psychodiagnostiek bij kinderen en jongeren les 11
Gehechtheid en gehechtheidsstoornissen
1. Normale ontwikkeling van gehechtheid
1.1.Kenmerken en functies van gehechtheid
gehechtheid = affectieve band tussen jezelf en specifieke ander, die jullie over tijd en ruimte met
elkaar verbindt
gehechtheidsgedrag = toenaderingsgedrag naar je gehechtheidsfiguur bij stress
kan w geactiveerd door interne prikkels zoals ziekte of pijn, of door externe prikkels zoals
enge, onbekende of gevaarlijke situatie
gaat om het reguleren van stressvolle situaties, wat kinderen als stress ervaren is
afhankelijk van leeftijd
2 dynamieken bij het reguleren van stress:
veilige haven: vertrouwen in beschikbaarheid van zorgfiguren bij stress
veilige basis: vertrouwen om wereld te gaan verkennen en uiteindelijk autonomie te
verwerven
o autonomie ontstaat vanuit veilige gehechtheid, wanneer kind ervaart dat het w
ervaren
mentale representaties: onze ervaringen met gehechtheidsfiguren slaan we op in intern werkmodel
(gedachten) omtrent gehechtheid
invloed op onze kijk naar nieuwe relaties (mate van vertrouwen in beschikbaarheid van
anderen)
kan veranderen o.i.v. nieuwe ervaringen → hechting is continu, levenslang proces
bouwen gehechtheidsnetwerk op → kan beschermende factor zijn (gehechtheidsrelaties vormen
samen netwerk)
1.2.Hechtingsprocessen prenataal en in de eerste twee levensjaren
levenslang proces maar eerste levensjaren (6 à 7m – 2j) zijn sensitieve periode
prenataal:
kind: brein w beïnvloed door stresshormonen bij de moeder
zorgfiguren hechten zich (mentaal) al aan ongeboren kind
direct na geboorte:
kind: schattig uiterlijk vs. afwijkingen bij kind
zorgfiguren: ‘vallen’ voor schattigheid maar onvoorwaardelijke moederliefde is niet altijd en
overal aanwezig
eerste levensmaanden: matching tussen ouders en kind → attunement/afstemming
kind: lokgedrag via huilen, glimlachen, zuigen, geluidjes maken, …
zorgfiguren: stemmen zich af door zich sensitief en responsief op te stellen en door routines
(voorspelbaarheid) in te bouwen
na eerste halfjaar: éénkennigheid, duidelijke gehechtheid aan zorgfiguren, vreemden- en
scheidingsangst
1.3.Gehechtheid na het tweede levensjaar
< 3 jaar: vooral fysiek gehechtheidsgedrag (vastklampen, opgetild willen worden, ...)
3 jaar:
steeds meer verbaal gehechtheidsgedrag & visueel checken → exploreren van omgeving en
relaties aangaan met anderen
verschuiving in situaties die gehechtheidsgedrag uitlokken (scheiding van verzorger →
monster, donker, angstdromen, later: schrik dat zorgfiguren iets overkomt)
uitbreiding gehechtheidsnetwerk (juf of meester, vriendjes)
lagere school: uitbreiding netwerk, gehechtheid toont zich in ‘vertrouwen hebben in
beschikbaarheid’
adolescentie: vrienden w belangrijk(st)e gehechtheidsfiguren
jong volwassenheid: romantische partners w belangrijk(st)e gehechtheidsfiguren
2. Culturele en maatschappelijke invloeden
gehechtheid en gehechtheidsgedrag zijn universeel
aard van gehechtheidsrelatie varieert naargelang 3 culturele aspecten:
1
, psychodiagnostiek bij kinderen en jongeren les 11
culturele normen over opvoeding
o bv. Japanse kinderen slapen heel lang bij ouders, Japanse moeder moet jonge kind direct
geruststellen
aantal opvoeders
sociaal economische status
3. Indeling van gehechtheid en hechtingsstoornis
3.1.Gehechtheidscategorieën
veilige hechting
= vertrouwen in beschikbaarheid van gehechtheidsfiguur
verwachting dat gehechtheidsfiguur zal opmerken dat je probleem hebt (= sensitief gedrag)
verwachting dat je terecht kan bij gehechtheidsfiguur als er probleem is (= voorspelbaar en
betrouwbaar)
verwachting dat gehechtheidsfiguur je zal steunen, zal helpen zoeken naar oplossing (=
responsief gedrag)
verwachting dat dit je helpt om je beter te voelen, je probleem op te lossen
= verwachting dat gehechtheidsfiguur zich voorspelbaar, sensitief en responsief opstelt
onveilige hechting
vreemdesituatieprocedure (Ainsworth)
2 subtypes
1. vermijdend = gaan te enthousiast op onderzoek
kinderen houden zich groot en denken dat ze het alleen moeten opknappen, want
reageren niet op terugkerende opvoeder
opvoedingsstijl: reageren niet op signalen van kind en weren lichamelijk contact af
2. ambivalente of afwerend = onderzoeken omgeving te weinig
zoekt contact op met verzorger maar wil niet too close komen = afwenden
opvoedingsstijl: gedragen zich tegenstrijdig, reageren grillig waardoor ze voor kind
moeilijk voorspelbaar zijn
andere categorie: gedesorganiseerde of georiënteerde gehechtheid
geen strategie, gedrag lijkt doelloos en tegenstrijdig
bv. huilen en roepen vermijden verzorger
3.2.Gehechtheidsrepresentaties bij adolescenten en volwassenen
gehechtheidsbiografisch interview: “hoe kijkt men terug op kindertijd?”
bij adolescenten en volwassenen w gehectheidsorganistatie vastgelegd m.b.v.
gehechtheidsbiografisch interview daarin w gevraagd hoe zij terugkijken op kindertijd, op
gehectheidservaringen met ouders, en hoe zij die nu waarderen
vragen zijn gericht op verwerking van concrete ervaringen uit verleden
resulteert in vier gehechtheidsrepresentaties:
1. autonome representatie
correspondeert met veilige gehechtheid
respondent heeft gebalanceerde en inlevende kijk op zichzelf en zijn op- voeders
vertelt en helder en samenhangend verhaal
2. gereserveerde representatie
correspondeert met vermijdende gehechtheid
respondent ontkent effecten van vroegere ervaringen, idealiseert ouders, heeft slecht
geheugen, legt nadruk op persoonlijke kracht en vertelt op onsamenhangende en
afstandelijke manier over zijn ervaringen
3. gepreoccupeerde representatie:
correspondeert met ambivalent gehechtheid
respondent is nog steeds boos op zijn ouders of probeert nog steeds aan verwachtingen
te voldoen en vertelt onsamenhangend en onhelder verhaal
4. onverwerkte representatie
correspondeert met gedesorganiseerde gehechtheid
respondent gelooft niet in realiteit, heeft idee dat het allemaal aan hem ligt, en maakt
psychologisch verwarde opmerkingen over verlies en/of psychotrauma
2