Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
(Oefen)tentamen (uitwerkingen) - cijfer 7,5 - Rechtsfilosofie B (640324-B-6) 2022/2023 €7,49   Ajouter au panier

Examen

(Oefen)tentamen (uitwerkingen) - cijfer 7,5 - Rechtsfilosofie B (640324-B-6) 2022/2023

 39 vues  4 achats
  • Cours
  • Établissement

In dit document zijn een tentamenvragen van het vak Rechtsfilosofie B opgenomen en uitgewerkt. Op elke tentamenvraag wordt een antwoord vermeld en uitgebreid onderbouwd, zodat je weet wat je extra goed moet oefenen en het antwoord beter kan begrijpen. Ook worden de open essayvragen behandeld en...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 60  pages

  • 19 juin 2023
  • 60
  • 2022/2023
  • Examen
  • Questions et réponses
avatar-seller
Rechtsfilosofie B: oefen MC/TT-vragen




 Goede antwoord: C, het handvest is in feite een grondwet in
materiële zin en niet in formele zin.
- Bij A, er wordt door het Hof gezweigd over legitimiteit.

 Week 2
1. In Les Verts overweegt het Europese Hof van Justitie (EHJ) het
volgende:
‘In dit verband dient allereerst te worden beklemtoond dat de Europese
Economische Gemeenschap een rechtsgemeenschap is in die zin, dat
noch haar lidstaten noch haar instellingen ontkomen aan het toezicht op
de verenigbaarheid van hun handelingen met het constitutionele handvest
waarop de Gemeenschap gestoeld is, namelijk het verdrag.’
Aan welk onderscheid gaat het EHJ voorbij in deze passage?
- A: Door te spreken over het Verdrag als Constitutioneel Handvest
bevestigt het EHJ de constitutionalisering van het
gemeenschapsrecht maar gaat het voorbij aan de legaliteit ervan.
- B: Door te spreken over het Verdrag als constitutioneel handvest
bevestigt het EHJ de legaliteit van Europese wetgeving maar gaat
het voorbij aan de legitimiteit ervan.

, - C: Door te spreken over het Verdrag als Constitutioneel Handvest
beklemtoont het EHJ de legitimiteit van het Verdrag maar gaat
het voorbij aan het democratische tekort ervan.
 Les Verts: verdragen zijn een constitutioneel handvest, daardoor
spreken we van een rechtsgemeenschap en een autonome
rechtsgemeenschap/orde (EHJ).

 1 = B juiste antwoord
- A fout
- B goed
- C fout

2. In Costa v. Enel overweegt het EHJ dat het gemeenschapsrecht
voortvloeit uit een ‘autonome bron’ en bevestigt daarmee de
autonomie van het gemeenschapsrecht.
Wat betekent autonomie in een democratie?
- A: Zelfwetgeving van en door het volk
- B: Dat het EU recht zich verzelfstandigt ten opzichte van de
nationale rechtsorde van de lidstaten
- C: Dat de rechter de macht toekomt om te beslissen over de
bevoegdheidsverdeling tussen de EU en haar Lidstaten

 2 = A juiste antwoord
- A goed: Latijnse woorden ‘auto’ en ‘nomos’.
- B fout:  dit is een implicatie van het gemeenschapsrecht, maar
het is niet wat autonomie betekent.
- C fout:  dit is een implicatie dat er autonomie zou zijn bij EU
recht, maar het is niet wat autonomie betekent.

3. In het Maastricht-arrest stelt het Duitse Constitutionele Hof dat ‘van
de versterking van het democratiebeginsel wordt verwacht dat dit
het werk op gemeenschapsniveau in alle organen verbetert.’
Met een versterking van het democratiebeginsel bedoelt het Duits
Constitutionele Hof:
- A: Dat het Europese volk in het EU-parlement vertegenwoordigd
moet worden
- B: Dat het Europese Hof van Justitie optreedt als een
Constitutioneel Hof en zo het Europese volk beter representeert
- C: Dat democratische legitimatie moet plaatsvinden via de
nationale parlementen

 3 = C juiste antwoord
- A fout: Er is geen sprake van een Europees volk, daarom kan er
geen sprake zijn van een EU-parlement volgen het BVerfG.
- B fout: het BVerfG zegt dat er geen Europees volk is + het
Europese Hof heeft geen Constitutioneel Hof, want dan moet er
eerst een constitutie tot stand zijn gebracht door een Europees
volk. Dat is er niet.

, - C goed: de nationale parlementen moeten betrokken worden bij
de democratie binnen de EU, aangezien de nationale
parlementen wel democratisch verkozen zijn door het volk.

4. Hoe vat het Bundesverfassungsgericht het democratisch tekort
van de EU samen?
- A: De homogeniteit van het Europese volk is relatief en nog
onvoldoende uitgekristalliseerd om als grondslag te mogen
fungeren voor een autonome rechtsorde.
- B: Er is geen sprake van politieke wilsuitsluiting van een Europees
volk in een door zichzelf gelegitimeerd en gestuurd proces.
- C: De Lidstaten hebben besloten hun bevoegdheden over te
dragen aan een statenverbond, niet om, als Heren van het
Verdrag, die bevoegdheden gezamenlijk uit te oefenen in de
vorm van een bondstaat.

 4 = B juiste antwoord
- A fout: In de kern zijn wij het eens en daarom kunnen we het over
andere dingen oneens zijn. Het BVerfG ontkent dat er sprake is
van enige relatieve homogeniteit binnen het Europese volk.
- B goed:
- C fout: de begrippen statenverbond en bondstaat worden hier
door elkaar gehaald. Een bondstaat bestaat uit een overdracht
van soevereine rechten aan een hogere macht. Een
statenverbond behandelt collectief soevereine rechten en die
werken zij samen uit. Deze 2 begrippen worden in dit antwoord
door elkaar gehaald, daarom antwoord onjuist.
 BVerfG zegt: wil er sprake zijn van een volk, dan moet er in bepaalde
mate sprake zijn van homogeniteit.

5. In het Maastricht-arrest van 12 oktober 1993 overweegt het Duits
Constitutionele Hof (DCH) het volgende:
‘Het democratiebeginsel staat niet in de weg aan deelname door de
Bondsrepubliek Duitsland aan een – supranationaal georganiseerde
– gemeenschap tussen de staten. Voorwaarde bij lidmaatschap is
echter, dat een van het volk uitgaande legitimatie en beïnvloeding
door het volk ook binnen dat statenverbond verzekerd is. Ingeval
een verbond van democratische staten soevereine belangen
behartigt en daartoe soevereine bevoegdheden uitoefent, zijn het
vooraleerst de staatsvolken van de lidstaten, die daaraan langs de
weg van de nationale parlementen legitimatie dienen te
verschaffen.’
Wat is géén implicaties van deze overweging van het DCH?
- A: er is voor wat betreft het gemeenschapsrecht slechts sprake
van hun indirecte legitimatie.
- B: de legitimiteit van het gemeenschapsrecht vloeit voort uit de
nationale parlementen en is derhalve terug te voeren op de
volkeren van de verschillende lidstaten

, - C: Het Europese Hof van Justitie beslist over de
bevoegdheidsverdeling tussen de EU en haar lidstaten

 5 = C juiste antwoord
- A fout
- B fout: het zijn de parlementen die instellingen moeten geven.
- C goed: het is geen implicatie…

 Week 3




Juiste antwoord: D
- Een statenverbond en een bondstaat zijn scherp onderscheiden.
Ze kunnen dus niet samen verenigd zijn. Dat is wel het geval bij
een ‘sui generis’ gemeenschap, die kan dus ook niet.

1. In zijn kritiek op het Maastricht-arrest van het BVerfG stelt
Koopmans het volgende:
‘In zijn nogal lyrisch gestemde passages over het ‘Staatsvolk’ valt
het gerecht … terug op de gedachte van het homogeniteit van de
bevolking als wezenkenmerk van de democratie. De implicatie is
kennelijk dat een stedeling uit Aarhus of Aberdeen zich niet erg
homogeen zal voelen met een boer uit Peleponnesus of een
kloosterling uit Trapani. Daar zit o zich iets in, maar het is als
argument lichtelijk lachwekkend in een tijd waarin
honderdduizenden Turken in Berlijn wonen en waarin Londen, for all
practical purposes, een multi-ethische stad is geworden.’
Vanuit de visie van het BVerfG slaat deze kritiek de plank mis
omdat:
A. Het volstaat dat de homogeniteit van het Staatsvolk
voorondersteld wordt, niet dat zij reëel bestaat
B. Een rechtsorde slechts democratisch is wanneer het een
verbeelding is van wat een veelheid van mensen inhoudelijk
verbindt
C. Burgers kunnen zich niet als minderheid óf meerderheid
begrijpen als zij het niet eens zijn over wat hen als geheel
samenbindt.

 Juiste antwoord
- C is juiste antwoord:

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur maudvderzee. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73314 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!

Récemment vu par vous


€7,49  4x  vendu
  • (0)
  Ajouter