Inhoud
H13 Angststoornissen.............................................................................................................................. 2
H24 Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen ......................................................................... 8
H14 Middelgebonden stoornissen en verslaving .................................................................................. 11
H12 Depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen ......................................................................... 16
H15 Somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen .............................................................. 26
H17 Eetstoornissen ............................................................................................................................... 29
H20 Schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen.......................................................... 33
H19 Genderdysforie, parafiele stoornissen en seksuele disfuncties .................................................... 38
H21 Trauma- en stressor-gerelateerde stoornissen ............................................................................. 43
H22 Dissociatieve stoornissen ............................................................................................................... 47
H25 Persoonlijkheidsstoornissen .......................................................................................................... 51
, H13 Angststoornissen
Angst is een normale, functionele emotie, maar in sommige gevallen is de angst buitenproportioneel
en disfunctioneel. Een angstreactie bestaat uit verschillende componenten. Ten eerste wordt een
subjectief gevoel van angst ervaren, dat leidt tot de neiging om te vluchten. Soms leidt dat gevoel tot
de tweede component, namelijk fysiologische reacties: versnelde hartslag, ademhaling, verhoogde
bloeddruk, hormonale veranderingen, etc. Deze lichamelijke veranderingen bereiden het lichaam
voor op actie (de gedragsmatige component van angst).
Afhankelijk van de dreiging en situatie vertoont het angstige individu een fight-or-flight respons.
Welke respons wordt vertoond ligt tevens aan het cognitieve component van angst: de interpretatie
of gedachten over een bepaalde situatie.
Angst is een dimensioneel begrip, dat wil zeggen het heeft een continu karakter, lopend van hele lage
niveaus van angst (met een adaptieve functie) tot extreme vormen (waardoor het dagelijks
functioneren wordt belemmerd).
Onderscheidend voor pathologische angstreacties zijn de intensiteit, het soort gedrag en de duur
en/of aard van de uitlokkende gebeurtenis. Wanneer pathologische angsten iemand in zijn dagelijks
functioneren belemmerd en/of iemand sterk lijdt onder deze reactie, is er sprake van een
angststoornis. De verschillende angststoornissen hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken:
subjectief ervaren angst, fysiologische reacties, vermijdingsgedrag en irrationele gedachten.
Separatieangststoornis: extreme angst gescheiden te worden van diegenen aan wie men gehecht is,
terwijl dit niet past bij de ontwikkelingsleeftijd. Deze angst is bij volwassenen over het algemeen zes
maanden of langer nadrukkelijk aanwezig. Hierbij zijn drie van de volgende kenmerken zichtbaar:
• Steeds opnieuw extreem van streek zijn wanneer een belangrijke persoon weggaat of
wanneer verwacht wordt dat hij/zij weggaat.
• Extreme en aanhoudende angst voor het verliezen van belangrijke personen of bezorgdheid
over het feit dat hen iets overkomt.
• Extreme en aanhoudende bezorgdheid over het meemaken van een gebeurtenis die zou
kunnen leiden tot scheiding van een belangrijk persoon.
• Niet weg van huis willen gaan vanwege de angst voor scheiding van een
belangrijk persoon.
• Extreme angst of tegenzin om alleen te zijn of zonder een belangrijk
persoon.
• Niet ergens anders dan thuis willen slapen zonder die belangrijke persoon.
• Nachtmerries over scheiding.
• Lichamelijke klachten wanneer men gescheiden is van een belangrijk persoon of wanneer dit
verwacht wordt.
Selectief mutisme: het kernsymptoom is gedurende minstens een maand consequent niet kunnen
spreken in sociale situaties waarin dat wel vereist is, terwijl de persoon wel in staat is de spreken in
andere situaties. De klachten ontstaan meestal in het vijfde levensjaar, maar komen vaak tot uiting
als het kind naar de basisschool gaat.
De kern van een specifieke fobie is een duidelijk aanhoudende (> zes maanden) buitenproportionele
angst voor een bepaald object, of een specifieke situatie. Het object of de situatie roept vrijwel altijd
direct angst op en wordt bewust vermeden of met spanning doorstaan. In de DSM-5 worden vijf
2
,categorieën onderscheiden: dieren, natuurverschijnselen, bloed-injectie-verwonding, situationeel en
overig. Hierbij zijn de volgende kenmerken zichtbaar:
• Angst voor een specifiek object of een specifieke situatie.
• Het object of de situatie roept vrijwel altijd direct angst op.
• Het object of de situatie wordt bewust vermeden of met spanning doorstaan.
• De angst staat niet in verhouding tot het werkelijke gevaar dat het object of de situatie met
zich meebrengt.
• De angst is persistent en meestal zes maanden of langer aanwezig.
De sociale angststoornis wordt in de DSM-5 gedefinieerd als een hardnekkige angst voor, of het
vermijden van sociale contacten of situaties waarin de kans bestaat beoordeeld te worden. Bij
sommige cliënten treedt de angst alleen op in één of enkele situaties (performance only). Ook deze
angst moet persistent zijn en meestal zes maanden of langer aanwezig zijn. Hierbij zijn de volgende
kenmerken zichtbaar:
• Angst voor sociale situaties waarin anderen mogelijk kritisch oordelen over de betrokkene.
• Men vreest een negatief oordeel van anderen over het eigen gedrag of de
angstverschijnselen.
• De sociale situaties roepen bijna altijd angst op.
• De sociale situaties worden vermeden of met spanning doorstaan.
• De angst staat niet in verhouding tot het werkelijke gevaar van de sociale situatie.
• De angst is persistent en meestal zes maanden of langer aanwezig.
Cliënten die lijden aan een paniekstoornis worden gekweld door recidiverende paniekaanvallen die
onverwacht, zonder duidelijke aanleiding optreden. Als gevolg hiervan zijn cliënten gedurende
minstens een maand bang om een nieuwe aanval te krijgen (anticipatieangst). Hierbij zijn de
volgende kenmerken zichtbaar:
• Steeds terugkomende onverwachte paniekaanvallen die gepaard gaan met vier (of meer) van
de volgende kenmerken: hartkloppingen; transpireren; trillen, beven; gevoel van verstikking;
het gevoel naar adem te snakken; pijn op de borst; misselijk of maag/buikklachten; duizelig,
onvast, licht in het hoofd; koude rillingen of opvliegers; verdoofd of tintelend gevoel;
derealisatie of depersonalisatie; angst om ‘gek te worden’; angst voor de dood.
• Minstens één van de aanvallen is gevolgd door minimaal een maand waarin men
aanhoudend bezorgd is over nieuwe paniekaanvallen en/of zich significant anders gedraagt.
Paniekaanvallen worden gedefinieerd als een abrupte golf van intense angst of ongemak die binnen
enkele minuten een piek bereikt en gepaard gaat met minstens vier fysieke en cognitieve
symptomen, zoals bijvoorbeeld hartkloppingen, trillen, duizeligheid, depersonalisatie, etc.
Agorafobie staat sinds de DSM-5 los van de paniekstoornis. Kenmerkend voor agorafobie zijn
gevoelens van angst in situaties waaruit men moeilijk weg kan of geen hulp beschikbaar is als men
last krijgt van paniek achtige symptomen of andere verschijnselen die als schaamtevol beleefd
worden. Hierbij zijn de volgende kenmerken zichtbaar:
3
, • Intense angst voor minimaal twee van de volgende situaties: reizen met het openbaar
vervoer; in een open ruimte zijn; in een afgesloten ruimte zijn; in de rij of in een menigte
staan; alleen buiten zijn.
• Men vreest de situaties omdat ontsnappen moeilijk lijkt en hulp niet beschikbaar is indien
men in paniek zou raken. Men vreest de situatie omdat men denkt dat men niet kan
ontsnappen, machteloos zou zijn of zich gênant zou gedragen.
• De betreffende situaties roepen bijna altijd angst op.
• De betreffende situaties worden vermeden of alleen ondergaan met iemand samen.
• De angst is persistent en meestal zes maanden of langer aanwezig.
Cliënten met een gegeneraliseerde angststoornis (GAS) worden gekweld door buitensporige angst en
bezorgdheid over meerdere gebeurtenissen of activiteiten. Zij kunnen hun zorgen en
piekergedachten moeilijk in de hand houden. De angst en het gepieker moet minstens een halfjaar
meer dagen wel dan niet voorkomen voor de diagnose. Ook moeten drie van de zes kenmerken
aanwezig zijn: rusteloosheid, vermoeidheid, concentratieproblemen, prikkelbaarheid, spierspanning
en slaapproblemen.
Prevalentie, incidentie en comorbiditeit
Angststoornissen behoren tot de meest voorkomende en beperkende psychische stoornissen: ze zijn
vaak chronisch van aard en daarmee geassocieerd met ernstige beperkingen in zowel het
interpersoonlijke als beroepsmatige functioneren.
• De lifetime prevalentie in Nederland is 19.6% en ongeveer twee keer zoveel vrouwen als
mannen ontwikkelen ooit in hun leven een angststoornis (25% vs. 13.8%).
• De leeftijd van ontstaan verschilt per angststoornis: separatieangst en fobieën meestal in de
kindertijd, GAS en paniekstoornis meestal in de volwassenheid.
• De sociale-angststoornis komt het meeste voor, daarna de specifieke fobie, gegeneraliseerde
angststoornis en paniekstoornis.
• De comorbiditeit met andere psychische klachten is hoog, vooral met andere
angststoornissen, stemmingsstoornissen en misbruik of afhankelijkheid van alcohol en drugs.
De comorbiditeit percentages die vermeld worden zijn tussen de 62% tot 97%.
Biologische theorieën van angst gaan ervan uit dat verschillende neurotransmittersystemen een rol
spelen.
• Ten eerste noradrenaline (norepinefrine): een hormoon dat vrijkomt in stressvolle situaties
en een belangrijke rol speelt in fight-or-flight reacties.
• Ten tweede serotonine: lage serotonine niveaus leiden tot ontregeling van andere
neurotransmittersystemen, wat leidt tot het optreden van angstreacties.
• Ten derde GABA: deze heeft een inhiberende werking op de activatie van zenuwcellen, wat
een rustgevend of angstdempend effect geeft. Lage niveaus kunnen leiden tot overactivatie
van hersengebieden betrokken bij angstreacties.
• Wat betreft de anatomische basis van angst wijst brain imaging onderzoek erop dat de
enkele breingebieden een belangrijke rol spelen in angstreacties.
- De amygdala, gelegen in de temporaalkwab, is betrokken bij verschillende angst- en
emotie gerelateerde processen als angstconditionering, reguleren van de gevolgen
van stress op het geheugen, beloning leren en verwerken van emotioneel en sociaal
relevante informatie.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur kikioudebekke. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.