Deze samenvatting bevat alle hoofdstukken van het boek Klinische neuropsychologie voor beide tentamens van KNP van de UU. Alle 23 hoofdstukken worden volledig samengevat waardoor alle begrippen, ziektebeelden en hersenmechanismen worden uitgelegd.
neuropsychologie is het wetenschapsgebied waarin de samenhang tussen gedrag en de werking van
de hersenen wordt bestudeerd.
- Dit gedrag bestaat uit waarneembare acties en reacties, maar ook uit innerlijke mentale
processen zoals denken en voelen; cognitie en emotie.
Geschiedenis van neuropsychologie:
Hippocrates: hield als eerste de hersenen verantwoordelijk voor het intellect, de zintuigen, kennis en
emoties. Dit was afwijkend toen omdat afwijkend gedrag werd toegeschreven aan bovennatuurlijke
krachten.
Aristoteles: de zetel van de ziel bevindt zich in het hart en de hersenen zouden een orgaan van
weinig belang zijn.
Descartes: formuleerde een dualistisch standpunt waarbij de ratio (geest) gescheiden bestaat van het
lichaam. De geest bevond zich in de hersenen; in de pijnappelklier.
Gall: de mens bezit verschillende mentale functies die onafhankelijk van elkaar zijn terug te voeren
op specifieke, zelfstandig functionerende delen van de hersenen die zich aan de buitenzijde van de
hersenen bevinden.
- Je zou volgens Gall aan de hand van uitstulpingen op de schedel af kunnen lezen hoe goed
een functie ontwikkeld was.
- Beschrijft voor het eerst ideeën over de relatie tussen hersenen en gedrag.
- Phineas Gage: verandering van gedrag na hersenletsel -> persoonlijkheidsverandering -> rol
van frontaalkwab in gedragsinhibitie en sociale interactie.
Broca: vermogen tot spreken verloren, maar kan nog begrijpen, handelen en onthouden. Bleek
schade aan linkerfrontaalkwab. Droeg bij aan de discussie over of mentale functies gelokaliseerd zijn
op specifieke plaatsen in de hersenen, ten gunste van de lokalisatieaanhangers.
Wernicke: patiënt kan vloeiend spreken, maar de inhoud niet meer begrijpen.
- Wernicke stelde dat er niet alleen specifieke hersengebieden zijn voor spreken en begrijpen,
maar stelde hij ook dat deze gebieden via verbindingsbanen in de hersenen met elkaar
verbonden zijn.
- Schade aan deze verbindingsbanen zou ook tot specifieke functiestoornissen moeten leiden.
Lissauer: visuele agnosie: Visuele agnosie is het niet herkennen van afbeeldingen, kleuren,
voorwerpen of personen. Bij visuele object agnosie wordt een voorwerp dat gezien wordt niet
herkend.
,Herkennen verloopt in 2 fasen:
- Apperceptie: in de eerste fase worden de structuur en de kenmerken van het object
waargenomen en ontleed.
- Associatie: in de tweede fase worden deze kenmerken gekoppeld aan kennis- of
betekenisinformatie. De stoel wordt in deze fase herkend als het voorwerp dat gebruikt
wordt om op te zitten en het woord stoel die we daarvoor gebruiken.
Patiënten die een verstoring in de eerste fase hebben, laten een onvermogen zien om
afzonderlijke elementen samen te voegen tot een geheel: apperceptieve agnosie. Zij kunnen
een afbeelding van een stoel niet herkennen en niet natekenen.
Patiënten die een verstoring in de tweede fase hebben, kunnen het wel natekenen, maar
herkennen vervolgens niet wat ze hebben getekend -> ze herkennen de aparte onderdelen
wel, maar niet het geheel. De koppeling aan de betekenis vindt dan niet plaats.
Rond 1900 kwam er op verschillende plaatsen in Europa verzet tegen lokalisatiegedachte omdat
verdere lokalisatie tot simplificatie zou leiden en hielpen ze niet bij het ontwikkelen van
behandelingen.
John-Hughlings-Jackson: schade aan een specifiek deel van de hersenen kan tot een functiestoornis
leiden, maar betekent niet dat de functie zich daar ook bevindt.
Kurt Goldstein: holistische kijk op het functioneren van hersenen: mensen reageren niet alleen vanuit
stimuli maar ook vanuit herinneringen en motivatie.
Wundt: grondlegger van de experimentele psychologie
Donders: ontwikkelde verschillende reactietijdtaken: detecteren, discrimineren, go/no go taken. Dit
gaf informatie een cognitieve functies en kon er een snelheid mee onderscheiden.
- De systematische en kwantitatieve vergelijking van verschillende taakcondities wordt de
subtractiemethode genoemd.
Psychometrie: Galton: in hoeverre zijn verschillen in vaardigheid aangeboren? Introduceerde
correlatie, regressie en normaalverdeling. Hij vergeleek de prestatie van het individu met de
prestaties van een vergelijkingsgroep die representatief was voor de hele populatie.
Luria: is een voorbeeld van een model waarin holistische en lokalisatietheorieën werden
geïntegreerd tot één globale functionele theorie. Alle gebieden zijn betrokken bij 3 basisfuncties/
functionele units die met elkaar interacteren.
1. Subcorticale hersengebieden (waaronder de hersenstam): regulatie van arousal- en
aandachtsprocessen
2. Posterieure hersengebieden: verantwoordelijk voor het verwerken van informatie die via de
zintuigen binnenkomt in de hersenen (input).
3. Anterieure hersengebieden: verantwoordelijk voor de planning en organisatie van het
handelen (output).
Informatie binnen elke functionele unit in de hersenen wordt verwerkt op drie hiërarchische
georganiseerde zones: primair, secundair en tertiair.
Input voorbeeld: informatie komt via de ogen binnen in de primaire visuele cortex ->
informatie wordt verder verwerkt in de secundaire zone -> wordt in de tertiaire zone
geïntegreerd met informatie vanuit andere zintuigen.
Bij het zien van een brandweerauto wordt in de primaire zone de fotografische representatie
(het plaatje) verwerkt. In de secundaire zone wordt het visuele beeld ontleed in
eigenschappen zoals vorm, kleur, 4 wielen, ladder, rood etc. In de tertiaire zone vindt de
, betekenisverlening plaats, waarbij naast de visuele informatie ook informatie uit andere
zintuigen wordt meegenomen zoals geluid (sirene) en geur (vuur).
- Stelt ook nog dat er sprake is van een globale indeling: gedrag kan gemoduleerd worden
door talige processen in de linkerhersenhelft of door niet-talige processen in de
rechterhersenhelft.
Geschwind: er zijn in de hersenen functionele centra die met elkaar verbonden zijn. Het verbreken
van deze verbindingen (disconnectie) leidt tot specifieke uitvalsverschijnselen = overeenkomstig met
Wernicke.
- Dissociatie: de bevinding dat een patiënt met een laesie op plaats X een stoornis heeft op
taak A, maar niet op taak B.
- Dubbele dissociatie: als er bij patiënt B met een laesie op plaats y precies het tegengestelde
wordt gevonden, namelijk een stoornis op taak B, maar niet op taak A.
Boston process approach: naast kwalitatieve analyse ook belangrijk om het gedrag van patiënten
tijdens testafname goed te analyseren.
Warrington: onderscheidde semantisch (algemene kennis) en episodisch geheugen (tijds- en
plaatsgebonden informatie).
- Door de komst van MRI en CT scans werd het lokaliseren van hersenschade minder
belangrijk, maar kwam er een grotere focus op diagnostische doeleinden.
- De locatie en omvang van de hersenschade hangt niet altijd een op een samen met de
cognitieve en gedragsmatige gevolgen.
- De intrede van computers stimuleerde het ontwerpen van netwerkmodellen voor het
functioneren van de hersenen. Kunnen het nabootsen, maar het niet verklaren.
Hoofdstuk 2:
Empirische cyclus:
Inductie: onderzoeksvraag gebaseerd op eerdere bevindingen/ waarnemingen
Deductie: wat wordt er verwacht in de specifieke situatie van het onderzoek.
Operationalisering: er wordt concreet gemaakt wat er precies gemeten en of gemanipuleerd wordt.
Fundamentele vraagstellingen: zijn erop gericht om kennis te vergroten en hoeven geen direct
maatschappelijk nut te hebben.
Toegepaste vraagstellingen: richten zich op het vergroten van kennis over een ziektebeeld in de
praktijk, het verbeteren van diagnostiek of behandeling.
Ratioscore: hoe complexere condities zich verhouden tot de simpelere conditie.
Experimentele taken: duurt langer omdat er informatie verzamelt moet worden van een controle
groep en taken vaak uit meerdere condities en trials bestaan in minder comfortabele
omstandigheden. -> slecht te gebruiken in de praktijk.
- Er wordt gebruik gemaakt van serious games: spelelementen die aangepast kunnen worden
naar het niveau van het individu en waarbij gewerkt kan worden met een beloningssysteem.
, Dit kan leiden tot preciezere uitkomstmeting en/ of hogere motivatie. Ook kunnen meer
tests nu digitaal worden afgenomen.
- Nadeel van testen is dat er een kloof kan ontstaan met gedrag dat in het dagelijks leven van
mensen gevraagd wordt. Daarom worden er vragenlijsten en observatielijsten toegevoegd.
- Virtual reality en augmented reality; het toevoegen van virtuele elementen aan een
bestaande omgeving, kunnen gebruikt worden om gedrag te observeren in een omgeving die
zowel ecologisch valide als gestandaardiseerd en veilig is.
- Als onderzoek gedaan wordt in de ruimtelijke oriëntatie zoals navigatieproblemen, dan kan
virtual reality een uitkomst bieden, ook kunnen eigenschappen van een virtueel lichaam
aangepast worden.
- Uitkomstmaat op functieniveau (gezichtsveld voor en na de behandeling), activiteitenniveau
(in hoeverre kan weer een actie uitgevoerd worden) en participatieniveau (in hoeverre kan er
weer zelfstandig deelgenomen worden in delen van de samenleving zoals verkeer).
Beschrijvend onderzoek: gaat over de observatie van populaties of een enkele proefpersoon. Er
worden geen variabelen gecontroleerd of gemanipuleerd; is nuttig om eigenschappen en aantallen in
kaart te brengen.
Correlationeel onderzoek: worden groepen met elkaar vergeleken zonder het manipuleren van
variabelen of condities. Bij dit type onderzoek wordt vooral gekeken naar de samenhang tussen
factoren, bijvoorbeeld op basis van eigenschappen die natuurlijk aanwezig zijn of als ze verschillende
condities ondergaan zijn, maar deze niet voor het onderzoek gemanipuleerd zijn.
Experimenteel: variabele wordt gemanipuleerd voor het onderzoek om een verschil aan te tonen.
Quasi-experimenteel: manipulatie wordt toegepast in het dagelijkse leven.
Een cross-over-trial: AB/BA-design.
Multiple baseline design: is het doen van meerdere voormetingen om vast te stellen wat de baseline
is en/ of hoe eventueel herstel verloopt. Door de stabiele baseline kunnen eventuele verbeteringen
eenduidiger worden toegeschreven aan het effect van de behandeling. Bijvoorbeeld als er geen
controle groep is of als het niet wenselijk of ethisch is om iemand te onthouden van een behandeling
of welke tijd het beste is om een behandeling toe te passen.
- Houdt geen rekening met placebo of test-hertesteffecten want daarvoor is een controle
groep nodig.
Cohortstudie: 1 groep wordt voor langere tijd onderzocht: longitudinaal.
Case studie: om data te verzamelen over unieke personen of groepen. Er wordt gebruik gemaakt van
enkele en dubbele dissociatie.
Valorisatie: het omzetten van kennis naar een product, dienst of proces
Implementatie: het invoeren van dat proces.
Het zorgen voor aansluiting bij de behoeften van de patiënten, rekening houden met of ene
behandeling duur is.
PICO: populatie, interventie, controle, outcome
Hoofdstuk 3:
Anosognosie: niet bewust van een ziektebeeld.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur clairesevereijns. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.