Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting HAVO 4 Geschiedenis Hoofdstuk 10 (De tweede Wereldoorlog, Koloniën, Holocaust, Ontstaan van het fascisme in Europa) €6,45   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting HAVO 4 Geschiedenis Hoofdstuk 10 (De tweede Wereldoorlog, Koloniën, Holocaust, Ontstaan van het fascisme in Europa)

 0 vue  0 fois vendu
  • Cours
  • Type

In deze samenvatting staat een samenvatting over de tweede wereldoorlog, over de holocaust, hoe het Fascisme Europa overnam, het Duitste rijk, de bezetting van Nederland, Japan, VS, Massavernietigingswapens en over het verzet van de bevolking van Azië tegen het kolonialisme

Aperçu 2 sur 6  pages

  • 24 juin 2023
  • 6
  • 2022/2023
  • Resume
  • Lycée
  • 4
avatar-seller
10.1 Nazi-Duitsland en het fascisme in Europa
KA: De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van
massaorganisatie
KA: Het in de praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en
fascisme/nationaalsocialisme

- 1919  Duitsland had een democratische republiek gesticht  de Weimarrepubliek  het
parlement was sterk verdeeld en kon moeilijk tot besluiten komen  Hitler zag dit als een
oorzaak voor ellendige staat waarin Duitsland verkeerde  zijn Ideologie
Nationaalsocialisme  ging ervan uit dat de oer-Duitse (Germaanse) Natie alleen kan
worden hersteld door een krachtige leider.
- Hitler trok veel kiezers  1933 werd hij rijkskanselier  Hitler verbood alle politieke partijen
(behalve van hemzelf  de Nationaalsocialistische Duitse Arbeidspartij, NSDAP)
- Duitse democratie ten einde nadat Hitler aan de macht was gekomen 
nationaalsocialistische idealen grote schaal verspreid door propaganda  speciale minister
(Joseph Goebbels) om Duitsers nationaalsocialistisch te laten denken (door bv: kranten, radio,
film)
- Wie afweek van het ideaal had volgens nazi’s geen plaats in nieuwe Duitsland
- De Nazi’s beschouwde niet alleen democratie en kapitalisme als vijand, maar ook het
communisme  Duitse burgers die zich openlijk verzetten tegen nazi’s (of ervan werden
verdacht)  kregen te maken met terreur en geweld door geheime staatspolitie en
knokploegen.
- Een kenmerk voor nationaalsocialisme is extreem antisemitisme (Haat tegen joden)  Hitler
voegde er racisme aan toe  hij stelde dat er wezenlijke verschillen bestonden tussen
menselijke rassen en dat ze daarom verschillend moesten worden behandeld (discriminatie)
- Het Germaanse ras (Arische ras) stond volgens hem bovenaan  zigeuners en joden hoorden
tot de lagere klassen volgens Hitler  in de propaganda van Hitler werden joden ervan
beschuldigd grote invloed te hebben op het kapitalistische systeem  daardoor zouden hun
schuldig zijn van de politieke problemen in Duitsland  Hitler begon met uitsluiten van joden
uit de Duitse samenleving.  Neurenberger wetten uit 1935:
 Joden mochten niet met niet-joden trouwen
 Joden verloren burgerrechten
- In de nacht van 9 op 10 november 1938  nazi’s deden een georganiseerde aanval (pogrom)
op joden in heel Duitsland  Kristallnacht, tijdens deze nacht werden honderden synagogen,
winkels en huizen aangevallen en in brand gestoken  tientallen Joodse slachtoffers
- Hitler beloofde om werkeloosheid in Duitsland op te lossen  deze belofte kwam hij na  er
ontstond een gemengde economie  nog wel ruimte voor privé-eigendom, maar greep de
staat ook fors in  soms ging nazi’s over tot nationalisatie van productiemiddelen door
bedrijven over te kopen  hierdoor Duitsland niet meer afhankelijk van het buitenland 
algemeen belang telde, niet het belang van het individu  werklozen in Duitsland daalde van
6 miljoen in 1933 naar 1 miljoen in 1936  kwam omdat Hitler werklozen snelwegen liet
aanleggen, in het leger opnam of liet werken in de wapenproductie  werkeloosheid
verdween.
- Overheid maakte wel schulden  Hitler schond het Verdrag van Versailles, de beperkingen
had opgelegd aan de omvang van het Duitse leger en de bewapening.
- Hitlers nazibewind stond niet op zichzelf  het was uiting van een breder verschijnsel in het
Europa van na de Eerste Wereldoorlog  fascisme  opkomst ervan te maken met de
situatie na 1918

, - Na Eerste Wereldoorlog verloren mensen in Europa hun vertrouwen in de democratie en
kapitalisme  in de democratisch gekozen parlementen werkte vaak partijen niet samen 
regeringen niet stabiel  in begin van jaren 20 waren er ook veel economische problemen 
mensen kregen het gevoel dat parlementaire, democratie en economisch liberalisme tot
onmacht leidden  die onmacht was bijvoorbeeld gebleken toen de democratische regering
van Duitsland, die de Eerste Wereldoorlog verloor, een vernederend vredesverdrag had
moeten onder tekenen.
- Mensen verlangde naar een sterke leider  mensen waren bang voor communisten, die
zojuist in Rusland de macht hadden gegrepen  mensen vreesde dat het communisme meer
landen zou overnemen  in de jaren 20 en 30 bood het fascisme een alternatief voor zowel
de parlementaire democratie met zijn economisch liberalisme als het communisme en zijn
staatsgeleide economie
- Fascistische beweging begon in Italië  oktober 1922 stuurde Mussolini duizenden mannen
nar Rome  hiermee zetten hij de regering onder druk  Italiaanse koning raakte in paniek
en gaf Mussolini de opdracht om zelf een regering te vormen  Mussolini breidde zijn macht
uit en in 1926 regeerde hij als dictator over het hele land  Mussolini gebruikte zijn macht
om tegen iedereen die het niet eens was met hem of afweek van wat hij als ‘normaal’ zag
- Italiaanse fascisme had een voorbeeldwerking in Europa  in 1928 nam een fascistische
generaal de macht over Portugal, maar ook Hitler zag Italië als zijn voorbeeld  Hitler voegde
er wel eigen opvattingen aan toe  zoals het rassenleer en in het verlengde daarvan het
antisemitisme
- Spanje was het derde grote Europese land waar fascisten de macht overnamen  dit
gebeurde tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939)  rechtse groepen (onder leiding
van Francisco Franco) vochten tegen democratisch gekozen regering  de strijd had
verschillende redenen:
 Linkse regering had landbouwgrond onteigend om economie weer bovenop te
helpen  groot grondbezitters de dupe
 Regering beperkte de macht van de rooms-katholieke kerk
 Bezuinigde op de uitgaven van het leger
 De regering gaf gebieden als Baskenland en Catalonië te veel zelfstandigheid
- Franco meende dat Spanje uit elkaar ging vallen en ontketende een opstand  de oorlog in
Spanje werd ook wel de proeftuin van de tweede wereldoorlog genoemd  dit kwam omdat
ook andere Europese landen zich met de oorlog gingen bemoeien  Hitler en Mussolini
steunde Franco, SU leverde wapens en goederen aan de Linkse regering  GB en Frankrijk
hielden zich afzijdig  Burgeroorlog in Spanje werd in 1939 gewonnen door Franco  Spanje
werd daardoor fascistische dictatuur  bleef tot de dood van Franco in 1975
- Na eerste wereldoorlog was Europa veranderd  continent met Communisten in het oosten,
fascisten in Italië, Duitsland, Portugal en Spanje en parlementaire democratieën daaromheen.


10.2 De Duitse bezetting
KA: Het voeren van twee wereldoorlogen
KA: De Duitse bezetting van Nederland
- De verplichte ondertekening van de ariërverklaring was een van de eerste maatregelen die de
Duitsers namen na ze Nederland op 10 mei 1940 waren binnengevallen  meeste
ambtenaren waren het niet eens met de bezetting, maar ze probeerde zich zo goed mogelijk
aan te passen aan de situatie
- Duitse bezetting van Nederland duurde van 1940 tot 1945  had grote gevolgen:
 Ten eerste, politieke gevolgen  op 29 mei 1940 benoemde Hitler Arthur Seyss-
Inquart tot ‘rijkscommissaris voor het bezetten Nederlandse gebied’  hierdoor
kreeg Arthur veel macht, hij maakte Nederland en dictatuur  1941 verbood hij alle
politieke partijen behalve de Nationaalsocialistische Beweging (NSB)  deze werd

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur silkegroenen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,45. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

76449 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,45
  • (0)
  Ajouter