien geen overtreding van een specifieke rechtsnorm wordt
vastgesteld, zal het schadeverwekkende gedrag getoetst worden aan
de algemene zorgvuldigheidsnorm
• Toets aan algemene zorgvuldigheidsnorm
o Vergelijking tussen gedraging van de schadeverwekker en de
gedraging die overeenstemt met deze van een redelijk
persoon
▪ Een normaal vooruitziend en zorgvuldig persoon in
dezelfde omstandigheden
• Geen resultaatsverbintenis
o Men kijkt naar de DAAD
o Criterium van de redelijke persoon
▪ = Abstract criterium
▪ Schadeverwekkende gedrag wordt getoetst aan het gedrag van een redelijk
persoon zonder rekening te houden met de persoonlijke kenmerken en
hoedanigheden van de dader
▪ Criterium wordt geconcretiseerd
• Rekening houden met dezelfde concrete omstandigheden als waarin
de dader zich bevond
▪ Enkel EXTERNE OMSTANDIGHEDEN moeten in het criterium worden
opgenomen
▪ Met INTERNE OMSTANDIGHEDEN mag GEEN rekening gehouden worden
• Zou aanleiding geven tot een ongelijke beoordeling van
gelijksoortige gevallen
▪ Steeds meer belang van de persoonlijke kenmerken die veralgemeenbaar
zijn en die geen verband houden met de persoonlijkheid van de dader
• Zoals de leeftijd
▪ De persoonlijke kennis en beroepsopleiding zijn bij niet-professionele
handelingen een subjectief element waarmee geen rekening mag worden
gehouden
, 6
▪ De mildheid of strengheid van het criterium
• Indien meer externe omstandigheden worden opgenomen
o Leidt tot een strengere beoordeling
• Indien rekening zou worden gehouden met interne omstandigheden
o Leidt tot een te milde en ongelijke beoordeling
o Relatief foutbegrip
▪ De invulling ervan wordt bepaald door de omstandigheden die verschillen
van geval tot geval
o “Fout” = wettelijk begrip
▪ HvC waakt erover dat dit begrip niet miskend wordt
B. Subjectief bestanddeel: schuldbekwaamheid en toerkenbaarheid
- Subjectieve/morele bestanddeel
o Schuldbekwaamheid
▪ Dader is zich bewust van de draagwijdte en de gevolgen van zijn daden
▪ Hij heeft controle over zijn daden
▪
o Toerekenbaarheid
▪ Dader handelde uit vrije wil
➔ Vrij en bewust stellen van een daad
o Schuldonbekwaamheid
▪ Zich niet steeds bewust zin van of de nodige controle hebben over hun doen
en laten
Schuldonbekwame
- Infantes
o Minderjarige die nog niet “de jaren des onderscheids” heeft bereikt
o Niet persoonlijk aansprakelijk o.g.v. artikel 1382-1383
o Onderscheidingsvermogen van de minderjarige beoordelen
▪ De leeftijd van de minderjarige vormt vaak een doorslaggevend element
o De leeftijd van 7 jaar wordt doorgaans als richtlijn gehanteerd
o Schuldonbekwaamheid van de minderjarige vormt GEEN beletsel voor de
kwalitatieve aansprakelijkheid van de ouders en/of de onderwijzers
o Minderjarige die de jaren des onderscheids heeft bereikt, kan ook zelf persoonlijk
aansprakelijk gesteld worden
, 7
- Geestesonbekwamen
o Personen die leiden aan een bepaalde geestesstoornis
o Plots ziekteverschijnsel, vereisten:
▪ Dat de dader geen voorafgaande fout heeft begaan
▪ Dat de dader zich niet vrijwillig in een bepaalde situatie heeft begeven
waarvan hij kon voorzien dat ze de controle over zijn gedrag kon doen
verliezen
▪ Dat de dader de situatie niet zelf in het leven heeft geroepen
o Niet persoonlijk aansprakelijk o.g.v. artikel 1382-1383
o Artikel 1386bis
▪ Om te vermijden dat slachtoffers steeds onvergoed zouden blijven
▪ Dit art. voorziet in een bijzondere vorm van foutloze aansprakelijkheid
▪ Toepassingsgebied strekt zich NIET uit tot personen wiens controleverlies
een fysieke oorzaak heeft of wanneer de schuldonbekwaamheid te wijten is
aan de fout van de schadeverwekker zelf
▪ Geestesonbekwame kan veroordeeld worden tot een gehele dan wel
gedeeltelijke vergoeding
• Doorslaggevend is meestal of de geestesonbekwame al dan niet over
een aansprakelijkheidsverzekering beschikt
▪ Zowel contractuele als buitencontractuele ah van toepassing
• De contractuele aansprakelijkheid onderstelt nog steeds een
contractuele wanprestatie en de buitencontractuele
aansprakelijkheid nog steeds een objectieve onrechtmatigheid
- Rechtspersonen
o Als fictieve personen beschikken zij niet over de vereiste wil om hun handelen te
sturen
o Orgaantheorie
▪ Rechtspersoon treedt in het verkeer door tussenkomst van zijn organen die
de rechtspersoon vertegenwoordigen
o Wanneer een orgaan een fout begaat binnen zijn opdracht
▪ Fout wordt toegerekend en de rechtspersoon is hiervoor aansprakelijk
➔ De fout van een rechtspersoon is een afgeleide fout van zijn orgaan
o Private rechtspersonen
▪ Orgaan = de personen die ingevolge van de wet of de statuten de
bevoegdheid hebben om de rechtspersoon te vertegenwoordigen
o Natuurlijke persoon die voor een private of openbare rechtspersoon optreedt zijn
aangestelde of orgaan
o Een rechtspersoon is persoonlijk aansprakelijk o.g.v. artikel 1382-1383, dan wel
kwalitatief aansprakelijk o.g.v. artikel 1384, lid 3
o Orgaan ook zelf persoonlijk aansprakelijk o.g.v. artikel 1382-1383
, 8
Immuniteiten: gedeeltelijke immune personen
- Werknemers
o Gedeeltelijke, maar verregaande immuniteit
o Artikel 18 WAO
▪ Werknemer is slechts persoonlijk aansprakelijk voor zijn bedrog, zware fout
of herhaalde lichte fout jegens zijn werkgever of derden
▪ Niet kwalitatief aansprakelijk voor andermans daad
▪ Voor werknemers die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst
o Werkgever is kwalitatief aansprakelijk o.g.v. artikel 1384, lid 3 voor de fouten van zijn
werknemer
▪ Hij kan wel regres uitoefenen op zijn werknemer indien de werknemer een
opzettelijke, een zware of een herhaalde lichte fout pleegde
- Overheidspersoneel
o Statutair overheidspersoneel geniet dezelfde immuniteit als de werknemers
o Artikel 2 van de wet van 10 februari 2003
AFD 3: KWALITATIEVE AANSPRAKELIJKHEID
1) Aansprakelijkheid voor personen voor wie men instaat
A. Geen algemeen beginsel van aansprakelijkheid voor andermans daad
Artikel 1384, lid 1
- Bevat GEEN algemeen beginsel van aansprakelijkheid voor personen voor wie men instaat
3 bijzondere regimes
- De aansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen – lid 1
- De aansprakelijkheid van onderwijzers en ambachtslieden voor hun leerlingen en leerjongens
– lid 4
- De aansprakelijkheid van aanstellers voor hun aangestelden – lid 3
B. Aansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen
Rechtsgrond
- Artikel 1384, lid 2
Wie is aansprakelijk?
- Ouders en adoptiefouders van minderjarigen
- Indien beide ouders overleden zijn, kan artikel 1384, lid 2 dus niet worden toegepast
- Grootouders, broers en zussen, pleegvoogd, pleegouders, stiefouders, ooms en tantes, de
voogd en toeziende voogd, onthaalouders en de jeugdleiders kunnen niet kwalitatief
aansprakelijk worden gesteld
o Wel persoonlijk aansprakelijk o.g.v. artikel 1382-1383, in zoverre zij zelf een fout
begaan die in oorzakelijk verband staat met de schade
, 9
- Cumulatieve aansprakelijkheid
o In zoverre geen van beide ouders een foutvermoeden kan weerleggen
o De ouders zijn in soldium aansprakelijk
- Gescheiden ouders
o Aansprakelijkheidsvermoeden jegens beide partijen
▪ Fout in opvoeding kan nog altijd
Voor wie is men aansprakelijk?
- Voor hun kinderen die op het moment van het schadeverwekkende feit MINDERJARIG zijn
o Zowel schuldbekwame als schuldonbekwame minderjarigen
▪ Dus inbegrip infantes en geestesonbekwame minderjarigen
- Vermoeden houdt op indien ontvoogding van de minderjarige
Wanneer is men aansprakelijk?
- Ouders zijn kwalitatief aansprakelijk als de minderjarige een fout
- Ouders zijn kwalitatief aansprakelijk als de minderjarige minstens een objectieve
onrechtmatigheid heeft begaan
o Gedrag beoordeelt a.d.h.v. de maatstaf van de redelijke persoon in dezelfde externe
omstandigheden
▪ Interne elementen spelen geen rol, maar steeds meer rechters houden
rekening met de leeftijd
- De aanwezigheid van het subjectieve element van de fout nl. schuldbekwaamheid en
toerekenbaarheid aan de minderjarige, is niet vereist
- Indien het subjectieve element aanwezig is kan de persoonlijke aansprakelijkheid van de
minderjarige in het gedrag worden gebracht, naast de kwalitatieve aansprakelijkheid van de
ouders
o In solidum aansprakelijk jegens het slachtoffer
Wettelijk weerlegbaar vermoeden van dubbele fout en oorzakelijk verband
- Dubbel foutvermoeden op de ouders
o Fout in het toezicht
o Fout in de opvoeding
➔ Beide fouten moeten weerlegt worden
▪ Ouders kunnen ook het vermoeden weerleggen op niveau van het
oorzakelijk verband door aan te tonen dat de schade zich ook zonder hun
vermoede fout zou hebben voorgedaan
- Deze fouten moeten NIET meer bewezen worden door het slachtoffer
, 10
Samenloop met andere aansprakelijkheidsgronden
- De minderjarige kan zelf persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor een fout, voor zover
hij schuldbekwaam is
o Samen met de ouders in solidum aansprakelijk gesteld worden
o De ouders, de verzekeraar van de ouders (die het slachtoffer uitbetaalde), hebben op
grond van artikel 1382-1383 een regresvordering tegen de minderjarige ten belope
van diens aandeel in de schade
- Men kan voor regres wachten tot het kind vermogend is geworden
o Rekening houden met de principiële verjaringstermijn van 5 jaar van de
rechtsvordering voor vergoeding van schade uit een onrechtmatige daad
- De minderjarige kan zichzelf ook beroepen op de persoonlijke fout van zijn ouders
o Beroep doen op artikel 1382-1383
▪ Hij kan het aansprakelijkheidsvermoeden o.g.v. artikel 1384, lid 2 NIET
INROEPEN JEGENS ZIJN OUDERS, heeft immers een relatief karakter → voor
de toepassing van het vermoeden geldt als voorwaarde dat de benadeelde
een derde is
- Samenloop met de kwalitatieve aansprakelijkheid van de onderwijzers en aanstellers is
mogelijk of met de persoonlijke aansprakelijkheid van de personen onder wiens toezicht de
minderjarige op het moment van de schadeverwekkende gebeurtenis staat
C. Aansprakelijkheid van onderwijzers en ambachtslui voor hun leerlingen en leerjongens
Rechtsgrond
- Artikel 1384, lid 4
o Gelijkaardig vermoeden van fout en oorzakelijk verband als van de ouders
o Tijdens schooltijd dragen de ouders het toezicht over aan de onderwijzers
Wie is aansprakelijk?
- Aangesprokene heeft de hoedanigheid van onderwijzer
- Het verstrekken van onderwijs = elke vorm van kennisoverdracht
o Surveillanten op de speelplaats, begeleiders op schoolbussen en jeugdleiders,
worden doorgaans NIET als onderwijzers beschouwd
- Onderwijsinstellingen vallen niet onder artikel 1384, lid 4
o Kunnen WEL kwalitatief aansprakelijk worden gesteld o.g.v. artikel 1384, lid 3 als
aansteller van de onderwijzer, met al dan niet samenloop met de kwalitatieve
aansprakelijkheid van de onderwijzer
o Kunnen ook persoonlijk aansprakelijk worden gesteld o.g.v. artikel 1382-1383 voor
een gebrekkige organisatie van het toezicht
Voor wie is men aansprakelijk?
- Voor hun leerlingen en leerjongens
o Die het onderwijs ontvangen
o Minderjarige of meerderjarige