psychodiagnostiek bij kinderen en jongeren les 6
DCD
1. Introductie
Developmental Coordination Disorder (DCD)
DSM-5: valt onder “motorische ontwikkelingsstoornissen”
(ontwikkelings)dyspraxie: w ook nog gebruikt maar is verouderd
in verleden zijn er heel wat verschillende termen gebruikt
bv. minimal brain damage, clumsy child syndrome, …
nu internationale consensus over term DCD
2. Definitie
= stoornis die gekenmerkt w door hardnekkig probleem met het aanleren en/of vlot uitvoeren van
gecoördineerde motorische vaardigheden
niet toe te schrijven aan lichamelijke stoornis of andere OS
o bv. ASS of verstandelijke beperking
mineur motorisch probleem, i.t.t. majeure motorische problemen bij motorische beperking zoals
cerebrale parese, hemiplegie, spierdystrofie, …
motorische ontwikkeling verloopt trager/moeizamer en anders → dus zowel kwantitatieve als
kwalitatieve verschillen met kinderen zonder DCD
grote heterogeniteit: heel veel verschillen tussen individuen in soort en ernst van motorische
problemen
3. Gecoördineerde motorische vaardigheden
coördinatie = vermogen om controle uit te oefenen op afzonderlijke lichaamsdelen die betrokken zijn in
complex bewegingspatroon en om deze te integreren in vloeiende en succesvolle poging om bepaald doel
te bereiken
controle = beheersing
bv. tijdig kunnen stoppen bij lopen
complexe bewegingen: bestaan uit opeenvolging van verschillende handelingen bv. glas inschenken
vloeiend = vlot, soepel; i.t.t. houterig, schokkerig
algemene motorische coördinatie = beweging van verschillende spiergroepen op elkaar afstemmen
visueel-motorische integratie
= afstemmen van motoriek op wat men ziet
bv. oog-hand en oog-voet coördinatie: bewegingen w gestuurd door ogen en w uitgevoerd door
respectievelijk handen en voeten
1
, psychodiagnostiek bij kinderen en jongeren les 6
4. Primaire gedragskenmerken
problemen met motorisch leren
problemen met motorische coördinatie/controle
onhandigheid
→ problemen met fijne en/of grove motoriek
→ problemen met snelheid en/of accuratesse
→ afhankelijk van leeftijd
4.1.Voorbeelden
later verwerven van motorische mijlpalen zoals zitten, kruipen, stappen,…
persisterende moeilijkheden bij het verwerven van basismotorische vaardigheden zoals
vangen, gooien, schoppen, rennen, springen, hinken, knippen, kleuren, schrijven, …
o achterstand in verwerven
o eens vaardigheden beheerst, kan uitvoering nog steeds onbeholpen, langzaam of
minder precies zijn dan bij peers
moeite met aanleren van complexe handelingen zoals fietsen, zwemmen, autorijden, …
moeite met ADL
o bv. aankleden (knopen dichtdoen, rits open- en dichtdoen), zich wassen, eten met
mes en vork zonder veel morsen, …
zwakke balvaardigheid problemen met balspelen in teamverband
zwakke pengreep, zwakke schrijfmotoriek, krampachtig potlood vasthouden moeilijk
leesbaar + traag
zwak evenwicht, stunteligheid/onhandigheid, veel vallen en overal tegenaan botsen
houterig bewegen (niet vlot/soepel)
traag tempo!
synkinesieën = meebewegingen
o bv. andere hand bij gooien bal
o bv. mond open bij knippen
spraak (verbale ontwikkelingsdyspraxie): moeilijk verstaanbaar en weinig pittigheid
4.2.Aan den lijve
schrijf volgende tekst over met jouw niet-voorkeurshand:
Jan is bij oom.
Hij eet ijs.
Oom zit op een bank.
Wie zijn er nog meer?
Suus en zus.
Zus zit op de bank, maar Suus kruipt rond.
5. Secundaire gedragskenmerken
sociale problemen
w uitgelachten, gepest
w uitgesloten op speelplaats (teamspelen/sporten)
zijn niet populair
maken moeilijk vriendjes
emotionele problemen
bv. zelfbeeld, angstig, neerslachtig, demotivatie
vermijdingsgedrag
vermijden van sport
clownesk gedrag
meer kans op gezondheidsproblemen (vicieuze cirkel)
gedragsproblemen door frustraties check in welke vakken!
bv. woede-uitbarstingen, opdrachten weigeren
leerachterstand door problemen met schrijven en hanteren van materiaal
6. Invloed van context
omgevingsfactoren die invloed hebben op ernst van primaire symptomen, ontwikkeling van
secundaire symptomen, en dus prognose
2